Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verborgenheid van het werk van de Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verborgenheid van het werk van de Geest

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het eerste gezicht lijkt het een verkeerde aanduiding van het karakter van het werk van de Heilige Geest wanneer men spreekt over de verborgenheid ervan. Typerend immers voor wat de Heilige Geest doet is de openbaring van het geheim der genade in Christus. De Geest onderzoekt de diepten Gods. En Hij openbaart deze diepten aan de gelovigen. Dat betekent, dat Hij het onbekende en verborgene ons bekend maakt en laat zien. Typerend voor de openbaring van de Geest is, dat er iets hoorbaar en zichtbaar wordt. Handelingen 2 is daarvan vol. Er wordt iets gehoord en er wordt ook iets gezien. En straks, kort na Pinksteren, zijn het de apostelen, die verklaren: wij kunnen niet nalaten te spreken over de dingen die we gehoord en gezien hebben. Het eigenaardige karakter van het werk van de Geest ligt dus grotendeels hierin, dat Hij het heil ervaarbaar maakt. Daarom is het ook zinvol om te spreken over de geestelijke ervaring, de beleving der geestelijke dingen. Binnen het raam van de tijd en van de ruimte, d.w.z. binnen het raam van het geschapene breekt de eeuwigheid door op een wijze die getast en gevoeld kan worden. Het is zelfs zo, dat deze ervaarbaarheid der geestelijke dingen vandaag weer volop belangstelling ontvangt. De mensheid is op ervaring uit.
De wetenschap houdt steeds meer rekening met de dingen die men objectief waarneembaar kan vastleggen. De wijsbegeerte legt vandaag meer dan ooit zich toe op het verstaan van de betekenis der ervaring voor het kennen der dingen. Ook in religieus opzicht staat de ervaring vandaag hoog genoteerd: allerlei oosterse mystiek wordt geïmporteerd met de drugs erbij om aan de ervarings-arme westerse mens iets in handen te geven. Zelfs in het sociale vlak gaat het om ervaring, al of niet gemeenschappelijk terwijl de opgang die de verschillende trainingen maken voor een deel verklaard moeten worden tegen deze achtergrond: gevoeligheidstrainingen berusten grotendeels op de waarde die men hecht aan de ervaring voor een mens. Ook de theologie ziet zich vandaag opnieuw geplaatst voor de vraag naar de betekenis van de ervaring. De ethische theologie had zich uitvoerig met deze vragen bezig gehouden. Maar ze komen met hernieuwde kracht naar voren in het onderzoek naar de grondslag van de theologie. Geen wonder dat dit alles tot in het kerkelijke leven doorwerkt. In de kerken waartoe wij behoren is terecht altijd een grote waarde gehecht aan de plaats van de bevinding. Nu in dit opzicht schraalheid zich voordoet in eigen belevingswereld zijn er velen die met jaloersheid de kant van de Pinksterbeweging uitkijken of die ook voor onze kerken van een charismatische vernieuwing heil verwachten: dáár treft men immers een authentieke ervaring aan, de mensen beleven dan tenminste iets, ze krijgen wat in handen en ze doen er wat mee. De invloed van een dergelijke gedachtengang onder ons moet men niet onderschatten. Hier en daar wordt de zaak in de gemeente tot een werkelijk probleem dat zorgen baart aan de kerkeraad.

Geestelijke ervaring is noodzakelijk
Wil men op de problematiek die hier aan de orde is werkelijk ingaan, dan moet het uitgangspunt zijn, dat het inderdaad het werk van de Heilige Geest is waardoor de mens het heil ervaart. Hij krijgt er weet van niet maar op het niveau van het verstand alleen, maar in de diepte van het hart vanwaaruit het gehele leven in alle aspecten ermee doortrokken wordt. Het werk van de Heilige Geest is inderdaad een werk. En het beperkt zich niet maar tot het werk binnen de Drieëenheid, zodat daar een wonderlijke relatie gelegd wordt tussen het werk van de Vader en van de Zoon, maar het treedt naar buiten. En dit „buiten" is de schepping en de herschepping. In de schepping is - het werk van de Heilige Geest maar het wordt - via de herschepping zichtbaar. En hier wordt - het zichtbaar en hoorbaar, waarneembaar, ervaarbaar, tot een zaak van bevinding. De Geest maakt indachtig. De Geest doet ons Christus kennen. De Geest geeft oprechte zelf kennis in berouw en verbrokenheid van het hart. Door Hem gaan we roepen: Abba, Vader. Door Hem is er het zuchten met heel de schepping die de aanneming tot zonen verwacht. Door Hem is er het specifieke zuchten van hen die de eerstelingen des Geestes ontvangen hebben. En ook als wij niet meer weten wat wij bidden zullen is er zijn zuchten dat weliswaar onuitsprekelijk is, maar daarom niet minder reëel.

Door de Heilige Geest breekt een stuk van de eeuwigheid in ons tijdelijke leven binnen: zou dat niet gemerkt worden? Door Hem gaat de eeuwige Raad Gods voor zondaren open in Christus en worden mensen deelgenoot van het volbrachte werk dat tot in eeuwigheid zal - gelden. Dat raakt een mens tot in de diepste kern van zijn wezen. Daar zit een stuk onmiddellijkheid in die hier en daar zelfs aan mystiek doet denken. En de betoning van Geest en kracht doorbreekt onze status zo geweldig dat zelfs de extase geen uitzondering wordt voor - geestelijke mensen. Men zou hele stukken uit het Nieuwe Testament moeten schrappen wanneer men dit wilde ontkennen. Het dient in alle stelligheid geponeerd te worden, dat geestelijke ervaring noodzakelijk is, onmisbaar noodzakelijk.

De verborgen werking van de Heilige Geest
Maar hoezeer de nadruk gelegd moet worden op het ervarings-karakter van het heil en van het werk van de Geest, wij zouden geheel en al fout gaan, wanneer we de verborgenheid van dit werk uit het oog zouden verliezen. Men zou moeten concluderen tot een vanzelfsprekende herkenbaarheid van de ervaring. De evidentie van het werk van de Heilige Geest zou zo duidelijk zijn, dat zonder meer een ieder zich eraan gewonnen zou moeten geven. En dit is niet het geval. Het werk van Gods Geest wordt ervaren. Het treedt binnen de verschijningswereld van ons bewustzijn en van onze waarneming, maar het treedt erin als een verborgen werk. Deze uitdrukking ontleen ik nu aan Calvijn, die in het derde boek van zijn Institutie spreekt over de manier waarop wij delen in de genade van Christus en over de vruchten die daaruit voortkomen en de werkingen die daarvan het gevolg zijn. En het eerste wat hij uiteenzet is, dat hetgeen van Christus gezegd is ons ten goede komt door de verborgen werking van de Geest. Wij moeten het eigendom worden van Christus, zo betoogt Calvijn. Zolang Christus buiten ons blijft en wij van Hem gescheiden zijn, is alles wat Hij tot heil van de mensheid geleden heeft vruchteloos. Wij moeten participeren in zijn heil. En dat werkt de Geest. Hij doet het echter op een verborgen manier. De Heilige Geest zelf is de band waardoor Christus zich werkzaam met ons verbindt. Hij werkt zeer effectief. Er ontstaat een reëel wérk. Maar de realiteit doet niets af van de verborgenheid. Het ambt van de Geest bestaat hierin, dat wij door Christus zelf als de leraar onderwezen worden. De beste leerstoel staat in de hemel: het is de leerstoel van de Heilige Geest. Dit is een woord dat sterk in de gereformeerde traditie weerklinkt. In de hemelse school is de Heilige Geest de Opperleermeester (Hyperius). De verborgenheid van dit werk hangt samen met het feit dat op Pinksteren de mensen worden ingeschakeld. Op alle grote feesten ervoor zijn het de engelen die prediken. Op het Pinksterfeest zijn het de mensen die spreken van de grote daden Gods. En het wonderlijke en verborgen geheim is dat God uiterlijke middelen gebruikt om innerlijke krachten te laten werken. „Het is een bijzonder voorrecht, dat Gód zich verwaardigt om de tong en de mond van de mensen zich zo te heiligen dat daarin zijn stem doorklinkt". Het is een stukje van de verborgenheid, dat het menselijke het geestelijke wordt. Het menselijke spreken wordt door de verborgen werking van de Geest het geestelijke middel dat God zelf in zijn dienst neemt. De werking van de Geest wordt zichtbaar. Er ontstaat zelfs een zichtbare kerk, die men aan uiterlijke kentekenen kan herkennen. Maar het eigenlijke van die zichtbare kerk blijft verborgen. Het is het werk van de Geest. Men moet geloof hebben om het te kunnen zien. Men moet een geestelijk mens zijn om de geestelijke dingen onderling te vergelijken. Het zou te ver voeren, wanneer wij deze gedachte bij Calvijn nu verder zouden onderzoeken. Wél kunnen we zeggen, dat de verborgen werking van de Heilige Geest het geheim vormt van de kerk. Dat betekent dat ik over de Kerk geen woord kan zeggen zonder het geloof. Juist na Pinksteren geldt dat. Wie meent dat de geestelijke ervaring er zo duidelijk boven op ligt, dat een ieder het kan zien, vergist zich. Ik moet juist in de ervaring van het geloof leven.

Ervaring en kerkelijke middelen
Luther heeft in een toelichting op de 95 stellingen gewezen op de betekenis van het kerkelijke ambt voor de bevestiging van de ervaring. En hij is daarmee geheel in de lijn van wat de Geest ons leert. „God vergeeft aan niemand zijn schuld, zonder dat Hij hem tegelijkertijd geheel en al deemoedig aan de priester als aan zijn plaatsbekleder onderwerpt". In deze stelling moge naar ons besef nog een stukje van een roomse ambtsopvatting schuilen, wie scherper toeziet bemerkt dat Luther het ambt ziet als een middel, dat God gebruikt. . .dezelfde gedachte als bij Calvijn." Dit versta en verklaar ik als volgt: wanneer God er mee begint een mens rechtvaardig te maken, dan verdoemt Hij hem eerst, en wie Hij geestelijk bouwen wil, die rukt Hij teneer. . . Daar vliegen zijn pijlen en treffen ons. De stem van de donder weerklinkt en de wateren zien het en verschrikken. In 't kort, daar werkt God een vreemd werk, opdat Hij zijn eigen werk zou werken. Dit is het berouw van het hart, de ootmoedige Geest, het offer dat Hem behaagt." Hier nu kan de priester gebruik maken van de macht die hem verleend is. Hij kan de mens van zijn schuld vrijspreken en hem zo de vrede van het geweten schenken. En dit oordeel geldt. Niet omdat het een geestelijke is die het gesproken heeft, maar omdat het 't woord van God is. „Het geloof aan dit Woord geeft vrede aan het hart, voorzover de priester op grond van dit woord heeft vrijgesproken. Wie echter langs een andere weg tot vrede komen wil, bijvoorbeeld op de manier van de innerlijke ervaring, die verzoekt God en wil de vrede in zijn bezit en niet in het geloof hebben". Wij zullen zó veel vrede hebben, als we het woord der belofte gelóven. Van die belofte die ons gepredikt wordt. Het verborgen werk der verzegeling hecht zich vast aan wat een mens in de volmacht van God spreekt.

Ervaring en theologie
Op een gezonde manier heeft Luther de ervaring in de theologie ter sprake gebracht. Merkwaardig dat dit geschiedt in de preken over de boetepsalmen. Op twee ervan wijs ik in het bijzonder, Ps. 51 en Ps. 130. Het thema van Psalm 51 is het eigenlijke thema van de theologie. De kennis van de zonde is maar niet een gedachtenspeculatie, maar het is een werkelijke ervaring, een echte beleving en de allerzwaarste zielenood. . . Het gaat hier maar niet om een mensenkennis zoals in de filosofie, of in de rechtwetenschap, of in de medicijnen: de theologie spreekt over de mens als zondaar. En in de theologie is dit het wezen van de mens. De theoloog geeft zich moeite dat de mens deze door de zonde verdorven natuur ervaren zal. En wanneer men dit door de Geest bevindt, dan moet het tweede deel van de kennis volgen dat ook niet speculatief, maar practisch en ervaarbaar moet zijn, n.l. wat genade en wat rechtvaardiging betekent. Daar wordt de teneergeslagen geest weer opgericht en volgens deze genadeleer stelt hij met vreugde vast, al ben ik ook een zondaar in mijzelf, zo ben ik toch geen zondaar in Christus, die ons tot gerechtigheid gemaakt is. . ." Want het eigenlijke voorwerp van de theologie is de door de zonde schuldig geworden mens en de rechtvaardigende God en Heiland van deze zondaar. Wat buiten dit voorwerp in de theologie gezocht en verhandeld wordt is dwaling en vergif".
Déze ervaring is echter een verborgen ervaring. En de werking van de Geest is een verborgen werking. Zij is door en naar de mate van het geloof. „Bij de Here is genade en veel verlossing. Dat zijn vrolijke verzen. Het verstand echter spreekt: dat is niet waar, bij de Here is enkel toorn. . . .Omdat ons denken en de werkelijkheid het tegenovergestelde zeggen, doet de Geest zijn mond open en spreekt: dat is niet waar!. . . En ook al zeggen zinnen, ervaring en werkelijkheid het tegendeel, ik zal mij daarom niet bekommeren, wanneer ik sterf, te schande word en verdwijn. Ik zal nochtans zeggen: beneden op aarde en boven in de hemel is louter verlossing".
Voor Luther is, evengoed als voor Calvijn de diepste geloofservaring een zaak van verborgenheid. Zij ligt in de belofte. En het is het werk van de Heilige Geest om dit tot een werkelijkheid te maken. Hier gaat het om de verborgenheid van de openbaring die tegelijk een openbaring der verborgenheid is. Er is ten diepste maar één echte theoloog: de Heilige Geest zelf. En er is maar één theologie: die van het kruis en van de opstanding, van het heil dat onder het teken van het tegendeel in de belofte tot ons komt. De enige werkelijk authentieke ervaring van de Geest is dan, dat al onze ervaringen ons brengen tot Hém die in onze plaats alles heeft ondergaan. Dwars door de aanvechting heen breekt de Geest in zijn werken en versterken van het geloof in Christus. Elk goedkoop beroep op religieusiteit wordt hier onmogelijk. Luther vond dit laatste maar al te veel bij de spiritualisten, de dwepers van zijn tijd. Met een beroep op de Heilige Geest dreven zij hun eigen ervaringen op tot hoogtepunten van psychische hysterie. Maar het merk van het kruis, van de verbrokenheid en verootmoediging ontbrak er aan.
Men mag niet zeggen dat de Reformatie op dit terrein het laatste word heeft gesproken en evenmin dat er in de arbeid van de Geest ook geen andere aspecten zijn op te merken. Maar wel kijkt het zeker, dat we met een zeer wezenlijk stuk van het Geesteswerk te maken hebben, wanneer we spreken over déze verborgenheid. Zij hangt samen met de dwaasheid van het kruis. Met de ergenis van het evangelie. Ware theologie van de Geest wordt op dit punt herkenbaar, ook vandaag. We missen het al te veel bij Pinkstermensen. Treffen we het onder ons nog in duidelijke mate aan? Of zouden we ook op dit punt weer meer naar de reformatoren moeten luisteren?

A. (Apeldoorn), W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1978

De Wekker | 8 Pagina's

De verborgenheid van het werk van de Geest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1978

De Wekker | 8 Pagina's