Des Heeren heerlijkheid zien

Deze meditatie wordt door velen op zondag gelezen. Dat betekent in 1978: zondag 24 december.
En morgen is het Kerstfeest. Een geliefde tekst voor 24 december is: „En morgen, dan zult gij des Heeren heerlijkheid zien." Dit woord werd eens gesproken door Mozes en Aäron tot een murmurerend, een opstandig klagend Israël. Waarom werd de opstandige klacht gehoord?
De Heere regeert in tegenstellingen. In Zijn wijsheid laat Hij die tegenstellingen staan. Eerst was er de heerlijke ervaring van Elim. Daar heeft het volk genoten. Daar was een oase in de woestijn: twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen. Daar toonde de Heere dat Hij Zijn liefelijkheden kan schenken. Je zou in Elim altijd wel willen blijven . . .
Maar dat kan niet. Het volk is op reis. De woestijnreis is een reis naar Kanaän. Dus: verder trekken. En zo komt het volk in de woestijn Sin. Men kan met zo'n groot leger slechts langzaam verder trekken. En het voedsel, uit Egypte meegebracht, zal ook eens opraken. En zo begint het volk te murmureren. Waren we maar in Egypte gestorven, waar wij volop vlees en brood hadden! Dat zou ons beter geweest zijn dan hier in de woestijn langzaam weg te kwijnen.
Misschien is hier uw beeld getekend. U weet in uw leven van een Elim, van heerlijke hoogtepunten. Daar kon gezongen worden: „Want goedertieren is de Heer'."
Maar nu verkeert u in de woestijn. Een opname in het ziekenhuis bleek noodzakelijk. Er zijn ook lezers die in dit jaar werden opgenomen in een verpleegtehuis. Dit wijst op een minder worden van de krachten. Je voelt het aan als een achteruitgang in het leven. Je bent in veel opzichten afhankelijk.
En hoe was de reactie? Het is genade, wanneer we amen zeggen op Gods paden, amen, ook in tegenspoed. Dan weet u: deze weg keurt de Heere voor mij nodig.
Maar het is ook mogelijk, dat u opstandig bent. Misschien hebt u wel eens gezegd, althans gedacht: was ik maar uit dit leven weggenomen. In deze woestijn kwijn ik langzaam weg . . .
Nu moet u eens opmerken hoe groot de liefde van de Heere is. Aan een opstandig volk gaat Hij Zijn heerlijkheid openbaren! Dat is niet alleen de heerlijkheid in bijzondere lichtglanzen van de wolkkolom, maar met name in het manna, het brood uit de hemel. Israël mag de tent uitgaan om te bukken en te rapen.
Zij werden daag'lijks begenadigd:
met manna, hemels brood verzadigd.

Morgen is het Kerstfeest. Dan mogen wij des Heeren heerlijkheid zien. In het kerstevangelie lezen we: „en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen." De herders hebben die heerlijkheid gezien en zij vreesden met grote vreze. Wij kunnen vrezen bij een zwaar onweer, als de hele omgeving wordt verlicht door felle bliksemstralen. We lezen in Psalm 97: „Zijn bliksemen verlichten de wereld, het aardrijk ziet ze en het beeft." Maar in de velden van Efratha is dit anders. Daar zijn de majesteitsstralen van Gods welbehagen. Daar is de glans van de heerlijkheid van Gods genade.
De herders zijn op het woord van de engel heengegaan naar de kribbe. En daar hebben zij de heerlijkheid des Heeren gezien in de kribbe. Manna, het ware levensbrood. Jezus Christus is het Brood des levens. „En zij kwamen met haast en vonden Maria en Jozef en het Kindeke liggende in de kribbe." Zo mochten de herders smaken en zien dat de Heere goed is.
„En morgen, dan zult gij des Heeren heerlijkheid zien." De Heere geve u gezegende Kerstdagen. De heerlijkheid des Heeren, zoals de herders zagen in Efratha's veld, kunnen wij zó niet zien, want dat is één keer geschied. Wij hebben in het kerstevangelie de verkondiging van het Kerstfeit.
De heerlijkheid des Heeren, zoals de herders hebben aanschouwd in de kribbe, kunnen wij ook zó niet zien. Want de Heere Jezus is van Kind Man geworden. Hij is de Man van smarten, de opgestane Levensvorst. Nu is Hij in de hemel. En de kerk belijdt:
Gij zit in heerlijkheid aan 's Vaders rechterhand,
totdat G' als Rechter eens de laatste vierschaar spant.
Weet u, wat Kerstfeest vieren is? Naar het manna-veld van Gods Woord gaan, uw Bijbel lezen, u laten voorlezen, terwijl er een gebed in uw hart is om de rijke werking van de Heilige Geest. Die Geest maakt plaats voor Jezus Christus.
We mogen vragen:
Wil wonen hierbinnen.
Heer', in ons gemoed,
opdat we U eeuwig minnen
als het allerhoogste goed.
En dan gaan we als zondaar en zondares iets zien van de Middelaarsheerlijkheid van de Heere Jezus.
Voor wie is de Heere Jezus dierbaar? Voor David en voor allen die met David moeten belijden; „Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen." Wie zo zijn zonde belijdt en met het oog des geloofs op Jezus ziet, weet: de woestijn is ook een plaats, waar ik kan beleven:
'k Zal dan gedurig bij U zijn
in al mijn noden, angst en pijn,
U al mijn liefde waardig schatten,
wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten.
Wie in het geloof op de Heere mag zien, weet dat er een eind aan de woestijnreis komt. Wat is het arm en gevaarlijk, wanneer we aan wat uitwendige godsdienst genoeg hebben. Gods kinderen hebben een heerlijk perspectief. „En alzo zullen wij altijd met de Heere wezen."
Gij zult mij leiden door Uw raad,
o God, mijn heil, mijn Toeverlaat,
en mij, hiertoe door U bereid,
opnemen in Uw heerlijkheid.

Bussum, B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen