Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bevinding (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bevinding (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. L.H. v.d. Meiden
Onder degenen die zich intensief met het begrip bevinding hebben beziggehouden en door Brienen in zijn boek voor het voetlicht komen behoort ook prof. v.d. Meiden. Het is mij niet mogelijk in het kort bestek van een paar artikelen, waarin ik van onze lezers aandacht vraag voor Brienens boek vanwege het belang van het onderwerp in verband met geloofsleven en prediking, alle door hem genoemde theologen voor te stellen. Dat is ook niet nodig. Ik hoef het boek van Brienen hier niet over te doen. De belangstellende lezer wil ik hiervoor graag naar zijn boek zelf verwijzen. Dat ik naast prof. Dijk, die in het vorige artikel aan het woord kwam, nu ook prof. v.d. Meiden noem, is omdat hij eens een der onzen was en indertijd voor ons blad een aantal artikelen over bevinding geschreven heeft. Later zijn in 1951 deze artikelen in boekvorm uitgegeven onder de titel: „Wat is bevinding? (Voor de praktijk der godzaligheid)". Maar ik noem hem ook omdat zijn visie dicht staat bij die van Dijk en bij hem ook bevindingen ervaring nauw verwant zijn.
Ik moet Brienen toegeven dat het inderdaad niet zo eenvoudig is om er achter te komen wat v.d. Meiden nu precies onder bevinding verstaat. De betekenis van het begrip verschuift bij hem nog al eens. Niet ten onrechte spreekt Brienen van een „onduidelijkheid in zijn begripsbepaling en de verstrengelde redeneertrant" (bl. 34). v.d. Meiden gebruikt de term bevinding in verschillende betekenissen. Er is niet-echte bevinding, bevinding buiten het geestelijke leven om. „Alle bevinding is geen vrucht der zaligmakende werking van de Heilige Geest". Daarom moet bevinding getoetst worden. Er is ware en valse bevinding. Het ware moet van het valse onderscheiden worden. Toetssteen is de Heilige Schrift. De Schrift alleen maakt uit wat ware bevinding is. Men zou misschien een vergelijking kunnen maken met het onderscheid, dat wordt gemaakt tussen waar, d.w.z. echt, en vals d.w.z. onecht, geloof. Het woord „vals" moet hier genomen worden in de zin waarin we spreken van een vals d.w.z. een onecht briefje van honderd gulden, het is waardeloos. Men kan het daarom ook geen briefje van honderd gulden noemen. Zo is een vals, d.w.z. een onecht geloof in werkelijkheid geen geloof. Geloof is alleen geloof als het echt is. En zo is ook bevinding, die geen vrucht is van het werk van de Heilige Geest, eigenlijk geen bevinding. Men zou dat daarom ook geen bevinding moeten noemen. Het zou wellicht voor de begripsbepaling eenvoudiger zijn geweest als v.d. Meiden allerlei geestelijke aberraties en onschriftuurlijke zielsbelevingen, waarbij uiteindelijk de zogenaamde vrome mens in het middelpunt staat met de aanduiding bevinding niet zou geëerd hebben, ook al noemt hij het valse bevinding.
Echte bevinding is voor v.d. Meiden „wat de ziel ondervindt, als de Heilige Geest werkt in het hart, de liefde van Christus het hart vervult, de verzoening met God genoten wordt en zoveel meer". Dit staat voor v.d. Meiden op één lijn met ervaring. Wel legt hij er alle nadruk op dat deze ervaring niet los staat van het geloof. Maar zo kunnen „ervaring en bevinding dikwijls synoniem gebruikt worden". Nogmaals herhaalt hij, „dat er geen bevinding is zonder geloof en ervaring". Men zou dan bevinding geloofservaring kunnen noemen.
Hiernaast hanteert v. d. Meiden echter nog weer een andere omschrijving van bevinding, waarin deze ruimer dan in de voorgaande wordt genomen. Hij spreekt van een meer algemeen begrip van bevinding. Daarmee wordt dan aangeduid, wat Gods Geest in de harten der gelovigen werkt, wat de ziel doorleeft en gevoelt, als de Geest zijn licht over zijn werk in het hart laat schijnen; wat de ziel mist en lijdt in de duisternis en onder twijfel, en doormaakt in verachtering en bestrijding". Onder bevinding wordt nu verstaan „de zielsbevindingen der kinderen Gods" in het algemeen. Bevinding is dan niet alleen de geloofservaring die in het geloof ervaren wordt wanneer een zondaar door het geloof deel ontvangt aan het heil Gods in Christus, maar worden ook bestrijding en aanvechting, duisternis en twijfel en zelfs verachtering in de genade er toe gerekend, die wel kunnen gepaard gaan met geloofs ervaringen in het leven van Gods kinderen, maar als zijnde geen vruchten van het geloof daarmee niet kunnen vereenzelvigd worden.
En dan heeft v.d. Meiden nog een vierde aanduiding van bevinding. Deze fundeert hij op Rom. 5: 4. In die tekst heeft de Statenvertaling het woord „bevinding". In vs. 3 wordt gezegd dat de verdrukking lijdzaamheid werkt en dan volgt in vs. 4: en de lijdzaamheid bevinding en de bevinding hoop.

De N.V. heeft het woord „beproefdheid". De verdrukking werkt volharding en de volharding beproefdheid. V.d. Meiden verbindt de beide vertalingen tot één, wanneer hij bevinding aanduidt als „een toestand, een gesteldheid, waarin de beproefdheid, de echtheid van het geloof, na en door beproeving blijkt. Daardoor geniet de beproefde ziel de persoonlijke bevestiging en verzekering van het deel hebben aan de heilswaarheden der genade". De bevinding, die zoals gezegd haar toetssteen heeft in de Schrift wordt nu zelf toetssteen. Door de bevinding „zullen wij in ons bevinden het werk des Heiligen Geestes en verzekerd worden van de beproefdheid van het geloof". V. d. Meiden wil er zeker niet van weten, dat de bevinding grond is van het geloof. Herhaaldelijk wijst hij er op, dat er geen echte bevinding is buiten de geloofsgemeenschap met Jezus. Maar in de bevinding blijkt de echtheid van het geloof. De ervaring werkt zelf de zekerheid niet, maar de Heilige Geest geeft „door de ervaring de bevestiging en verzekering, bewijs van echtheid". De ervaringen „dienen als bewijs voor ons geloof, schoon zij nooit als grond gebruikt mogen worden".
Bij „bevinding in de diepste zin" denkt v. d. Meiden aan deze beproefdheid van het geloof of de verdrukking. „Die druk zal het werk des geloofs klaarder doen uitkomen en bevestigen". „In de verdrukking komt uit wat in ons hart is, maar ook wat God voor zijn volk is".
Ondanks de enigermate „onduidelijkheid in zijn begripsbepaling" zijn toch wel enkele dingen bij v. d. Meiden duidelijk. Bevinding is voor v. d. Meiden vooral de door Gods Geest in het hart van de mens gewerkte geloofservaring, waarbij het geloof niet op de ervaring, maar op het Woord Gods en de daarin geopenbaarde Christus wordt gericht, en vooral de geloofsvolharding de ervaring is, waardoor de beproefdheid en de echtheid van het geloof blijken. „De beproefde ziel geniet de bevestiging en verzekering van het deel hebben aan Christus en al Zijn weldaden".
Het is zeker niet de bedoeling van prof. v. d. Meiden, zoals al eerder opgemerkt, dat deze ervaring de grond wordt van het geloof, maar ze is er wel zodanig mee verbonden dat er de echtheid en beproefdheid van het geloof uit blijken.
De opvatting van v.d. Meiden verschilt op deze wijze wezenlijk niet veel van die we aantroffen bij prof. Dijk.

Romeinen 5:4
Terecht wijst Brienen er op, dat het in deze tekst bij wat de Statenvertaling „bevinding" noemt gaat „om de beproefdheid van het geloof'. De verdrukking werkt de beproefdheid van het geloof, m.a.w. „het wordt merkbaar dat het geloof der rechtvaardigen het uithoudt in de verdrukkingen, dat het vuurvast blijkt te zijn en zijn kracht juist bewijst in moeilijke situaties". In verdrukkingen blijkt het echte geloof er tegen te kunnen. „Het geloof bewijst zijn kracht in de verdrukkingen". Maar mag men nu ook niet zeggen, dat het geloof, dat in de verdrukking zijn kracht toont en het volhoudt, daarin bewijst echt geloof te zijn?
Een regenjas met het merk „waterproof" is een jas, die er in de regen tegen kan en waterdicht is, maar blijkt nu ook juist niet in de regen, doordat de jas bewijst waterdicht te zijn, de echtheid van de regenjas? Het echte geloof is geloof dat er in de verdrukking tegen kan, maar bewijst het daardoor ook niet echt geloof te zijn?
Het is juist als Brienen zegt: „Niet de volharding brengt de echtheid van het geloof voort, maar het echte geloof brengt volharding en beproefdheid aan het licht". Maar mag men dan niet zeggen dat in die volharding de echtheid van het geloof blijkt?
Brienen zegt dat de beproefdheid van het geloof en de volharding aspekten zijn van de bevinding (bl. 94). Ik ben dat met hem eens. En zo versta ik ook v. d. Meiden, als hij zegt dat de bevinding de echtheid van het geloof toont. Want in de volharding door de verdrukking heen blijkt de echtheid van het geloof.
Jezus spreekt toch ook van de boom, die aan zijn vruchten gekend wordt. De echtheid van het geloof moet en zal blijken uit de vruchten. We hoeven om dit te stellen niet zo bang te zijn. Ik meen Brienens vrees wel te begrijpen. Hij vreest dat de vruchten, wil men: de bevinding grond wordt voor het geloof. Maar daar zijn Dijk en v. d. Meiden even bang voor. Grond voor het geloof zijn de beloften Gods. Maar dat geloof vindt als geloofsbevinding ook zijn reflexie in de totaliteit van hart en leven der gelovigen, bewijst daardoor zijn echtheid en wordt als zodanig daarin ook in zijn echtheid onderkend. Bevinding is niet de grond van het geloof, maar is er wel wezenlijk mee verbonden.
Intussen is de opmerking van Brienen ad rem, dat het heel moeilijk is om vanuit Rom. 5: 4 en het begrip „beproefdheid" daarin de totale inhoud van wat wij onder „bevinding" verstaan te funderen en te vullen. Bevinding is meer dan beproefdheid. Ook meer dan volharding, waaruit de beproefdheid blijkt.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Bevinding (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1979

De Wekker | 8 Pagina's