Schooldag 1977 - niet beschaamd
Het thema
Wat is de Here, de Koning van Zijn Kerk, weer goed over en voor ons geweest!
Wat heeft Hij in Zijn gunst ons een rijke Schooldag gegeven
Wat heeft Hij alles doen meewerken zodat we bemoedigd en gesterkt allen naar huis konden gaan, hetzij we dichtbij of ver van de Loolaan-kerk wonen. De trouw van de Here prijzen we.
We slaan ons niet op de borst: dat hebben wij weer gepresteerd en we hebben eens even laten zien dat wij er ook nog zijn als kleine Chr. Geref. Kerk.
Neen, we zijn de Here dankbaar voor Zijn werk en trouw en goedheid.
Dat kwam uit in de prachtige opkomst, de goede sfeer, het fijne zingen, de uitstekende collecte, de opbouwende toespraken.
We hebben er allen iets van mogen gevoelen, vermoed ik: kerk-zijn is een wonder.
Dat maken wij niet, maar dat geeft de Here.
Er mag in ons kerkelijk leven nog zoveel aan de orde zijn en aan de orde komen - maar de liefde tot de Koning van de Kerk en daarom tot de Kerk van de Koning bindt ons op wonderlijke, bijna mystieke wijze samen.
Daarom kunnen noch mogen, willen noch durven we elkaar los te laten, omdat we dwars door onze zonden heen merken dat de Here ons niet loslaat en Hij met Zijn Geest nog werkt.
Daarom zijn wij niet beschaamd - in ons geloof in Gods trouw, in onze hoop voor Zijn Kerk en in onze liefde tot elkaar.
Ik schrijf het expres zo, omdat het thema van deze Schooldag het woord schamen en niet schamen raakte. De beide sprekers borduurden op dit thema en de president-curator nam dit thema in zijn slotwoord op.
Samenvattend: we moeten ons over veel schamen, maar we zijn niet beschaamd in de trouwe zorg en de zorgende trouw van onze gezegende Heiland van Wiens genade we alleen maar leven kunnen en Wiens Naam groot te maken de last en de lust van Zijn Kerk is.
Opening
Om 10.30 uur opende de rector, prof. dr. W.H. Velema, de Schooldag.
De inzet was een lofpsalm: Psalm 33: 1 en 6.
Organist was ook dit jaar weer G. Ploeg uit Apeldoorn, die een juist tempo aangaf.
We luisterden naar I Korinthe 2 en baden daarna samen.
Een hartelijk welkom werd de Schooldagbezoekers, weer gekomen uit Oost en West, Noord en Zuid, toegeroepen. Eén zaak, één Geest en één Woord bindt en drijft ons.
Herdacht werd het overlijden van de in februari op hoge leeftijd (97) gestorven, mevr. R. v.d. Meiden-v.d. Hout, weduwe van wijlen prof. L.H. v.d. Meiden en curator ds. C. Verhage, die in juli op 53 jarige leeftijd stierf. Hoe broos en vergankelijk is ons leven. Het is goed daar aan te denken, maar voor wie in Christus is geborgen geldt dat hij met de laatste reis naar het beste huis gaat.
Een Schooldag als deze bewijst dat onze Hogeschool een achterland heeft; beter: verworteld is in de kerken. Het is een geweldige bemoediging dat er zoveel liefde en belangstelling voor de Schooldag is.
Het is synode-jaar. Volgende week, aldus de rector, moet de synode beslissen over de voorstellen van het Curatorium: de instelling van een doctoraalopleiding en de uitbreiding van het bestaande Schoolgebouw.
We hopen dat de synode deze voorstellen zal aanvaarden.
Uit 1 Korinthe 2 blijkt dat we om theologie te bedrijven de Heilige Geest nodig hebben. Nooit mogen we een vaktechnische Hogeschool worden. Onontbeerlijk is de leiding van de Heilige Geest. De Geest doorzoekt de diepten Gods. Dat betekent dat we geen theologie kunnen studeren zonder geloof en zonder gebogen en gebeden te hebben.
Men zou bij het horen van de plannen kunnen vragen: zal de wetenschap het niet winnen van de vreze des Heren? Daarom moeten we de theologie beoefenen onder de leiding en kracht van de Heilige Geest.
Met de kerken zijn we verbonden door het Woord en de Geest van de levende God.
Tegenwoordig wordt gezegd dat ieder, gelovig of ongelovig, het recht heeft om te oordelen over Gods openbaring. Maar uit dit hoofdstuk wordt duidelijk dat het niet aan mensen staat om eigenmachtig over het Woord Gods te oordelen.
Zo kunnen we de plaats van onze Hogeschool bepalen.
Tenslotte werden de zangkoren èn de jongeren hartelijk welkom geheten. We zongen Psalm 147: 1 en 6, waarna ds. B. Bijleveld van Bussum een toespraak hield over het onderwerp:
Ik schaam mij het Evangelie niet
Dit jaar is in Delft een tentoonstelling gehouden „Bijbel & Burgers" (500 jaar leven met de Bijbel). Wie deze tentoonstelling heeft bezocht heeft waarschijnlijk ook gezien in een hoek van één der zalen een ouderwets harmonium. J. Worp, De melodieën der Psalmen, ontbreekt niet. En aan de muur een ouderwetse wandtekst met de worden: „Ik schaam mij het Evangelie van Christus niet".
Deze woorden willen we op de Schooldag onderstrepen. Wat zou het groot zijn, wanneer deze woorden in onze ziel gegrift werden.
Velen zijn vandaag met de bus naar Apeldoorn gekomen. En dan wordt er tijdens de reis vaak gezongen. Mag nu onze conclusie zijn: deze mensen schamen zich het Evangelie van Christus niet? Dat zal morgen moeten blijken in de trouwe kerkgang en overmorgen op uw werk.
Helaas, velen schamen zich wel om de heilsboodschap door te geven. Ze zijn als een lantaarnpaal die in het donker geen licht geeft: een sta-in-de-weg voor een ander. Zijn we dan zelf niet gegrepen door het Evangelie?
Paulus schaamt zich het Evangelie niet. Rom. 1: 16 en 17 bevatten de kern van de brief aan de Romeinen. Paulus had reeds menigmaal getracht naar Rome te reizen. Tot hiertoe kwam er steeds verhindering. Nu is de reis naar Jeruzalem. Later hoopt hij Rome te bezoeken, wanneer hij naar Spanje zal reizen. De gemeenteleden in Rome moeten niet denken dat Paulus is weggebleven uit vrees of schaamte. Paulus behoeft niet te vrezen, hij behoeft zich ook niet te schamen voor zijn boodschap, hij mag het Evangelie van Christus prediken. Daarvan geldt: het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst de Jood en ook de Griek.
Wie schamen zich niet voor het Evangelie van Christus? Het is een kleine kudde. Het zijn die mensen, ouderen en jongeren, wier harten door de Heilige Geest zijn vernieuwd. De Heilige Geest heeft plaats gemaakt voor Jezus Christus, de Zaligmaker, in de weg van ontdekking. En zo is er de begeerte om anderen de boodschap van het Evangelie door te geven.
We moeten ons schamen voor . . . en noem nu maar op: voor de verdeeldheid der kerk, voor de lauwheid van zo vele kerkgangers, voor de liefdeloosheid. Maar we behoeven ons niet te schamen voor het Evangelie. Het Evangelie brengt ons de rijke tijding: God gaf het maximum aan liefde. Hij gaf Zijn eigen Zoon. Mogen wij dan volstaan met een minimum aan wederliefde?
Evangelie: goede tijding, blijde boodschap. Of dat Evangelie nu tot ons komt vanaf de kansel, of in gedrukte vorm bij het lezen van een tractaatje, of door een gesprek, het is de kracht Gods die redding brengt aan een ieder die gelooft. Calvijn heeft opgemerkt: „Het Evangelie wordt derhalve, daar het tot alle mensen zonder onderscheid uitgaat met nodiging om zalig te worden, terecht de leer der zaligheid genoemd. Daarin immers wordt Christus aangeboden, wiens eigenlijke werk bestaat in het redden van hetgeen verloren was. Degenen echter, die weigeren om door Hem te worden gered, zullen Hem als rechter leren kennen."
Vrede wordt ons aangeboden. Uit de kerkgeschiedenis weten we, hoe Rom. 1: 17 van grote betekenis is geweest in het leven van Luther. Luther kende geen vrede. Hij werd gekweld door de vragen: heb ik wel genoeg berouw, heb ik wel genoeg goede werken gedaan? Maar toen de Heere hem licht gaf over Rom. 1: 17, mocht hij getuigen: „En ineens zag ik het: wij leven, wij léven niet door ons doen, maar door Gods schenkende gerechtigheid in Christus. Toen werd die tekst van Paulus mij tot een porta paradissi, tot de deur van het paradijs."
„Aanvallen is de basistactiek van het Leger des Heils", zo lezen we in „Gered om te redden."
„Komen de mensen niet naar ons, dan gaan wij naar de mensen." Maar aanvallen moet de basistactiek van ons allen zijn, als we het evangelie willen uitdragen. De methode van Paulus was niet: kom maar bij mij, dan zal ik het u vertellen, maar: ik kom met het Evangelie naar u toe. En dan is het niet een arbeiden in eigen kracht, maar in afhankelijkheid van de Heere.
De zaligheid is alleen in Jezus Christus. Er is ook onder de hemel geen andere Naam die onder de mensen gegeven is, door Welke wij moeten zalig worden.
In Rom. 1:16 staat: „een iegelijk die gelooft." Prof. G. Wisse heeft eens op een predikantenvergadering een referaat gehouden: „Plaats en betekenis van het Geloof in de bediening des Woords." Treffend is zijn opmerking: het geloof is het éne en enige grote werk van alle werken, doordien het. . . alle werk buitensluit. „Geloven is ook een permissie, ge moet, maar ook ge moogt geloven; maar aldus, dat weigeren grote zonde is." Zie ook Zondag 7 en Zondag 31 Heid. Cat.
Exegese is noodzakelijk om de bedoeling van de Heere in Zijn Woord te verstaan. U vindt het heel erg, wanneer men uw woorden verdraait. Het is nog veel erger, wanneer men het Woord van God verdraait, verkeerd uitlegt.
Wanneer de prediker zijn boodschap mag doorgeven aan de gemeente, mag het wel geschieden in grote bewogenheid. Liefde in de ambtelijke dienst is absoluut noodzakelijk. „Want de liefde van Christus dringt ons." Wat is het vreselijk wanneer we op zo grote zaligheid geen acht geven. „Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem."
De laatstgenoemde tekst geeft ons in het kort de inhoud van onze boodschap. De alles-beslissende vraag in leven en in sterven is: „Wat dunkt u van de Christus?"
Onze boodschap is een boodschap vol ernst! Lees Jesaja 40:6 - 8. We behoeven gelukkig niet aan mensen te vragen: wat zal ik roepen? Dienaren van het Evangelie mogen het aan de Heere vragen: wat zal ik roepen? „Alle vlees is gras, en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds . . . Het gras, verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid."
„Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet." Heerlijke zaak om dit in practijk te brengen. Maar we komen er allen schuldig onderuit. Vele zonden van nalatigheid getuigen tegen ons. Hier ligt een roeping voor ambtsdragers èn voor allen die de Naam des Heeren belijden. Op reis naar het buitenland zorgen we dat onze pas in orde is. Is uw pas voor de eeuwigheid in orde? Wie de noodzakelijkheid van die pas kent voor zichzelf, ziet ook de noodzakelijkheid voor een ander. En zo gaan we getuigen. „Heer', open Gij mijn lippen door Uw kracht, zo zal mijn mond Uw lof gestaâg vermelden."
Vrouwencomité
Na de toespraak van ds. Bijleveld zongen we Ps. 22:13, 14 en 16 nadat studenten hadden gecollecteerd.
Vervolgens luisterden we naar twee zangkoren - de Chr. Geref. Zangvereniging „Soli Deo Gloria" uit Hilversum en het Chr. Geref. Kerkkoor uit Amersfoort, onder leiding van de dirigent Jaap Zwart - die zongen: Wat God doet dat is welgedaan; Ruwe stormen mogen woeden en Würdig ist das Lamm.
De zang van koren wordt een vast punt op het programma van de Schooldag en dat is een goede zaak.
Mevr. Den Hertog-Kok uit Sliedrecht was de vertegenwoordigster van het Vrouwencomité.
Zij wees op de mooie kanten van de busjesactie: contacten in de gemeenten en contacten tussen de correspondenten en de leden van het Comité. De twee brieven, die zij voorlas van een oude zuster en iemand van de jonge generatie, deden het goed.
Verder herinnerde zij aan de bestemming van de gelden. Steeds meer is nodig. Ook op het gebied van diverse voorzieningen bv. een typemachine met Hebreeuwse en met Griekse letters.
Bij voorbaat vroeg ze na de bekendmaking van de opbrengst niet met handgeklap te beantwoorden, maar met het zingen van Ps. 133: 3.
De rector kwam op de preekstoel en mevr. Den Hertog overhandigde hem een cheque voor de bibliotheek à ƒ 30.000,-; een toezegging van ƒ 35.000,- voor de vijfde hoogleraar en nog eens een toezegging van ƒ 10.000,- voor apparatuur. Totaal ƒ 75.000,-. Helaas waren sommigen het verzoek van mevr. Den Hertog al weer vergeten en werd er toch geapplaudiseerd. Maar spoedig werd het liefdesvers ingezet.
De rector dankte voor deze rijke giften en allen, die hebben meegeholpen.
Verder deelde hij mee dat vrijdag twee broeders beroepbaar zijn gesteld in de kerken; verzocht hij ds. Bijleveld, die volgende week naar Zuid-Afrika gaat de groeten over te brengen aan de zendingsmensen in Vendaland en dankte hij de koster van de Herv. Kerk voor zijn gewaardeerde hulp.
Ds. Bijleveld dankte.
Hierna stroomde de kerk leeg.
De wolken waren verdwenen; de zon was doorgebroken - ideaal Schooldagweer: niet te warm en niet te koud.
Middagvergadering
Naar gewoonte werd de middagvergadering geopend door de assessor van het Curatorium, ds. A. Hilbers.
Hij herinnerde aan het vroegere biduur voor de examina, dat nu verplaatst is naar het begin van de middagvergadering op de Schooldag.
Ter inleiding op het gebed las hij Efeze 6:10 - 20 en droeg hierna de noden en behoeften van de Hogeschool aan de Here op.
Canoniek
Prof. dr. J.P. Versteeg was dit jaar weer aan de beurt iets te vertellen over een van de vakken, die hij doceert. Uit de hem toebetrouwde vakken had hij gekozen: Canoniek; ook wel genoemd inleidingswetenschap op het Nieuwe Testament. Maar die naam is te vlak. De Naam Canoniek drukt uit wat we bedoelen. Het gaat over boeken, die behoren tot de Canon van het Nieuwe Testament. In dit vak komen vragen aan de orde als: door wie, wanneer, aan wie zijn deze boeken geschreven en welke gevaren bedreigden de gemeenten aan wie ze geschreven zijn?
Waarom is het nodig daar zo brede aandacht aan te geven? Omdat het Woord zelf aan het woord moet komen. Hoe gemakkelijk kunnen we eigen voorstellingen indragen. Uit eerbied voor het Woord van God moeten we zo zuiver mogelijk de bedoeling van de bijbelschrijvers, ja van de Heilige Geest met deze boeken op het spoor trachten te komen. Als we bij het begin beginnen kunnen we de lijnen doortrekken. Dit werd geïllustreerd met het Evangelie van Mattheüs en Markus, de brieven aan Timotheüs en aan de Kolossenzen en de Openbaring aan Johannes.
Uit eerbied voor Gods Woord moeten we proberen te zoeken en te graven naar wat oorspronkelijk met het Woord Gods gezegd wil zijn.
Nadat we gezongen hadden Ps. 56: 5 luisterden we opnieuw naar de koren, die nu zongen: Achter Hem aan; de Heer is God en niemand meer en Halleluja (Koor 42 uit de Messias van Händel). Vooral het laatste vers klonk machtig in de volle ruimte van de Grote Kerk.
Drs. W. Steenbergen sprak vervolgens over:
Moeten wij ons niet schamen?
Hoe kómt iemand er bij om over deze vraag te spreken op een schooldag? Juist als we met zo velen samen zijn rondom een Hogeschool die er zijn mag, zijn we geneigd te zeggen: we hoeven ons als kerken tòch niet te schamen!
Dat is dan één manier om ons van de vraag van vanmiddag te ontdoen. Een andere manier is: die vraag bij voorbaat te beamen. „Natúúrlijk, wij moeten ons schamen, want natúúrlijk schieten wij in alles tekort!" Wie - persoonlijk en kerkelijk - zó vlot is met het belijden van eigen tekort heeft van werkelijke schaamte over dat tekort veelal geen last.
Maar waarom móeten wij ons schamen? Vanwege ons kleine-kerk-zijn? Vanwege het feit dat we „niet mee kunnen komen met de tijd"? De enig-juiste schaamte is die vanwege het Woord! Dat Woord waarvoor wij ons niet behoeven te schamen máákt ons wel beschaamd wanneer het volle licht ervan over ons kerk-zijn valt.
Zó is het ook gegaan in Israël ten tijde van koning Josia, II Kron. 34. Bij de grote schoonmaak van de tempel komt nota bene Gods Woord weer onder het stof vandaan. En hoewel er onder Josia al het een en ander was gere-formeerd in Israël, als het Woord weer opengaat en daaruit weer duidelijk wordt hoe de Here het leven en samenleven van het volk waar Hij woont wil hebben - dan ziet de koning pas hoe ver ze nog afgeweken zijn, en hij schaamt zich diep.
Wij denken bij dit verhaal aan de kerkhervorming. Ook toen ging de Schrift weer open. En daardoor gingen de ogen open voor het bederf van de kerk. Zo kwam het tot bekering en vernieuwing. Dat is nu rond 450 jaar geleden. Maar wie met de reformatie belijdt dat wij mensen - ook kerkmensen - geneigd zijn tot alle kwaad en daarom uit onszelf leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelf zijn, zal beseffen dat dit verhaal ook voor ons aktueel blijft. Ook wij moeten de kritische vraag aandurven of in ons kerkelijk leven, in leer en woord en daad, werkelijk het Woord tot zijn recht komt, of dat dat Woord er wordt omgebogen, ingeperkt, pasklaar gemaakt, gevangen in een of ander systeem. En wanneer we zo onszelf onder de kritiek van het Woord stellen zullen ook wij reden hebben om ons te schamen.
Het is in dit verband de moeite waard nog eens te lezen wat wijlen ds. op den Velde schreef over „Het pinksterfeest en de nieuwe samenleving". Hij laat zien, dat de uitstorting van de Geest ook betekenis heeft voor het samenleven van de mensen. In de gemeente werkt de Geest een volkomen nieuw samenleven dat de wereld zo niet kent. Joël heeft er al van geprofeteerd: slaven, vrouwen en jonge mensen zullen in de eindtijd profeteren! Dat zijn drie groepen van mensen die in de oude samenlevingsverbanden niet meetelden. Maar in de gemeente, vervuld met de Geest, wordt dat anders. Daarmee stelt God Zelf drie grote vraagstukken aan de orde: de verhouding vrije-slaaf, man-vrouw, oudere-jongere generatie. Vragen, waar de samenleving nog steeds mee worstelt. Zij geeft er anti-christelijke antwoorden op. Maar het anti-christelijke is nooit anders dan de duivelse vervorming van Góds bedoelingen! God had gewild dat zijn gemeente, als licht der wereld en zout der aarde, in deze vragen aan de wereld zou voorleven hoe Hij het wil hebben. En had de gemeente dat gedaan, zou de wereld er niet anders hebben uitgezien? Helaas is de kerk niet op het niveau van Hand. 2 blijven staan. Wij moeten als schuld voor God belijden dat wij zo dikwijls vóór de oude samenlevingsverhoudingen kozen en tégen de nieuwe, die uit de H. Geest zijn. Laten wij onszelf en ons kerkelijk leven er eens op aankijken. Het pinksterfeest maakt zo onrustig. (De Frontlinie, 13e jaarg. no. 2, juni 1969; zie ook „Ambtelijk Contact", blz. 1193 vv.: „Samenleven in de kerk").
Inderdaad: de Geest van Pinksteren maakt ons onrustig, en beschaamd. En Hij doet dat door het Woord; en op allerlei gebied. Of we denken aan onze houding in de levensvragen van vandaag - aan onze omgang met de Here, in persoonlijk gebed en eredienst - aan ons getuigen van het evangelie in de wereld: wie de Schrift opent om te horen wat de Here er van zegt, staat verwónderd - over de rijke werkelijkheden die Hij daar openbaart - èn beschaamd - over ons geringe verstaan en beleven van die rijkdom. Daarom is het juist nodig dat we intens de Schrift blijven onderzoeken. Daarom verwachten wij ook graag van de Hogeschool dat daar die Schrift zo mag blijven opengaan dat we als kerken er door geholpen worden, niet maar om te blijven wat we zijn maar vooral om steeds meer te wórden wat we (nog) niet zijn.
Zullen we niet moedeloos worden, als we zo onszelf in het licht van Gods bedoelingen in de Schrift gaan zien? Er is inderdaad een kritiek op de kerk, van binnen-uit en van buiten-af, die ons alleen maar ontmoedigend-beschaamd maakt. Een kritiek die als eindconclusie heeft: wat doen we (of wat doet u) nog langer met zo'n kerk? Maar deze kritiek, ook al zou ze met bijbelteksten schermen, is niet uit God. Want als Hij ons beschaamd maakt is het niet om ons weg te werpen als waardeloos materiaal, maar om ons tot bekering te brengen. Want Hij wil toch met ons verder! En als wij ons beschaamd voor Hem moeten buigen: Hij schaamt Zich niet om nochtans onze God te zijn. En alles wat ons ontbreekt, schénkt Hij Zelf, „zo gij 't smeekt".
Een kerk die zich moet schamen wordt een kerk die leert sméken. Die dan ook niet schermt met wat ze meent te hebben, maar die nederig en klein is vanwege alles wat ze nog niet heeft. En juist die kerk heeft toekomst - want ze mag vol verwachting uitzien naar wat God geeft. En ze mag daarvan zingen:
Mijn hart zal steeds op U vertrouwen
Mijn mond vindt tot Uw lof
gedurig ruimer stof
en zal Uw recht en heil ontvouwen
schoon ik de reeks dier schatten
kan tellen noch bevatten.
(Ps. 71: 10)
Gezongen werd Psalm 119: 1, 3 en 6. Opnieuw werd er gecollecteerd.
De collecte-opbrengst was ƒ 12.413,15.
Sluiting
Ds. J. Brons sloot deze heerlijke dag.
Hij las enkele gedeelten uit Hebreeën 2 en 11. De Schooldag is van groot belang.
Als kerken kunnen we niet zonder de Hogeschool en als Hogeschool kunnen we niet zonder de kerken.
Daarom zijn we bijzonder dankbaar voor deze dag.
Hartelijke dankwoorden werden uitgesproken.
Uit de beide Schriftgedeelten blijkt: Jezus schaamt Zich niet zondaren Zijn broeders te noemen en God schaamt zich niet hun God te heten.
Dat kan ons troost geven.
De Here Zelf schaamt zich om Christus' wil niet.
Het fundament van de kerk is onwankelbaar vast.
Van deze troost en genade kunnen we leven.
We worden steeds weer geroepen tot reformatie, die het Woord des Heren van ons vraagt.
Zo wordt ons vreemdelingschap bestraald door dit genadelicht.
Ons is een stad bereid - een stad die eeuwig blijft.
Na een hartelijk dank- en smeekgebed zongen we Ps. 118: 1, 2 en 14
Het tweede vers door de koren; het eerste en het laatste door de koren en de aanwezigen.
Het klonk nog lang na nadat vele handen waren geschud, vele broeders en zusters weer nieuwe moed gevat hadden:
Zijn goedheid gaat het al te boven
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid.
J.H.V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1977
De Wekker | 8 Pagina's