Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontmoetingen bij Jericho (Ontmoetingen rond Jericho I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontmoetingen bij Jericho (Ontmoetingen rond Jericho I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En Hij zeide: Neen, maar Ik ben de Vorst van het heir des Heeren; Ik ben nu gekomen" Jozua 5: 14a

De Vorst van het heir des Heeren
Wanneer Jozua op verkenningstocht bij Jericho is, gaat het om de vraag, hoe hij de stad in bezit kan krijgen. Dat is een vraag met strategische betekenis. Jericho, de schier onneembare stad, neemt immers een sleutelpositie in ten opzichte van Kanaän, het land dat veroverd moet worden.
Wie de Sleutelstad heeft, heeft de toegangspoort tot Kanaän in handen. Als Jericho valt, ligt de weg naar de verovering van Kanaän open.
Maar de vraag naar de verovering van Kanaän is ook een vraag van heilshistorische betekenis. Kanaän is immers het land, dat de Heere aan de vaderen Abraham, Izaäk en Jakob beloofd heeft. Het is de erfenis, die de Heere voor hun nageslacht, voor Israël heeft weggelegd onder de belofte: Ik zal u het land geven. En bij Jericho, de eerste stad van Kanaän, zal de Heere duidelijk maken, langs welke weg Israël in het bezit van de erfenis komt, niet door eigen kracht, niet door wapengeweld, maar als een genadegeschenk van de God van het welbehagen. Bij Jericho zal de Heere Jozua de betekenis van Zijn naam leren verstaan: de Heere verlost, de Heere maakt zalig. Daar zal het volk de belijdenis leren: „Hun zwaard deed hen dit land niet erven; hun arm deed hen geen heil verwerven; maar Uwe rechterhand. Uw macht, heeft hun die voorspoed toegebracht".
De grote vraag, die Jozua bij Jericho beheerst, is: hoe komt het volk, dat de belofte heeft, in het bezit van de vervulling van de belofte?
Het antwoord op die vraag wordt gegeven in de ontmoeting, waarvan onze tekst spreekt. Onverwacht staat daar bij Jericho een Krijgsman met getrokken zwaard voor Jozua. Hij is gereed tot de strijd. En op de vraag van Jozua vertelt Hij Wie Hij is: de Vorst van het heir des Heeren, Hij komt bij God vandaan, ja. Hij is Zelf God, zo blijkt, uit het vervolg. Want evenals Mozes bij de brandende braambos krijgt ook Jozua het bevel, de schoenen van de voeten te doen. Hier is heilige grond; hier is God Zelf. God Die Zijn volk verloste uit Egypte en daartoe Mozes riep vanuit de braambos, komt nu om Zijn volk te brengen tot de erfenis. Wij zullen dus hebben te denken aan een Oudtestamentische verschijning van de Zoon van God.
Daar bij de muren van Jericho staat de Christus, de sterke Held, Die Zijn volk terzijde staat in de strijd. En Hij beschikt over de legioenen van de hemel. God heeft voor Israël hulp besteld bij een Held en wie van Hem naar Jericho's muren kijkt, zegt: och, wat willen die muren en poorten. Jericho, zet de poort maar open. Hier is het Hoofd van 's hemels legermacht, 't is God, geweldig in het strijden.

Indringend is de boodschap van deze Vorst. Op Jozua's vraag of Hij een vriend of een vijand is, antwoordt de hemelse Krijgsheld: Neen. Christus laat Zich niet indelen. Het is niet de strijd van Jozua en Israël, waarbij Hij te hulp snelt. Nee, het is Zijn strijd, die gestreden wordt bij Jericho en Israël krijgt in die strijd een plaats. De Heere is opgestaan tot de strijd vanwege Zijn eigen zaak. Daartoe is Hij nu gekomen, nu Israël voor die onneembare muren en hermetisch gesloten poorten staat. En Hij is gekomen als Krijgsman, omdat Zijn komen altijd twee zijden heeft. De vijanden worden verstrooid en Zijn volk zal juichen. De Heere is gekomen om de rekening te vereffenen met de Kanaänieten nu de maat van hun zonde vol is. En Hij is gekomen om Zijn volk te brengen tot in de erfenis. Hij, Die de beloften gegeven heeft, zorgt Zelf ook voor de vervulling van de beloften. Het is alles Zijn werk.

Ik ben nu gekomen.
Er zijn exegeten, die menen, dat deze zin niet af is. Jozua zou te vlug in de rede zijn gevallen. Maar wanneer we goed luisteren, horen we in die paar woorden het hele Evangelie doorklinken van het komen van God tot deze wereld. Hij is gekomen in het paradijs na de zondeval met Zijn belofte. Hij is gekomen in Christus in Bethlehem en op Golgotha en in Jozefs hof. Hij is gekomen op de Pinksterdag. En Hij zal komen op de wolken van de hemel. En altijd heeft dat komen Gods de twee zijden van oordeel en vrijspraak. De wereld beeft voor dat komen en Gods volk leeft door dat komen.
Ik ben nu gekomen.
Wat een heerlijk woord ook vandaag. Het gaat toch ook vandaag nog om de erfenis. En Gods verbondsvolk van het Nieuwe Testament is ook drager van de belofte. Hebreeën 4 spreekt ervan, dat er nog een belofte is om in te gaan tot de rust. En Petrus spreekt van de erfenis, die in de hemelen is weggelegd. Maar met de belofte is de vervulling niet automatisch gegeven. Jozua weet het. Daarom is hij bij Jericho niet in afwachting, al heeft de Heere gezegd: Ik heb de stad in uw handen gegeven. Hij is werkzaam met die belofte. Hij maakt er ernst mee. Hij worstelt met de vraag: hoe vervult de Heere ze. En de Hebreeënschrijver, die in dit verband aan Jozua herinnert, zegt: je kunt ook anders handelen. Je kunt de belofte ook nalaten, hem laten liggen en dan voor eeuwig buiten moeten blijven.
Weet u van dat werkzaam zijn met Gods beloften? Gaat uw hart uit naar de vervulling ervan? Zit u toch met de vraag: hoe moet dat? Kent u die situatie, dat alles in tegenspraak lijkt met de vervulling van Gods beloften? Dan staan we als het ware ook voor muren. Voor de muur van de zonde, van de satan, van de wereld, van de dood, van ons eigen ongeloof.
Juist, daar, waar wij vastlopen en eigen hulpeloosheid en machteloosheid ontdekken, komt de Heere.
Juist dan, wanneer wij vragen: hoe moet het nu verder, komt de Heere. En als Hij komt, dan zegt Hij ook nu nog: Ik ben. .. . Ik ben gekomen om uw zonden te verzoenen, uw schuld te betalen, uw zaak te beslechten, uw strijd te strijden. Ik ben gekomen om het te zeggen tot u: Ik ben uw heil alleen. Ik ben gekomen om al Mijn beloften te vervullen.
Ik ben nu gekomen.

Dat is het hele Evangelie van de drieënige God. Weet u, wie daar hun zaligheid in vinden? Al wie als Jozua voor deze Heere neervalt, zich aan Zijn leiding overgeeft en luistert naar Zijn stem. Dat is de weg naar Kanaän, naar de erfenis. Want „Hij zal leiden 't zacht gemoed in het effen recht des Heeren. Wie hem nederig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren".

Urk, J. Westerink

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1978

De Wekker | 8 Pagina's

Ontmoetingen bij Jericho (Ontmoetingen rond Jericho I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1978

De Wekker | 8 Pagina's