Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Preken uit het Oude Testament (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Preken uit het Oude Testament (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een brief
Dat ik over boven genoemd onderwerp iets ga schrijven vindt zijn aanleiding in een brief, die ik enige weken geleden ontving van een broeder, lid van een van onze kerken, die, omdat de kerk waartoe hij behoort vacant is en hij daardoor in de situatie is des zondags steeds andere predikanten te beluisteren, mij schrijft dat het hem is opgevallen dat er zo weinig uit het O.T. wordt gepreekt. Hij vraagt mij of ik kan verklaren waarom dit het geval is, ook wanneer de kerkelijke agenda (het kerkelijk jaar) de predikanten daarvan niet behoeft terug te houden.
Inderdaad brengt het kerkelijk jaar ons veelal bij het N.T. Dit is niet per se nodig, want ook het O.T. biedt ons ruime stof ter overdenking van het lijden van Christus, zijn opstanding en de betekenis van pinksteren, maar we horen deze boodschap toch graag rechtstreeks vanuit het N.T., omdat we daar te doen hebben met de vervulling van wat in het O.T. nog slechts voorafschaduwing of voorzegging is.
Na kerstfeest volgen we dan graag de Heiland, zoals Hij ons in de evangelieën verkondigd wordt, „krachtig in werken en woorden" (Luk. 24: 19). We worden dan graag bepaald bij zijn wonderen als tekenen van zijn komend rijk op aarde en bij zijn heilrijke woorden. Dat wil en kan de kerk niet missen. Daar moet ruime gelegenheid voor geboden worden. Daarna volgen we Hem in de lijdenstijd op zijn lijdensweg.
Er is wel eens opgemerkt dat in de verhouding van het geheel van het kerkelijke jaar zeven lijdensweken rijkelijk veel is. Toch heeft de kerk daarin bewust tot uitdrukking willen brengen de onvergelijkelijke betekenis van het lijden en sterven van haar Here en Heiland, waaraan de kerk haar verlossing te danken heeft. In het boek Openbaring horen we de verloste kerk haar Heiland danken met de woorden: Gij hebt ons Gode gekocht door uw bloed (Openb. 5:9).
Daarop volgt dan de blijde boodschap van pasen en tussen pasen en pinksteren wordt de gemeente graag bepaald bij de rijke betekenis van Christus' overwinning uit de Brieven in het N.T., waarin ook de betekenis van pinksteren en het rijke werk van de Heilige Geest niet minder rijk en troostvol worden belicht. Ook de stichting van de kerk van Christus en haar uitbreiding door het woord en de werking van de Geest ons beschreven in het boek van de Handelingen der Apostelen bevatten voor de kerk een rijke verkondiging. En het boek Openbaring nodigt de prediker al niet minder om de boodschap van God daarin geopenbaard de gemeente te verkondigen.
Het N.T. biedt ons zoveel rijkdom aan verkondiging dat een prediker er nimmer mee klaar komt. Het is onbegrijpelijk dat er predikers zijn, die zeggen dat ze uitgepreekt raken. Dat is alleen maar luiheid. Gods Woord biedt eerder teveel dan te weinig. Men moet niet steeds dezelfde en bij de gemeente bekend geworden woorden alsmaar willen herhalen. De rechte Schriftgeleerde zal naar het woord van Jezus uit de schat van de Schrift steeds weer nieuwe en oude dingen tevoorschijn brengen (Matth. 13: 52).

Het Oude Testament
Toch mag door de rijke prediking van het N.T. het O.T. niet verwaarloosd worden. Dit eist van de prediker een bepaalde planning van zijn stof. En zonder dat dit nu tot een vaste regel moet worden gemaakt - de prediker heeft in het kiezen van zijn teksten een zekere vrijheid en soms kunnen bepaalde omstandigheden hem tot zijn tekstkeuze nopen - biedt de periode tussen pinksteren en kerstfeest hem alle gelegenheid de gemeente te bepalen bij het O.T. De boodschap van het O.T. mag de gemeente niet onthouden worden. En niet slechts omdat zonder het Oude Testament het N.T. niet is te verstaan, maar omdat het O.T. zijn eigen boodschap heeft. Niet dat deze boodschap in het N.T. niet zou aanwezig zijn. Maar zoals er elementen in de Schrift zijn die in het N.T. klaarder worden geopenbaard dan in het O.T. zijn er evenzo in het O.T. zaken die daarin helderder naar voren komen dan het in het N.T. Men kan zelfs zeggen dat het N.T. de boodschap van het O.T. veronderstelt en die daarom, waar dat niet per se nodig is, niet herhaalt. Maar er wordt wel steeds naar teruggewezen. Het N.T. heft het Oude niet op. Bij het lezen van het N.T. moeten we het Oude voortdurend bij de hand hebben. Paulus schrijft dat wat daarin staat geschreven - en hij schrijft aan de gemeente van het N.T. - is geschreven, niet slechts voor de joden, maar ook voor ons als gemeente van het N.T., tot ons onderricht, tot volharding en tot vertroosting (Rom. 15: 4).
De uitdrukking in onze Ned. Gel. Bel., dat hetgeen nog duister is in het O.T. zeer klaar is in het N.T. (art. 10) betekent dat we het N.T. niet kunnen missen naast het O.T., maar wil niet zeggen dat we daarom nu wel kunnen zonder het O.T.
Men heeft O.T. en N.T. wel tegenover elkaar gesteld als belofte en vervulling en daaruit soms de konklusie getrokken dat nu we de vervulling hebben we de belofte niet meer nodig hebben. En inderdaad hebben we in het N.T. een stuk vervulling van het O.T. Maar het is nog maar een aanvankelijke en gedeeltelijke vervulling. Het O.T. is vol van machtige beloften die nog op vervulling wachten en biedt de kerk van het N.T. rijke perspektieven van hoop en troost, terwijl de rijke openbaring van God in de geschiedenis van het oude volk Israël ook ons aangaande die God een machtige prediking biedt.
Een kerk, die naar die rijke prediking van het O.T. niet hoort, verarmt. Dat heeft de christelijke kerk in haar allereerste aanvang reeds begrepen in haar strijd tegen een zekere Marcion, die het O.T. als een jodenboek voor de christelijke kerk niet nodig en zelfs gevaarlijk achtte.
En in het Hitler-Duitsland heeft die roep zich herhaalt om zich als christelijke kerk van het O.T. te ontdoen en het is Karl Barth geweest - en de hele christelijke kerk kon daarin met hem instemmen - die toen zijn krachtig „Nein" heeft laten horen. De christelijke kerk kan niet zonder het O.T. Daarin komt tot haar een machtige boodschap van Godswege ook nu.
Daarom heeft de gemeente recht op de prediking uit het O.T. En als onze broeder die des zondags nimmer of te weinig hoort ervaart hij dat terecht als een gemis.

Nu vraagt hij mij naar de oorzaak hiervan. Ik geloof niet dat we mogen generaliseren. Ik wil aannemen dat een gemeente met een eigen predikant op gezette tijden uit het O.T. wordt onderwezen. Vacant zijn als gemeente heeft veel schaduwzijden. Indertijd heb ik eens gewezen op het gemis aan geregelde katechismusprediking. Er zijn thans verscheiden vacante gemeenten die hier iets aan doen en gastpredikanten vragen ook uit de katechismus te willen preken en ik verneem dat dit vrij geregeld gebeurt.
Een andere schaduwzijde van vacant zijn lijkt mij dat er vaak zo weinig lijn in de prediking zit en ik kan mij voorstellen dat daardoor bepaalde gedeelten van de Schrift niet aan de orde komen. Zo denk ik dat het kan treffen dat in een vrij lange periode het O.T. niet of te weinig, in elk geval onregelmatig aan de orde komt.
Erger wordt het als een van de predikanten, naar mijn briefschrijver meedeelt, op de vraag, waarom hij zo weinig uit het O.T. preekt, antwoordt: Dan zou ik gauw uitgepreekt zijn.
Ik kan mij dit antwoord nauwelijks voorstellen. We ontvangen in het O.T. een stuk Godsopenbaring dat in één woord overweldigend is.
Maar dit vraagt van ons wel diepgaand onderzoek en een grondige studie om niet alleen te verstaan wat het O.T. in zijn verschillende onderdelen heeft te zeggen gehad voor de tijd waarin God zijn openbaring heeft gegeven, maar ook voor de tijd van vandaag.
Want preken is meer dan uitleg geven van de Schrift zonder meer of het vertellen van de geschiedenissen in de bijbel als verhalen slechts, maar de boodschap daarvan brengen voor de mens van nu. Het is zich voortdurend afvragen wat de openbaring van God, die ons gegeven is in de taal en in de situatie van het oude volk Israël, te zeggen heeft voor ons. Maar als men dan werkelijk en grondig met het O.T. bezig is, raakt men daaruit nooit uitgepreekt, maar komen de woorden Gods als een niet ophoudende stroom op ons af, zodat we eerder verlegen zijn met de overweldigende majesteit en rijkdom van de boodschap, die in het O.T. tot ons komt, dan dat we er te weinig stof in zouden vinden. Dit laatste zou het gevolg kunnen zijn van een verkeerd omgaan met de Schrift. Niet het moeten preken moet de prediker brengen tot de tekst. Het gevaar is dan aanwezig dat de gemeente telkens weer wordt gekonfronteerd met bekende en reeds zo vaak gehoorde teksten. De briefschrijver zegt dan ook dat hij zo vaak dezelfde teksten of tekstgedeelten hoort bespreken. Het onderzoek van de Schrift moet brengen tot de preek. Wie werkelijk met de Schrift bezig is, hele hoofdstukken of hele bijbelboeken bestudeert weet met de overvloed van stof geen raad en zal de gemeente leren het Woord Gods in zijn rijkdom en veelvuldigheid te verstaan.

Ds. Van Andel
Nog altijd is een uitspraak van de oude ds. Van Andel, reeds in 1910 gestorven, die zelf een schriftgeleerde was in de rechte zin van het woord, aan het adres van de predikers van betekenis: „Dat men naar een tekst moet zoeken, is geen gunstig teken. Het brengt onder verdenking dat men van de bestudering der Schrift weinig werk maakt. Want als men tot de regel stelt om de heilige boeken door te werken . . . dan zal men telkens op zijn weg een tekst ontmoeten, die ons dermate aangrijpt, dat wij ons gedrongen gevoelen om er uit te prediken. Zoo behoort het trouwens te wezen; de predikstoel moet niet naar den tekst, maar de tekst naar den predikstoel drijven".
„Wie geregeld de Schrift bestudeert, is eer „met" dan „om" teksten verlegen. Hij is de rechte prediker, die de Schrift onderzoekt uit behoefte om haar te verstaan, zodat hij het ook dan zou doen, als hij niet behoefde te prediken".

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1978

De Wekker | 8 Pagina's

Preken uit het Oude Testament (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1978

De Wekker | 8 Pagina's