Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De staat Israël en de zending (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De staat Israël en de zending (V)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerk en Israël
Ik wil deze artikelenreeks afsluiten door in het kort in te gaan op de vraag wat de roeping is die de kerk tegenover Israël heeft.
Bij alle kritiek die ik op de zgn. „anti-zendingswet" heb, dient het ook duidelijk te zijn, dat onze kerken wanneer het gaat over Israël, het woord zending niet gebruiken en het oneens zijn met allerlei praktijken die door sommige groeperingen in Israël nog altijd worden gebruikt.
De nederlandse kerken die in Israël vertegenwoordigd zijn hebben geen enkele behoefte aan dergelijke praktijken, ook al zijn ze niet bij de wet verboden. Hier zijn aktiviteiten te noemen als: ongevraagd aan mensen traktaatjes en ander materiaal toesturen; boeken verkopen langs de deur en als men dan binnen is een traktaatje achter laten; mensen op straat aanspreken; beneden de in Israël gangbare prijs gezinshulp aanbieden om op die manier een gezin binnen te komen teneinde hun bekering te bewerkstelligen.
Het zijn dergelijke aktiviteiten van in de meeste gevallen heel kleine amerikaanse christelijke sekten, die het christendom in Israël een slechte naam bezorgen.
De lijn die onze kerken ten opzichte van Israël volgen is een andere. Op onze Generale Synode van 1953 werd besloten om de naam van het deputaatschap te veranderen. Er werd niet meer gesproken over „Zending onder de Joden". In het deputatenrapport werd als bezwaar tegen deze naam aangevoerd, dat de naam zending voor de joden historisch zwaar belast is omdat de kerk in vroeger eeuwen zeer vaak op gewelddadige wijze „onder hen zending" dreef. Ook wijst dit rapport op het verschil tussen heidenen die nog nooit van God gehoord hebben en Israël, het oude Bondsvolk. Voorgesteld werd om voortaan te spreken over „Deputaten voor Contact met Israël". Maar dit voorstel haalde het niet en zodoende spreken wij sinds 1953 over „Deputaten voor de Evangelieverkondiging onder Israël". Het is in de loop der jaren gebleken dat ook deze aanduiding niet bevredigt en tot misverstanden aanleiding kan geven. De verhouding tussen de kerk en Israël is zo komplex, dat we er wel niet in zullen slagen om dat samen te vatten in de naam van een deputaatschap. Misschien is het beter om in de toekomst te komen tot een naam als „Deputaten voor Kerk en Israël".
In het deputatenrapport dat diende op de Generale Synode van 1974 komt een bezinningsgedeelte voor. Ook hierin wordt benadrukt, dat er bij de arbeid onder Israël iets anders aan de orde is dan zendingsarbeid, omdat we met Israël het Oude Testament gemeenschappelijk hebben. Wanneer we ons afvragen welk karakter de verhouding tussen de kerk en Israël heeft zullen we moeten uitgaan van de verkiezing van Israël. Het Oude Testament verkondigt ons dat Israël het volk van God is, het volk waarmee God zijn verbond sloot.
Wat betekent dit voor ons als christenen? Want als christenen geloven wij dat Jezus de beloofde Messias van Israël is. Wij geloven dat in Hem, de Zoon van God, de beslissing is gevallen.
De vraag is derhalve: wat is de positie van Israël na de komst van de Messias. Hield Israël op om Gods uitverkoren volk te zijn?
Door de eeuwen heen heeft de kerk daarop bevestigend geantwoord. Men meende dat de kerk in de plaats van Israël was gekomen. De kerk was nu het nieuwe Israël. Voor het oude Israël had men geen bijzondere plaats meer. Het was deze opvatting, zo zagen we, die leidde tot de christelijk jodenhaat, met alle heilloze gevolgen van dien.
De laatste dertig, veertig jaar is er aan christelijk zijde een nieuwe bezinning op Israël op gang gekomen. De gebeurtenissen van de tweede wereldoorlog èn de stichting van de staat Israël, nu dertig jaar geleden, hebben daartoe bijgedragen.
Wanneer wij het Nieuwe Testament zonder vooroordelen lezen, dan moeten we zeggen: Israël heeft niet afgedaan. Israël heeft nog steeds een bijzondere plaats. Aan Israël zijn de woorden van God toevertrouwd. God heeft zijn volk niet verstoten. De genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk.
Niet, dat wordt ontkend, dat het niet aanvaarden van Jezus als de Messias zonde is. Daarin is iemand als Paulus duidelijk genoeg. Maar dat betekent niet dat Israël ophoudt Israël te zijn. Dat betekent niet dat Israël vervangen wordt door de kerk.
De christenen uit de heidenen komen niet in de plaats van Israël. Ze komen bij Israël. Door het geloof in de Messias Jezus worden ze een deel van Israël. Heel duidelijk vinden we dat o.a. in het beeld van de olijfboom in Rom. 11: de gelovigen uit de heidenen worden als takken op de edele olijfboom, dat is Israël, geënt.
De nieuwtestamentische gegevens wijzen ons op de volstrekt unieke relatie die er is tussen de kerk en het joodse volk.
Dat unieke zien we ook als we letten op het principiële verschil met de zending. In de zending richt de kerk zich tot de heidense volken. Op het zendingsveld roept de kerk de mensen op om hun afgoden vaarwel te zeggen en te geloven in de God van Abraham, Izak en Jakob, de God van Israël, die de Vader is van onze Heer Jezus Christus.
Zo ligt het in onze verhouding tot Israël beslist niet.
Israël kent immers de ware God. Aan Israël heeft God zich in de eerste plaats bekend gemaakt. Met Israël hebben wij Gods Woord gemeenschappelijk. Gods Woord, zoals ons dat is gegeven in de Tora, de Profeten en de Geschriften (Tenach), door ons het oude Testament genoemd. Ook door Israël wordt - nog steeds - dat Woord onderzocht en bestudeerd. De verhouding tussen de kerk en Israël ligt dan ook veel meer in het vlak van de ontmoeting en het gesprek. Dat zijn geen modewoorden van de laatste tijd. In de Handelingen der Apostelen wordt voor het kontakt van Paulus met zijn mede-joden het meest een grieks woord gebruikt waar ons woord dialoog vanaf is geleid. Dat betekent: er worden door Paulus samensprekingen gehouden, waarbij het uitgangspunt is: het gezamenlijk geloof, het gezamenlijk bezit van de heilige schrift.
Natuurlijk, dezelfde Schrift wordt door joden en christenen op verschillende manieren gehoord en uitgelegd. Daarom is dit gesprek ook geen vrijblijvend gesprek. De christen zal als zijn overtuiging naar voren brengen, dat het juist déze Schriften zijn die van Jezus getuigen.
Wij zoeken het gesprek met Israël. In alle bescheidenheid. Zonder opdringerig te zijn. Zonder hoogmoed. Rekening houdend met de gevoeligheden die er zijn.
Wij zoeken het gesprek in de overtuiging dat dit ook voor de kerk zelf uiterst vruchtbaar is Het was tot onze eigen schade, dat wij de banden met Israël in het verleden doorgesneden hebben. Daarom kwam de kerk veel te veel open te staan voor heidense invloeden en voor invloeden van de griekse filosofie.
De ontmoeting met het levende jodendom van vandaag aan de, dag, en een hernieuwde verdieping in de joodse wortels van ons christelijk geloof en onze christelijke godsdienst zal ons als kerk brengen tot herbezinning op heel wat dingen.
Als kerk worden we steeds weer opnieuw voor de vraag gesteld: durven wij deze ontmoeting met Israël aan? Het is heel gemakkelijk om hoogmoedig te blijven en te zeggen: wij weten het veel beter dan die „ongelovige joden", Veel moeilijker is het om bereid te zijn kritiek te aanvaarden en het aan te durven om samen met Israël opnieuw te luisteren naar dat oude Woord, dat God eens aan zijn volk Israël heeft gegeven.
De ontmoeting en het gesprek met Israël is niet zo eenvoudig als soms wel eens in Nederland wordt gedacht. Vooral door christelijke schuld zijn er aan joodse zijde weerstanden en vooroordelen gegroeid tegen het christendom en tegen de christenen. De wet die ik in deze artikelen met u besprak is daar een voorbeeld van. Voordat het tot een werkelijk gesprek kan komen zullen er nog heel wat obstakels uit de weg moeten worden geruimd.
Kerk en Israël zullen elkaar opnieuw moeten leren kennen.

Besluit
Tegen deze achtergrond wil ik mijn kritiek uiten op de wet die werd aangenomen. Het werk dat namens onze kerken in Israël wordt gedaan wordt door deze wet niet rechtstreeks getroffen. Wat wel getroffen wordt is het klimaat van de ontmoeting tussen kerk en Israël. Eén van de belangrijkste voorwaarden om wederzijdse vooroordelen weg te nemen is het scheppen van een klimaat van verdraagzaamheid, waarin aan beide zijden de gelegenheid gegeven wordt om elkaar beter te leren kennen.
Een wet als deze doet schade aan dit streven.
Afsluitend wil ik zeggen, dat de wet op de verleiding tot verandering van godsdienst een wet is die onrecht doet aan de christelijke gemeenschap in Israël, een wet die door haar intolerante achtergrond schadelijk is voor de staat Israël zelf en beter weer zo spoedig mogelijk uit het Israëlische wetboek kan verdwijnen.
We moeten ons door deze ontwikkeling niet laten ontmoedigen. We zullen door moeten gaan met het zoeken van de ontmoeting en het gesprek met Israël, met het joodse volk.
We zullen door moeten gaan met het wegnemen van de wederzijdse vooroordelen.
In Israël.
Maar ook in Nederland. Ook in de kerk heeft Israël nog niet die plaats die het zou moeten hebben. Nog meer dan tot nu toe het geval is zal Israël aan de orde dienen te komen in de prediking, in de katechese, in de theologische opleiding. Als de kerk haar eeuwenlange houding van hoogmoed ten opzichte van het joodse volk niet opgeeft, heeft ze geen recht om kritiek op joodse vooroordelen tegen het christendom te uiten, zelfs niet als deze vooroordelen wettelijk worden vastgelegd.
We mogen kritiek hebben op de wet, maar we moeten ook nuchter blijven. Een situatie die tweeduizend jaar lang is scheefgegroeid wordt niet in dertig jaar rechtgetrokken.
Als we de wet in dit kader plaatsen wordt onze kritiek er niet minder op, maar wel wordt die kritiek dan tegen de juiste achtergrond geplaatst.
En wat de ontmoeting en het gesprek met Israël betreft, daarmee gaan we door, ondanks de wet.
Ik hoop, dat u dit werk in Israël wilt blijven steunen, met uw belangstelling, maar bovenal met uw gebed.

Ramat Hasharon, J.L.C. Boertjens

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1978

De Wekker | 8 Pagina's

De staat Israël en de zending (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1978

De Wekker | 8 Pagina's