Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vertroosting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vertroosting

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij". Psalm 23: 4.

David, de man naar Gods hart, heeft deze psalm mogen dichten. David mag in deze Psalm iets vertolken van zijn levenservaring. David ontleent in deze Psalm beelden aan het herdersleven. David spreekt over de herderlijke zorg des Heeren voor Zijn volk.
David spreekt in het vierde vers over „een dal der schaduw des doods."
Zo'n dal was David meerdere malen doorgegaan met zijn kudde. Er valt hier te denken aan een nauw dal met overhangende rotswanden. In zo'n dal kan nauwelijks licht doordringen. In zo'n dal dreigt doodsgevaar voor de schapen. Hier sluipen de roofdieren rond om de schapen te verslinden. Zonder de herder zouden de schapen reddeloos verloren zijn.
David is in zijn persoonlijk leven meerdere malen door een dal der schaduw des doods doorgegaan. Hij weet wat het is als de dood dreigt. Nu mag David het in deze psalm zeggen: „Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen." Een onbekeerd mens, ook een onbekeerd kerkmens, heeft alles te vrezen als de dood nadert. Want dan komt het moment van verantwoording. Maar een kind van God mag het door genade in de oefening des geloofs zeggen: Ik zou geen kwaad vrezen. Nu is het opmerkelijk dat er niet staat: Er zal mij geen kwaad overkomen. Het leven van David is ook door dalen der schaduw des doods doorgegaan. Ook David is gestorven. David mag weten dat de HEERE zijn Herder is. Daarom vreest hij niet. „Want Gij zijt met mij". Als de herder bij de schapen is wanneer er gevaar dreigt, wanneer de dood dreigt, dan hebben de schapen niets te vrezen. De herder is er immers. Zo is het nu ook met David. De HEERE is met hem. De HEERE doet Zijn vertroosting bemerken in een dal der schaduw des doods. „Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij". De stok en de staf zijn twee instrumenten waarvan de herder zich bedient. De stok dient om aanvallen van rovers of wilde dieren af te slaan. De stok betekent bescherming tegen gevaren van buitenaf.
Dan is daar ook nog de staf. Ook die staf is noodzakelijk. Er zijn telkens schapen die willen afdwalen van de kudde. Met de kromming van de staf kan het schaap bij de nek worden vastgepakt als dat nodig is en weer op het goede pad worden gebracht. In de donkere dalen, in de dalen der schaduw des doods, tikt de herder met de staf op de rotsbodem. Het schaap ziet niet waar de herder gaat, maar wel hoort het schaap het getik en kan zo de herder volgen.
Wat betekent het nu voor David als hij zegt: Uw stok en Uw staf die vertroosten mij? Het wil zeggen dat de HEERE David beveiligt. Het beeld van de stok geeft aan dat de HEERE David beveiligt voor vijanden van buitenaf. Ook wordt de staf genoemd. De staf geeft beveiliging tegen vijanden van binnen. David draagt, na ontvangen genade, nog zo'n dwaalziek hart met zich om. De HEERE zorgt er nu met Zijn staf voor dat David bij de kudde blijft. De HEERE betoont Zijn herderlijke zorg aan David. Aan David en aan al de ware gelovigen kan ten diepste die herderijke zorg betoond worden door het borgwerk van de Heere Jezus Christus. Christus betuigt het van Zichzelf in Joh. 10: 11 „Ik ben de Goede Herder." Plaatsvervangend moest de Goede Herder lijden en sterven opdat de Zijnen het leven zouden hebben en overvloed.
Is uw leven al eens door een dal der schaduw des doods gegaan? Allen moeten we eens door het grote dal van de schaduw des doods, in zoverre we de wederkomst niet zullen meemaken. Wat is het ontzettend als u nog onbekeerd voortleeft. Laat het u op de knieën mogen brengen. Zoekt den HEERE. Het is nog het heden der genade.
Van de ware gelovigen mag gelden: „Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij." Van Gods kant geldt dit onveranderlijk. Bij de HEERE ligt het vast. U moet echter niet denken dat de ware gelovigen dit altijd beoefenen. Het kan nog zo donker en duister zijn, ook bij het naderen van de dood. Als de dood in al zijn benauwende kracht op hen afkomt is er nog menigmaal de vrees voor eeuwig om te komen. De ware gelovigen hebben niet altijd een rustig sterfbed. Maar al gaan zij donker heen, de HEERE is toch met hen. De HEERE is hun Herder. Het zal hen aan niets ontbreken. De HEERE is met hen. De HEERE zal hen opnemen in heerlijkheid. Van al degenen die zalig zullen worden geldt, of zij het geloof in de laatste levensperiode nu levendig mogen beoefenen of niet: „Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij."

A. van Heteren

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1977

De Wekker | 8 Pagina's

Vertroosting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1977

De Wekker | 8 Pagina's