Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bevinding (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bevinding (I)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aktualiteit van het onderwerp
Dr. T. Brienen te Kampen heeft een boek over „Bevinding" geschreven. De volledige titel luidt: „Bevinding, aard en funktie van de geloofsbeleving". Het is uitgegeven door Kok in Kampen, telt 174 blz. en kost ƒ 19,50.
In een „Woord vooraf" deelt dr. Brienen mee, dat het boek is ontstaan naar aanleiding van een referaat, dat op 1 april 1977 door hem werd gehouden op de landelijke konferentie van het Contact Orgaan van de Gereformeerde Gezindte te Lunteren. Het boek is een weergave en uitbreiding van wat toen geboden werd. Allereerst wordt gewezen op de aktualiteit van het onderwerp Brienen konstateert een nieuwe belangstelling voor de bevinding.
Dit was nog kort geleden anders. Aangehaald wordt een woord van de gereformeerde predikant B. Rietveld, die vijf jaar geleden schreef: „nadruk op de individuele Godsontmoeting is nu niet direct een populaire zaak in de moderne stroming der gedachten, die meer uitgaan naar wereld en geschiedenis dan naar het hart van de enkeling".
Brienen ziet een pendelbeweging zich aan het voltrekken, waarin ook weer woorden als innerlijke beleving. Godsontmoeting, mystiek en bevinding vallen, zij het vanuit verschillende invalshoeken. De impulsen voor deze toegenomen belangstelling voor de bevinding komen van verschillende kanten. Er is in onze tijd een herleefde aandacht voor mystiek. Genoemd moet worden zowel oosterse als christelijke mystiek. Dit kan gezien worden als een compensatie voor het intellectualisme, het materialisme en de technocratie van onze eeuw. Vervolgens noemt Brienen een sterk verlangen naar Godservaring. Een goed decennium geleden leefde men onder het sterke gevoel van de afwezigheid Gods, een van de wortels van de God-is-dood-theologie. Brienen meent dat hierin reeds een diep verscholen heimwee lag naar het graag willen ervaren en gevoelen van de aanwezigheid van God. „Dit heimwee is nu weer uitgegroeid tot een sterk verlangen om de ontmoeting met God weer te ervaren. Het blijkt, dat de mens, de religieuze mens, daar niet langer zonder kan. Binnen deze kaders nu staat ook de toegenomen belangstelling voor bevinding en de bevindelijke weg".
In de derde plaats wijst Brienen op een in de laatste tijd groeiende aandacht voor de Heilige Geest. Gewezen kan worden op de snelle verspreiding van de Pinksterbeweging annex charismatische beweging met alle uitstromingen en differentiaties daarvan.
In de vierde plaats ziet Brienen de belangstelling voor bevinding komen door nieuwe bestudering van de Nadere Reformatie en wat wel genoemd wordt de „oude schrijvers". Bij hen is sprake van „bevindelijke godgeleerdheid" en „bevindelijke prediking".
Inderdaad is er in onze tijd een toenemende tendens naar verinnerlijking en religieuze beleving. Dit kan zeker worden gezien als een reaktie op intellektualisme en materialisme. Stellig is dit het geval bij stromingen van oosterse mystiek en misschien kan daaruit ook de grote invloed van Pinkstergroepen worden verklaard. Ongetwijfeld is hier ook een reaktie gaande tegen dode kerkelijkheid en vormelijk christendom. En dit speelt ook een rol bij de vraag naar bevinding. Men bedoelt dan met bevinding, dacht ik, vooral de beleving van het christelijk geloof in de praktijk van het christen- zijn. Men spreekt over bevinding op verschillende manieren. Daarom had ik graag een duidelijke afgrenzing gezien tussen bevinding en mystiek. Soms worden bevinding en mystiek vereenzelvigd. Dat doet dr. Brienen niet. Daarom zou een duidelijke aanwijzing van het verschil tussen die twee dienstig zijn. Er is een wezenlijk verschil tussen bevinding en mystiek, zowel christelijke als oosterse mystiek. Ik had gehoopt dat dr. Brienen er aan het eind van zijn boek nog op zou terugkomen, maar deze hoop werd niet beloond. Hij zal opmerken dat hij dit niet als zijn taak zag en dit hem te ver zou voeren. En dat begrijp ik ook wel, maar als je de mystiek naast de bevinding noemt, maak je de lezer, naar het verschil tussen die twee wel nieuwsgierig. In elk geval mogen ze nimmer verward of vereenzelvigd worden.

Wat is bevinding?
Dat is de vraag waar het hele boek van dr. Brienen zich mee bezig houdt. Eerlijk gezegd ben ik pas door zijn boek er achter gekomen hoe de meningen over bevinding uiteenlopen en hoe verschillend men erover spreekt. Brienen laat een rij van theologen aan het woord om hun zegje over bevinding te doen: prof. Dijk, prof. v.d. Meiden, dr. J.G. Woeldrink, prof. Haitjema, prof. Miskotte, prof. van Ruler, prof. van der Linde en prof. Graafland. Hoewel mij de rij al groot genoeg was, viel het mij toch op dat prof. Schilder, die in zijn leven ook nog wel eens het een en ander over mystiek en bevinding heeft gezegd, wordt gemist. Brienen zal zeggen: ik moest een keus doen. Er waren nog vele anderen te noemen ook. Accoord. De rij viel me al zwaar genoeg en ik wist steeds minder wat bevinding is. Ik dacht het altijd zo'n beetje te weten, maar ik zag op het laatst door de bomen het bos niet meer. Ik vond daarom het tweede hoofdstuk nog al vermoeiend en zag andere lezers al met mij door dit bos zich een weg banen. Op blz. 89 bleek mij, dat ik mij in dat gevoel niet had vergist, want daar zegt dr. Brienen zelf, wanneer hij aan het einde van de lange rij zich waagt aan een beoordeling van wat hij ons geboden heeft aan diversiteit van opvattingen, „Dit staat gelijk met wegkappen van wat bomen in een dicht beplant bos om een weg te banen naar een bepaald doel". Ik zou om een lief ding gewenst hebben dat Brienen al eerder wat bomen had weggekapt, voordat hij er ons doorheen liet worstelen of van meet af ons bij zijn hand genomen en zijn aanwijzingen gegeven had. Het „moeizame van de bezinningstocht" - om Brienens eigen woorden te gebruiken (blz. 112) - zou ons dan misschien iets lichter zijn gevallen.
Nu krijgen we een rij van opvattingen, waaraan Brienen de zijne toevoegt. Ik heb de indruk: bij de vele opvattingen nog weer één er bij, al zegt Brienen dan dat de zijne is naar Schrift en belijdenis.
Zelf heb ik altijd gedacht dat bevinding is de persoonlijke deelachtigwording en geloofservaring van het heil dat God de mens door zijn Woord en Geest in Christus schenkt en deelachtig maakt in de weg van het geloof. Stellig kan men dit anders en beter omschrijven. Maar ik dacht dat de nadruk valt op persoonlijke ervaring. Ik zou me dan ook wel kunnen vinden in wat Dijk zegt, dat de bevinding ligt „op het terrein van onze innerlijke reacties, die de H. Geest werkt, wanneer Hij ons Christus en al zijn weldaden deelachtig maakt. Dan geeft Hij ons deze gemeenschap in de weg, van het geloof; van het vertrouwend aanvaarden van het heil des Heren; van overgave van ons zelf aan onze Heiland en Heer; van ons amen op het ja van zijn Woord en in dit geloof of liever in dit geloofsleven ligt ook de ervaring opgesloten; wij ondergaan en doorleven de werkelijkheid der genade; wij ervaren in de ontdekking aan onszelf en in onze zonderouw onze ellende, en in onze vreugde en vertroosting de waarachtigheid der verlossing en in deze ervaring bevinden wij, dat de Here een waarmaker is van zijn Woord en dat ons geloof niet ijdel is".
De nadruk ligt voor Dijk bij bevinding op de geloofservaring in het geloofsleven. Bevinding is ervaring, doorleving; doorleving van de werkelijkheid der genade; in het geloof bevinden dat God een waarmaker is van zijn Woord. In de bevinding worden niet pas Gods Woord en zijn rijke beloften waar, maar in het geloof wordt de waarachtigheid ervan toegestemd door overgave en vertrouwen en aldus ervaren, doorleefd, dat Gods Woord waar is en Hij zijn Woord in het leven der gelovigen ook waar maakt.
Brienens bezwaar tegen Dijk rijst, wanneer deze de bevinding omschrijft als de „innerlijke bevestiging van ons persoonlijk geloof in Christus, steunende op de openbaring Gods in de Schrift". Brienen meent dat Dijk „aan de bevinding de funktie van verzekering en bevestiging geeft". En de bevinding mag niet gezien worden „als de ervaring, waarin subjektief de echtheid van het geloof gekend en bevestigd wordt. Want de bevinding is nooit op het subjekt gericht en heeft nimmer dergelijke subjektieve zin"( Blz. 34, 36, 81).
Dat is natuurlijk juist, dat de bevinding nooit op het subjekt mag gericht zijn. Het subjekt richt zich juist in het geloof op het Woord Gods. En daarom moet elk subjektivisme, als zou de waarachtigheid van het Woord en van de beloften van God voor iemand afhankelijk zijn van de subjektieve beleving daarvan, met wortel en tak worden uitgeroeid. Voor „dergelijke subjektieve zin" mag geen plaats zijn.
Om elk misverstand te voorkomen spreek ik dan ook liever niet van een subjektieve, maar van een persoonlijke geloofservaring. De gelovige ervaart, doorleeft persoonlijk, in zijn eigen hart en ziel, de waarachtigheid van Gods beloften. Dat gaat niet buiten hem om. Hij ervaart de droefheid over de zonde, maar ook de vreugde in God, die hem in Christus door de Heilige Geest zulk onuitsprekelijk heil schenkt. Het is het gelovig doorleven van de troost beide in leven en sterven waarvan zondag 1 van de Katechismus spreekt. Het is ook dat „zeker weten en kennen" en het „vast vertrouwen" van Zondag 7. Het geloof raakt de hele persoonlijkheid, de hele existentie. Het geloof is existentieel. De hele mens is er bij betrokken. In Ps. 84 jubelen „hart en vlees" tot de levende God. Existentiëler kan het al niet. Zelfs het hele lichaam is er bij betrokken.
Deze persoonlijke doorleving en ervaring behoren wezenlijk tot een levend geloof. Een dood geloof blijft dood, ongevoelig, koud en beredenerend. Er gaat niets van uit. Maar een levend geloof leeft, jubelt in de trouw des Heren. Daaraan wordt het geloof gekend. Het geloof heeft zo zijn kenmerken. En nu mogen de kenmerken nooit een grond zijn voor het geloof. Ook nooit de grond om daar de geloofszekerheid op te bouwen. Ik kom daar met dr. Brienen nog weer op terug. Maar men kan er wel de echtheid van het geloof aan kennen. In zoverre kan men zeggen, dat bevinding de innerlijke bevestiging is van het persoonlijk geloof Christus. Het is zeker niet de bedoeling van Dijk om het geloof en de geloofszekerheid op bevinding te bouwen. Daarom spreekt hij - om alle misverstand te voorkomen - van „persoonlijk geloof in Christus", steunend op de openbaring Gods in de Schrift". Dijk bedoelt met de „bevestiging" van het persoonlijk geloof in de bevinding zeker niet om daardoor tot de zekerheid van het geloof te komen. Maar men kan door de vruchten van het geloof in de bevinding wel komen tot de echtheid van het geloof. De Dordtse Leerregels spreken ook ergens van uit de vruchten verzekerd zijn.
Ik begrijp Brienen volkomen. Al te vaak zijn de vruchten tot grond voor het geloof gemaakt. De aandacht van de mens wordt dan afgericht van God en zijn beloften, van Christus en zijn aangeboden heil, naar de innerlijke beleving, met al de excessen van dien. Daarom is nauwkeurige formulering vereist. Maar ik dacht dat we Dijk onrecht doen als we uit zijn omschrijving distilleren dat hij de bevinding ziet als de bevestiging van het geloof om daar de geloofszekerheid op te bouwen. Die indruk krijg ik van dr. Brienen. Maar we mogen toch wel spreken van de bevinding - en dan ga ik uit van Dijks opvatting van bevinding - als een bevestiging van de waarachtigheid van het geloof, omdat dit aan zijn vruchten wordt gekend. En dan niet bevinding in de zin van alles wat een gelovige alzo ervaren kan, want daar gaat het niet om. Maar als de persoonlijke doorleving van het heil, dat God door zijn Woord en Geest in Christus schenkt en deelachtig maakt in de weg van het geloof.

Ook de volgende maal wil ik aan de hand van Brienens boek nog graag wat verder met u doordenken over wat bevinding is.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Bevinding (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1979

De Wekker | 8 Pagina's