Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De staat Israël en de zending (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De staat Israël en de zending (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 27 december 1977 nam het Israëlische parlement, de Knesset, een wet aan die het geven of beloven van geld of goederen teneinde iemand te „verleiden" om van godsdienst te veranderen strafbaar stelt. Ook degene die voor deze geldelijke verleiding bezwijkt loopt de kans de gevangenis in te gaan of een fikse boete te krijgen.
Deze wet heeft in de christelijke gemeenschap in Israël vrij veel beroering gewekt. Vooral de United Christian Council in Israël (UCCI), de organisatie van protestantse kerken en groeperingen in Israël, nam in het openbaar fel stelling tegen deze wet.
Mede hierdoor werd er in de Israëlische pers aandacht aan deze zaak besteed. Ook werd er een televisieprogramma aan gewijd. Vooral echter de buitenlandse pers besteedde aandacht aan deze wet, en ook buitenlandse omroepen maakten er televisieprogramma's over, waaronder de NCRV.

Bij een gebrek aan onvoldoende informatie kan men er al gauw toe komen om deze wet te gebruiken om allerlei dingen ten nadele van Israël te schrijven of te zeggen. Omdat deze wet ook in Nederland behoorlijk in de belangstelling is gekomen leek het me goed om u wat nadere informatie te geven over deze wet en om u iets van de achtergronden er van te laten zien.
Als we de wet oppervlakkig lezen dan kunnen we ons afvragen: waarom al die opwinding? De tekst van de wet is immers heel algemeen gehouden en is niet specifiek tegen één bepaalde godsdienst, namelijk het christendom, gericht. Bovendien lijkt het dat de wet alleen de aktiviteiten van die groepen wil tegengaan, die met financiële middelen en omkoperij „bekeringssuksessen" in Israël trachten te behalen. En dat zijn toch methoden waarvan de nederlandse kerken die in Israël vertegenwoordigd zijn zich ten stelligste distanciëren. Bovendien hebben reeds in 1963 de gezamenlijke kerken en christelijke organisaties in Israël zich openlijk uitgesproken tégen de ekonomische uitbuiting van Israëlische staatsburgers om op die manier hun overgang tot het christendom te bewerkstelligen.
Als men tegen dergelijke methoden is dan zou men toch eigenlijk vierkant achter de bedoeling van deze wet moeten staan. Waarom dan al die beroering? Wil men dan tóch zielen „kopen"?
Toch zal blijken dat bij nadere bestudering deze wet lang niet zo onschuldig is als hij er uit ziet en dat er wel degelijk reden is voor de bezorgdheid in christelijke kringen. Uit de omstandigheden waaronder deze wet werd aangenomen en uit allerlei uitlatingen blijkt duidelijk dat deze wet wèl tegen de christenen is gericht.
Verder speelt hier op de achtergrond de gevoeligheid aan joodse zijde ten opzichte van het christendom. Wat dat betreft staat deze wet niet op zichzelf. Alhoewel het bedrijven van zending in Israël niet verboden is, zijn er wel enige beperkende maatregelen op dit gebied. Aan deze joodse gevoeligheid heeft de kerk zelf schuld, daarom zullen we er begrip voor moeten hebben.
En al worden de in de wet genoemde omkooppraktijken dan niet door de kerken en organisaties in Israël toegepast, het moet me wel van het hart dat niet elke christelijke organisatie het nodige respekt voor de joodse gevoeligheden opbrengt.
Wat de zaak nog gekompliceerder maakt is het feit dat deze wet onderdeel is van een probleem dat al jaren bestaat, namelijk de strijd tussen orthodoxe en niet-orthodoxe joden, waarbij de orthodoxen heel het staatsleven door de traditionele joodse bijbel-uitleg beheerst willen zien, terwijl de niet-orthodoxe joden geen godsdienstdwang door de staat opgelegd willen hebben.
In dezen bestond er sinds 1950 een „status quo", maar onder de regering-Begin is men voor het eerst sinds dertig jaar deze „status quo" aan het veranderen. Deze wet is daar een onderdeel van.
Ook stelt deze wet en de hele ontwikkeling daaromheen ons voor de vraag: wat is de taak van de kerk in Israël? Zending bedrijven? Evangeliseren? Of is de relatie tussen de kerk en het joodse volk zó uniek dat we juist niet van zending kunnen spreken, zoals ook onze kerken in 1953 de naam zending hebben laten vallen. Over deze problematiek bestaan heel wat verschillende meningen, niet alleen in Nederland, maar ook in Israël. En ook dit speelt een rol bij de reaktie op de wet.
Deze wet is dus niet meer dan het topje van een ijsberg. Er zitten meer problemen aan vast dan op het eerste gezicht lijkt. En juist omdat er hier en daar in Nederland misverstanden zijn en zelfs onwaarheden worden verteld als het gaat om de houding van de staat Israël tegenover de zending, wil ik proberen de dingen in een paar artikelen eens voor u op een rijtje te zetten.

De wet van december 1977
Eind november 1977 werd door het Israëlische parlementslid Rabbijn Jehoeda Meïr Abramowitsch een initiatief-wetsvoorstel bij de Knesset ingediend. Rabbi Abramowitsch is lid van de Agoedat Israël (de Unie van Israël), een ultra-orthodoxe religieuze partij, die met vier leden in de Knesset is vertegenwoordigd.
De Agoedat Israël is de vertegenwoordiger van het ultra-orthodoxe jodendom en werd in 1912 opgericht als tegenhanger van het Zionisme, dat wereldlijk van karakter was. In Palestina was de konfrontatie met de Zionistische Beweging aanvankelijk erg scherp. Ook was men erg tegen de Mizrachi-partij gekant, een orthodoxe partij die wel deel uitmaakte van de Zionistische Beweging. Toen er in de dertiger jaren een grote immigratie van joden uit Duitsland en Polen kwam werd de Agoeda minder extreem van karakter. De extremisten scheidden zich af en vormden de Neturei Karta, een groep die zich ook nu nog op religieuze gronden fel verzet tegen de, in haar ogen, wereldlijke staat Israël.
De Agoedat Israël daarentegen werkte wel mee bij de stichting van de staat Israël. Als politieke partij heeft de Agoeda in haar partijprogram staan, dat men streeft naar een staat waarin het leven beheerst wordt door de halacha, d.w.z. dat de staat zich in alles dient te houden aan de orthodox-joodse voorschriften voor de levenspraktijk. Wij zouden zeggen: het is een streven naar een theokratische staat.
Tot op zekere hoogte kan Israël een theokratische staat genoemd worden. Zaken van personele status (huwelijk, scheidingen enz.) worden door de rabbijnen geregeld volgens de orthodox-joodse regels. Er is geen openbaar vervoer op de sabbat, e.d. Maar de Agoedat Israël wil méér. Trouwens, door de niet-religieuze, of beter gezegd de niet-orthodoxe joodse inwoners van de staat Israël wordt dit streven als religieuze dwang ervaren.
Wat dit betreft is de Agoedat Israël extremer in haar eisen dan de Nationaal Religieuze Partij (12 zetels in de Knesset), die eerder bereid is om een kompromis te sluiten.
In de Agoedat Israël is de invloed van uit Polen afkomstige joden zeer groot. Het roomskatholicisme in Polen was zeer antisemitisch van karakter. En hieruit is de felle afwijzende houding te verklaren die de Agoedat Israël inneemt ten opzichte van christenen en van missionaire organisaties.

Zoals gezegd, één van de parlementsleden van deze partij diende j.l. november een initiatiefwetsvoorstel in. Dit wetsvoorstel werd op 27 december aangenomen en sindsdien zijn de diskussies rond deze wet nog steeds volop bezig.
De tekst van dit wetsvoorstel, inmiddels wet geworden, luidde als volgt (in een letterlijke vertaling uit het hebreeuws):
Wet ter amendering van het Wetboek van Strafrecht (verleiding tot verandering van godsdienst), 5738 -1977
1. Het geven van vergoedingen als verleiding (uitlokking) tot verandering van godsdienst.
Hij die geeft, of belooft te geven: geld, iets wat gelijk staat met geld of een ander materieel voordeel, teneinde iemand te verleiden zijn godsdienst te veranderen, of teneinde iemand te verleiden dat hij iemand anders verandering van godsdienst zal veroorzaken, is strafbaar met een gevangenisstraf van vijf jaar of een boete van 50.000 Israëlische ponden.
2. Het ontvangen van vergoedingen in ruil voor verandering van godsdienst.
Hij die ontvangt, of er in toestemt te ontvangen: geld, iets wat gelijk staat met geld of een ander materieel voordeel, in ruil voor de belofte dat hij zijn godsdienst zal veranderen, of iemand anders verandering van godsdienst zal veroorzaken, is strafbaar met een gevangenisstraf van drie jaar of een boete van 30.000 Israëlische ponden.

U merkt, het woord christendom wordt niet in de wet genoemd. Maar, het wetsvoorstel ging vergezeld van een toelichting. Daarover in een volgend artikel.

Ramat Hasharon, J.L.C. Boertjens

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1978

De Wekker | 8 Pagina's

De staat Israël en de zending (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1978

De Wekker | 8 Pagina's