Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beginnen bij het begin . . .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beginnen bij het begin . . .

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galiléa gaan, en daar zullen zij Mij zien. Mattheüs 28, 10

Als er in ons leven hoogtepunten zijn, willen we dat vieren. We maken een feest. We leven er heen en we wennen daarna langzamerhand aan de gedachte dat het nu toch echt voorbij is.
In de kerk is dat in de loop der eeuwen ook zo geworden met de kerkelijke feesten. Het Paasfeest is vanouds hét grote feest van de kerk geweest.
Het heeft een voorbereidingstijd gekregen van veertig dagen of zoals sommigen willen van zeven lijdenszondagen. Nu zijn we in de week na Pasen terecht gekomen. Deze zondag is de achtste dag van het feest - beloken Pasen - maar ook dan is het feest nog niet voorbij, de tijd na Pasen is het spiegelbeeld van de tijd voor Pasen, nu is er de vreugdetijd, die vervuld wordt op de vijftigste dag, als we de uitstorting van de Heilige Geest gedenken.
Intussen begint zich echter weer af te tekenen, dat we verder moeten. De roes van het feest gaat snel voorbij, de vreugdedronkenheid van de paasviering zelf ook. En daarom luisteren we in deze meditatie naar een woord van Jezus tot de vrouwen. Hier worden genoemd: Maria van Magdala en de andere Maria, (v. 1) Zij hebben blijkens vers 1 de nachtwacht bij het graf gehouden en zijn in de vroege morgen getuige geweest van de nederdaling van de engel, die de steen wegwentelde van het graf. De engel is voor hen de brenger van de blijde boodschap van de opstanding en reeds de engel heeft hen gezegd naar Galiléa te gaan: daar zult gij Hem zien! (v. 7)
De vrouwen moeten het de discipelen zeggen en ze moeten naar Galiléa. Maar op hun weg van het graf ontmoet hen Jezus zelf!
Zij herkennen Hem dadelijk. Zij grijpen zijn voeten en aanbidden Hem.
Maar ook Jezus zet hen a.h.w. dadelijk in beweging.
En in wat Jezus zegt vallen twee dingen te noteren, die ik in deze meditatie wil aanstippen.
In de eerste plaats dit: Jezus spreekt hier van zijn discipelen als broeders. Het zijn de leerlingen, die Hem in het beslissende ogenblik in de steek lieten. Zij konden niet met Hem waken in de hof van Gethsémane. Als Jezus gevangen genomen is, vluchtten ze weg. Petrus wordt hier niet apart genoemd, zoals bv. in Markus 16, 7, maar het gaat in deze broeders ook om hem die Jezus verloochend heeft.
Als Jezus teruggekeerd is of liever als Hij hen vooruitgegaan is door de dood heen in het eeuwige leven: zijn rijk, spreekt Hij geen woorden van verwijt, geen beschuldigende woorden, maar is Hij vol barmhartigheid.
Dat is niet minder dan een wonder.
Weet hebben van Golgotha, is immers weet hebben van de menselijke zonde. Golgotha is heel de gruwelijke menselijke boosheid die opstaat tegen de knecht des HEREN. Golgotha is de menselijke zonde die dwaasheid is, de Heiland, de Heer, de enige die de goede weg wijst en ook is, wordt aan het kruis genageld.
Golgotha, heel het gebeuren van de laatste dagen van Jezus, maakt zichtbaar hoe grondig de mens het verknoeid heeft, hoe weinig benul hij heeft van de weg van God.
En als dat er nu allemaal uitgekomen is, als Jezus werkelijk gestorven is en we belijden dat het kruis het dieptepunt toont, van waartoe de mens in staat is, - wel op dat moment wordt niet alleen de Messias gerechtvaardigd en wekt God Hem op, de Messias treedt ook zijn kerk tegemoet en zegt: broeders! Dat is alleen maar evangelie, goede tijding.

Onze menselijke zonde, is stuk gelopen op zijn liefde. Je komt als je dat geheim wilt doorgronden altijd weer terecht bij Jesaja 53: „Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtheid op Hem doen neerkomen."
Als Hij sterft, draagt Hij ook werkelijk de schuld weg en daarom is Hij het Lam van God. De verzoening is het geheim van de wijze waarop Jezus deze vrouwen tegemoet treedt.
Zo komt de Heer ons tegen en Hij noemt ons „broeders". Wat een geweldige boodschap van bevrijding, zo mogen we het geloven en verder gaan. Hij zegt het zelf! Je wordt weer opgericht.
Het evangelie staat niet stil bij wat er gepasseerd is. „Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galiléa gaan, daar zullen zij Mij zien."
De wijze waarop Mattheüs hier het opstandingsgebeuren vertelt, lijkt op het begin van zijn evangelie. Dat zit in twee dingen. Telkens maakt in het begin van dit evangelie de engel des HEREN aan Jozef duidelijk wat er moet gebeuren. Hij vertelt Jozef van de geboorte, van de plannen van Herodes en geeft het bevel voor de vlucht. Later geeft hij ook het sein voor de terugkeer. (1, 20-24; 2, 13-19) En in de tweede plaats geschiedt die aanknoping bij het begin door het spreken over Galiléa. In een droom maakte God Jozef duidelijk dat hij naar Galiléa moest uitwijken. Jezus' optreden begint in Galiléa. (2, 22; 4, 12-15)
In het woord van de engel tot de vrouwen en nu in het woord van Jezus worden de lijnen teruggebogen naar het begin. Pasen blijkt in te houden dat nu alles weer van voren af aan gaat beginnen. Het evangelie van de opstanding behelst een nieuw begin.
Er moet weer gewerkt worden. Nu moeten de leerlingen naar Galiléa, daar mogen ze niet hun oude handwerk weer opvatten, maar worden ze vissers van mensen.

Aan de andere kant moet nu ook gezegd worden, het gaat niet gewoon door, zoals het tevoren ook ging. Want Jezus is opgestaan uit de doden. Dat betekent dat het einde der eeuwen reeds is verschenen, dat de toekomst begonnen is. De opstanding is in het N.T. eigenlijk einde der tijden, voltooiing van de geschiedenis. Dat einde is in Jezus reeds aangebroken. De geschiedenis is in Jezus reeds tot z'n voltooiing gekomen. Het gaat door, maar het punt waar je naartoe gaat, is al een keer zichtbaar geworden in de geschiedenis. Opstanding wijst aan: je gaat naar Galiléa, maar nu kan het niet meer misgaan, je gaat daarom in hoop en in verwachting.
De discipelen zullen apostelen zijn. Van Galiléa uit de wereld in! Maar voor ieder gelovig mens begint er op Pasen een nieuwe weg, de weg van Jezus die nu begaanbaar is geworden. De weg van de gehoorzame dienaar, de zoon, omdat Christus ons zijn broeders noemt. En de discipelen die naar Galiléa gaan, zullen Hem daar zien. Daar waar het werk doorgaat, daar waar het nieuwe begin is, dáár zullen ze Hem zien!

Mattheüs vertelt daarop nog slechts één verschijning, die tegelijk verbonden is met het slot van het evangelie. Het is een verschijning vol bemoediging.
Zo worden de leerlingen na Pasen aan het werk gezet. En met ons is het niet anders. Het feest moet ons nu inspireren: wij gedenken de machtige daden des Heren om weer verder te gaan. Naar Galiléa, de wereld in, we moeten van Hem zijn, immers Hij noemt ons broeders, na alles wat er gepasseerd is.
Wie die vreugdetijding hoort en aanvaardt, kan verder.
En we zullen Hem zien, wij op onze beurt, als alles is volbracht. Pasen bergt in zich de belofte van de grote morgen, als eindelijk de dag aanbreekt, zonder dat het ooit weer nacht wordt.

Hillegom, G.C. van de Kamp

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1977

De Wekker | 8 Pagina's

Beginnen bij het begin . . .

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1977

De Wekker | 8 Pagina's