Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ontwaakte zwaard tegen de Herder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ontwaakte zwaard tegen de Herder

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de Heere der heirscharen; sla die Herder en de schapen zullen verstrooid worden; maar ik zal Mijn hand tegen de kleinen wenden". Zacharia 13: 7

Een deel van het volk van Juda is uit ballingschap teruggekeerd. Onder aanvoering van getrouwe leidslieden zijn ze weergekeerd in het land der vaderen. Het verwoeste Jeruzalem gaf een troosteloze aanblik. Puinhopen en zwartgeblakerde huizen en ruïnes vonden ze terug. De teruggekeerde ballingen hebben vol goede moed de herbouw van stad en tempel ter hand genomen, maar het wilde niet zo erg vlotten. Het werk kwam maar traag van de grond. Daar waren wel oorzaken voor. Het volk had voortdurend te kampen met aanvallen van de kant van de vijanden. De teruggekeerde ballingen werkten met in de ene hand het zwaard en in de andere hand de gaffel. Dit moest wel nadelig en vertragend werken.

Daar kwam bij, dat het volk zelf ook niet was opgewassen tegen de moeite en de zwaarte van het werk. Er was veel werk te doen; de ravage was groot. Eerst moest puin geruimd worden, daarna werd de fundering gelegd om dan de muren te kunnen optrekken. Er waren ook allerlei valse leidslieden, die het volk weer trachten af te trekken van de ware dienst des Heeren. Onder deze omstandigheden zendt de Heere Zijn profeet Zacharia. Hij mag het volk verkondigen de nieuwe toekomst die straks zal aanbreken. Hij mag het volk aanzeggen de komst van de Priester-koning, Jezus Christus, en Hij zal hen een eeuwige, geestelijke tempel bouwen. Heerlijke beloften worden in het vooruitzicht gesteld. Er zal een fontein geopend worden tegen zonden en onreinheden van het huis van David en de inwoners van Jeruzalem. De Heere zal de namen der afgoden uit het land uitroeien, zo zelfs dat ze niet meer gedacht worden.

Maar hoe zal die toekomst aanbreken? Dat kan alleen geschieden door het alomvattende werk van Jezus Christus. Deze verzoening kan alleen tot stand gebracht worden door voldoening. „Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder; Sla die Herder". Een wonderlijk bevel geeft de Heere hier, die als krijgsman naar voren treedt. Dat zwaard ziet op Gods gerechtigheid. Dat zwaard moet wakker geroepen worden. Dat impliceert, dat het tot nu toe gesluimerd heeft. Zeker, we lezen al eerder van het zwaard der gerechtigheid. Wanneer Adam en Eva uit het paradijs zijn verdreven, dan stelt de engel zich op in de ingang van de hof met een vlammend zwaard dat op en neer bewogen wordt. Wanneer de mens het waagt om tot de hof terug te keren, dan zal hij vallen onder het wraakzwaard der gerechtigheid.

We zien wel vaker, dat God dat wraakzwaard hanteert. Wanneer de zonde en de boosheid der mensen opgeklommen is tot God in de hemel, bezoekt God de zonde der mensen. Hij laat een groot deel der mensheid omkomen in de zondvloed. Wanneer over Sodom vuur en zwavel neerdaalt, bezoekt God de zonde. Maar toch gedenkt Hij in Zijn toorn nog des ontfermens. Hij slaat nog niet ten dode. Hij behoudt nog altijd een overblijfsel in leven. De Heere heeft nog geen voleinding gemaakt. God houdt Zijn toorn nog in. Hij straft de zonde niet altijd op de daad. In Zijn lankmoedigheid en taai geduld draagt en verdraagt Hij de mensheid nog. Als de toorn des Heeren maar een ogenblik van de hemel geopenbaard werd, dan zou niemand kunnen bestaan. Als Zijn gramschap maar een weinig zou ontbranden, geen vlees zou behouden worden.

Maar hier in onze tekst wordt het zwaard opgeroepen te ontwaken. De dag der wrake van onze God is gekomen. God zal Zijn volle toorn nu uitgieten. Het zwaard wordt opgeroepen te slaan. „Zwaard, ontwaak!" De Heere zal het zwaard hanteren om te verdelgen alle goddeloosheid en ongerechtigheid. God heeft het wraakzwaard opgeheven en het zal vallen. Wie zal het treffen? Op wie zal het neerkomen met zijn vreselijke slagen? Er is maar één schuldige! Wie zou het anders moeten treffen dan de kudde. Hoe zwaar en menigmaal hebben de schapen tegen de Heere gezondigd? Zij hebben op allerlei wijzen Zijn geboden overtreden. Allen hebben gezondigd en de gehele wereld ligt verdoemelijk voor God. Hebt u wel eens gebeefd voor Zijn gerechtigheid? Hebt u al eens te doen gekregen met een heilig en rechtvaardig God? Dan moet u erkennen, dat het zwaard u moet treffen. Ik ben Zijn gramschap dubbel waard.

„Zwaard ontwaak!" En als het dan valt, dan treft het niet de zondige mens, maar het komt neer op de heilige Zoon van God. „Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder". Het is Christus Zelf die deze woorden op Zich van toepassing brengt. Wanneer Hij in de Paaszaal Zijn jongeren voorbereidt op Zijn aanstaand lijden en sterven, dan zegt Hij tot hen: „Gij zult allen aan Mij geërgerd worden in deze nacht, want er staat geschreven: Ik zal de Herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden. Met die Herder wordt dus niemand minder bedoeld dan Jezus Christus, de beloofde Zaligmaker. Hij is de Herder der schapen. De Man, Gods Metgezel. God en mens in één persoon. Tegen deze Herder wordt het zwaard opgeroepen te ontwaken. Het zwaard moet de kudde treffen in de Herder. Ja, de zonde van het volk zal God bezoeken in de Herder.

God heeft Zijn toorn op Hem doen neerkomen. Het is de dag der wraak, betaaldag der kerk. „Hij is om onze overtredingen verwond en om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Hij heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen". Zacharia zag in de geest het kruis, waar Gods liefde op het hoogst is geopenbaard, voor zich oprijzen. Dat zwaard is ontwaakt. En wie denkt er dan niet aan de hof van Gethsemane, waar Christus het wraak-zwaard van Gods toorn over de zonde boven Zich zag opgeheven. Het is niet voor niets, dat we vén Hem lezen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe. Het waren evenzovele zwaardslagen, toen Kajafas en Pontius Pilatus over Hem het doodsvonnis uitspraken. Beulsbanden hebben Hem aan het kruis geslagen. Hij heeft daar gehangen als een gevloekte. De hitte van Gods gramschap is over Hem uitgegoten.

De Herder is geslagen en de kudde verstrooid. Wat is een kudde zonder herder? Ze is aan de ondergang en het verderf prijs gegeven. Hij heeft de kudde niet aan haarzelf overgelaten. Toen Hij aan de andere kant van de dood is opgestaan, heeft Hij Zijn kudde weer opgezocht en haar bijeengebracht. Wat een heerlijk Evangelie. Wie het nu verdiend had, ging vrijuit. De Herder is geslagen en wij, wij hebben gedwaald als een schaap in 't rond, dat onbedacht zijn Herder heeft verloren. Maar Hij zoekt ze op. Hij brengt ze bijeen. Hij zal er niet verloren laten gaan. Daarom mogen schuldverslagen zondaren zien op de Herder. Hij mag met al de nood en de schuld van zijn leven tot Hem vluchten. Jezus Christus werd geslagen in plaats van de kudde. Hij kwam in hun plaats de straf dragen, de schuld dragen en een volkomen gerechtigheid aanbrengen. Een ieder die nu gelovig mag zien op die geslagen Herder, zal vrede vinden voor zijn ziel. In Christus is de toorn gestild, de zonde verzoend en de straf gedragen. Wie in zichzelf niets anders dan schuld en zonde kan ontdekken, zal in deze Christus een volheid van genade vinden.

Wat een rijke weldaden voor een schuldig mens. U zegt misschien, wat een grote zaken. Kan ik dit nu allemaal zo op mezelf toepassen? Let u dan ook nog op de vrucht van Zijn kruisverdienste, want Hij zal Zijn hand tot de kleinen wenden. Exegetisch liggen hier nogal moeilijkheden. De N.V. heeft hier: Zijn hand tegen de kleinen wenden. Dan zou het als een bedreiging bedoeld zijn. Met deze vertaling zijn we er ook nog niet. Het lijkt mij juist de kleine parallel te zien met het overblijfsel waarvan in het volgende vers sprake is. Kleinen, die kleine gedachten hebben van zichzelf. Het zijn de boetvaardigen en de ootmoedigen, die diep buigen voor de Heere, hun God. Hij zal hen zegenen en Hij zal hen genadig zijn. Hij ziet het nederige aan.

Vlaardingen, B. de Romph

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1978

De Wekker | 8 Pagina's

Het ontwaakte zwaard tegen de Herder

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1978

De Wekker | 8 Pagina's