Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het wondere ambt (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het wondere ambt (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Apeldoorn"
Directe aanleiding tot het schrijven over dit onderwerp is het feit dat er weer enkele dagen „Apeldoorn" achter de rug liggen. Daarmee is bedoeld de vergaderperiode van het Curatorium, waarin het College van Hoogleraren zes broeders bevorderde tot kandidaat in de theologie en het Curatorium daarna vijf van hen op hun verzoek beroepbaar stelde in onze kerken. Dat nam bijna twee dagen in beslag afgewisseld met een bespreking over de gang van zaken aan onze Hogeschool en op de derde dag afgesloten met de sluiting van de cursus tot D.V. 19 september.
Het zijn altijd wonderlijke dagen, die curatoren uit hun normale, predikantenwerkzaamheden halen en hen heel in het bijzonder confronteren met het wondere ambt van predikant, dat veel voorbereiding vraagt: zowel van de kant van de hoogleraren als van de kant van de studenten.
Als de laatste sluis in Apeldoorn gepasseerd is komt de weg naar het ambt open te liggen en krijgt de betrokken kandidaat de bevestiging van zijn roeping in het feit dat kerken hem roepen tot de dienst in de gemeente.
Velen waren dinsdagavond 13 juni getuige van de officiële plechtigheid, waarin verschillende documenten werden uitgereikt - die betrekking hebben op het kandidaatsexamen door de rektor en die de beroepbaarstelling melden door de president-curator.
Goede woorden werden gesproken.
Een nieuwe generatie trad aan en staat voor de poort van het ambt.
De gedachte liet zich niet onderdrukken bij het zien naar de jonge broeders om wie het die avond ging: wat dringt hen om in deze tijd naar dit ambt te staan? Wat is het toch dat de jaren door telkens maar weer jongeren predikant begeren te worden? Zal het geen desillusie worden? Welke gang zullen zij door de kerken maken?
De uitdrukking wordt vaak gebruikt: het wondere ambt!
In het licht van die Apeldoornse avond werd het plan geboren in ons blad iets te schrijven over dit onderwerp.

Juiste typering?
Om maar direct met de deur in huis te vallen: is dat ambt van dienaar des Woords nu wel zo'n wonderlijk ambt? Gaat het wel aan om vandaag op verheven toon nog te spreken over het wondere ambt?
Die vraag wordt gesteld zowel vanuit de gemeente als door dragers van dat ambt zelf.
We zullen die vraag niet gemakkelijk moeten wegwuiven en zonder meer niet moeten zeggen: het is en blijft het wondere ambt wat er ook gebeurt of verandert.
Alleen door te luisteren naar de bezwaren en die serieus te nemen kunnen we elkaar helpen. Welke bezwaren worden er dan vandaag ingebracht tegen deze typering „het wondere ambt"?
Allereerst is er het element van de verzakelijking.
De opleiding tot het ambt is verzakelijkt. Dat is zeker niet iets van de laatste tijd, maar het komt de laatste jaren wel steeds meer openbaar.
Voor het kandidaatsexamen theologie moet gestudeerd worden zoals een leraar en een dokter moeten studeren om zover te komen.
Formeel gezien is er geen onderscheid tussen de opleiding van genoemde banen en die van predikant. Ook in Apeldoorn en andere theologische opleidingen moeten tentamens worden afgelegd over nauwkeurig bepaalde stof; is sprake van „semesters" - een bepaalde periode waarin college wordt gegeven; worden de laatste jaren cijfers gegeven en wordt door hoogleraren over een bepaalde kandidaat „geplust en gemind", is binnenkort sprake van wetenschappelijke medewerkers en ga zo maar door.

Is er onderscheid tussen theologie-studenten en studenten uit andere faculteiten? Uiterlijk zeker de laatste jaren niet meer - een foto van Apeldoornse studenten van veertig jaar geleden en een blik op de huidige generatie doet het onderscheid duidelijk zien in uiterlijk en kleding. Vroeger kon men in de Apeldoornse lanen de Wilhelminaparkbezoekers herkennen aan de lange geklede jas; tegenwoordig is er geen onderscheid tussen een Apeldoornse A.T.S.-er (autotechnische school) en een T.H.S.-er.
Die verzakelijking zet zich door in de ambtsuitoefening in deze tijd.
De plaats van de predikant is vandaag een andere dan vroeger.
In 1969 verscheen een boek „Over de predikant", waarin het hoofdstuk „De predikant in sociologisch perspectief" me destijds reeds boeide.
Verwezen werd hierin naar een opstel van Trutz Rehdtorff, die een diepgaande analyse geeft van structuur en functie van het huidige domineesambt. Een paar elementen uit deze analyse geven we door ten bewijze van de verzakelijking van het ambt.

Het domineesambt is geleidelijk gereduceerd. Vroeger had de dominee veel te betekenen buiten de kerk en was hij een notabele in stad en dorp; vandaag blijft zijn taak beperkt tot de intieme kerkelijke maatschappij. En zelfs daar wordt zijn plaats kleiner. Het is al niet vanzelfsprekend meer dat een predikant voorzitter van de kerkeraad is of dat het moderamen van een kerkelijke vergadering uitsluitend door predikanten bemand moet zijn. Dat heeft tot gevolg dat het vroegere sociale prestige van de predikant op grond van zijn algemeen erkende plaats en functie in de samenleving heeft plaats gemaakt voor een sterke status-onzekerheid.
De dominee wordt vandaag niet geaccepteerd omdat hij dominee is zonder meer; maar hij moet zich waar maken. Zijn beroepsprestige, tot in onze kerken toe - de hoog-kerkelijke en ambtelijk denkende gemeenten niet te na gesproken - is in sterke mate komen af te hangen van zijn persoonlijke kwaliteiten. Men kan dit betreuren en principieel afkeuren, maar de werkelijkheid is niet anders.
Genoeg om duidelijk te maken dat er kritiek geleverd wordt op de uitdrukking „het wondere ambt". Laten we gewoon doen, wordt gezegd. Dominee zijn is een baan, waarvoor gestudeerd moet worden en het is een job, dat met de inzet van de hele persoonlijkheid moet worden uitgeoefend, maar een leraarsbaan bij het v.w.o. vraagt niet minder de hele persoon. Is er een principieel onderscheid?

De praktijk
Daar komt nog een andere reeks bezwaren bij - die vanuit de praktijk van „het wondere ambt".
Het is zo mooi op de promotieavond na een jarenlange studie het begeerde getuigschrift uit bevoegde handen te ontvangen en met prachtige woorden te worden toegesproken, door familie en vrienden en kerkgemeenschap te worden gefeliciteerd; straks een beroep te ontvangen, de allerlaatste drempel van het classicaal examen genomen te hebben, onder vele getuigen gezegd te hebben „ja ik van ganser harte": men is klaar, eindelijk . . .
Een zucht van verlichting wordt gehoord.
Maar de praktijk leert: nu begint het pas goed; er worden nog andere en meerdere zuchten geslaakt.
Na enkele jaren lijkt de Apeldoornse avond een schim uit het verleden; de glans is verdwenen.
De werkelijkheid van het gemeentelijke leven heeft zich aangediend.
De wekelijkse preekarbeid vraagt veel inspanning. Ruilbeurten met lotgenoten geven een weinig soulaas, maar het blijft een opgave.
De omgang met gemeenteleden valt toch niet mee. De theorie van het pastoraat blijkt niet te kloppen met het speciale geval in deze gemeente. Waarom werden we niet beter voorbereid?
De catechisanten zijn niet zo leergierig als men bij de intrede idealistisch dacht of zoals de bezoekende kerkeraadsdeputatie in de dagen van het beroep met gloed en verve probeerde duidelijk te maken.
Het geestelijke peil van de gemeente stelt teleur: wat kunnen de mensen zich druk maken om futiliteiten.
Het lijkt wel of je een speciaal charisma moet hebben om chr. geref. predikant te zijn.
Je doet het nooit goed: als je het eens bent met een aantal broeders en zusters springt een ander gedeelte van de gemeente op de ketting en omgekeerd.
Waar is de vreugde van de voorbereiding en het begin gebleven?
Is dit het wondere ambt waarover zo geestdriftig werd gesproken en geschreven?
Vandaag predikant zijn betekent het ambt uit te oefenen in de crisis van geloof en kerk. Het geloof, het christelijk geloof is in de crisis.
De kerk als instituut wordt op allerlei manieren aangevallen; zij heeft haar tijd gehad. Onze tijd is anti-institutioneel en anti-autoritair. Dat betekent dat het ambt in de kerk zeer op de tocht staat.
Bovendien is het werk van een predikant inhoudelijk in de crisis. De predikant is pastor. Maar het pastoraat glipt onder zijn handen weg - niet alleen de mensen zelf, die er op uit zijn zich aan de leiding van de pastor te onttrekken; maar ook het werk zelf, de geestelijke leiding aan gemeenteleden, wordt geruisloos overgenomen. Het pastoraat wordt geseculariseerd door maatschappelijke hulpverlening en andere instanties, die vele relaties leggen.
Is dit nog het wondere ambt?
Het is deze situatie die predikanten van allerlei kerken in de crisis van het ambt brengt en doet vragen: is er voor mij geen andere weg? Kan ik niet op andere wijze predikant zijn dan voorheen? Is er ook voor mij geen bijzondere arbeid te vinden, die mij de mogelijkheid biedt ambtsdrager te blijven en toch me ontslaat van het slopende ritme van de preek- en pastorale arbeid en van de omgang met moeilijke mensen, die ik toch niet kan bevredigen?
Volgende week D.V. het antwoord.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1978

De Wekker | 8 Pagina's

Het wondere ambt (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1978

De Wekker | 8 Pagina's