Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bevinding (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bevinding (IV)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De belijdenisgeschriften
In onze belijdenisgeschriften komt het woord „bevinding" slechts éénmaal voor. De zaak zelf komen we er veel vaker tegen. Reeds werd gewezen op zondag 1 en zondag 7 van de Katechismus. In zondag 1 wordt door het geloof het heil Gods ervaren als, bevonden te zijn een machtige troost, de enige troost, dat ik met lichaam en ziel, beide in leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, enz. Dit is een onuitsprekelijk troostvolle geloofservaring. Een ervaring, die we in en door het geloof ontvangen.
Niet minder rijk is zondag 7. Door het geloof ervaar, bevind ik, dat de beloften van het evangelie niet slechts anderen gelden, maar ook mij. Ik ervaar de beloften van God en het daarin toegezegde heil als persoonlijk voor mij, „dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om de verdienste van Christus' wil". Uit onze Nederlandse Geloofsbelijdenis kan o.a. art. 9 worden genoemd. Hier wordt gezegd, dat wij de drieëenheid Gods, God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest kennen „zo wel uit de getuigenissen der Heilige Schrift als uit de werkingen van deze Personen, voornamelijk die, welke wij in ons ervaren". Dat wil niet zeggen, dat de geloofservaring, waarvan hier sprake is, een bron van kennis is naast de Heilige Schrift, maar dat wat de Heilige Schrift zegt aangaande de Vader, de Zoon en de Heilige Geest geen dorre speculatie of ijle theorie is ver boven de hoofden der gelovigen, maar een heerlijke, rijke werkelijkheid in hun hart en leven. Het is de „ervaring der gelovigen", aldus prof. Polman in zijn verklaring op de Ned. Gel. Bel., waardoor zij Amen zeggen op wat de Schrift zegt. „Wij weten ons kinderen van de Vader, verlost door de Zoon en geheiligd door den Heilige Geest". Verder geeft Polman enige aanhalingen uit de geschriften van de reformatoren Calvijn en Beza. Voor Calvijn ligt de kern van de leer der drieëenheid „gefundeerd in de heilservaring der geloovigen van volstrekte verlossing door den Zoon en den Geest, in de blijde zekerheid, dat Christus, Die ons verlost en de Heilige Geest, Die ons heilig maakt, reëel en waarachtig God zijn. Daaraan hangt de zaligheid!" Van de Heilige Geest zegt Calvijn verder: „Zoo komen wij door Hem tot gemeenschap met God, zoodat wij Zijn vaste, levendmakende kracht in ons gevoelen".
Prachtig is wat Beza schrijft, wanneer hij zich verzet tegen hen, die van de drieëenheid Gods niet weten willen en geen onderscheid der Personen kennen: „Waar bleef ons geloof, waar onze vertroosting, zo de Personen van Vader en Zoon niet onderscheiden werden? Mag ik dan nog geloven, dat ik met de Vader door de Zoon verzoend ben? Als Christus niet waarlijk God is en derhalve van hetzelfde wezen en van dezelfde eeuwigheid als de Vader, zal Hij dan onze Behouder en Vernieuwer zijn? Of overwinnaar van zonde, dood en duivel? . . . Verder, indien niet van Beide de Heilige Geest wordt afgescheiden, vraagt dan de Zoon nog aan de Vader om ons een Trooster te geven? Of zendt ons de Zoon dezelfde Geest der waarheid. Die ook van den Vader gezonden wordt? En indien deze dingen niet zoo zijn, door Wien zullen wij dan weten, dat we kinderen Gods zijn? Of zullen we een tempel Gods zijn? Waar is het pand onzer erfenis? Waar de vertroosting in aanvechtingen? Wie zal de onuitsprekelijke verzuchtingen in ons opwekken? Wie zal roepen: Abba, Vader? Of zal Christus ons heiligen? Of de Vader en de Zoon bij ons woning maken? Kortom zullen we dan de Geest van Christus houden? En indien we deze dingen niet geloofden, wat was dan ellendiger en rampzaliger dan de Christelijke natie?"
„Gulden woorden", - aldus Polman - „waarin ge het hart van alle ware Christgelovigen hoort kloppen, die roemen in de liefde des Vaders, in de genade des Zoons en in de gemeenschap des Heiligen Geestes. Die eigen ervaring der gelovigen stemt volkomen overeen met wat de Schrift ons aangaande de werkingen van den Drieëenigen God openbaart. De schrift gaat voorop. Zij alleen ontsteekt het licht op ons pad. Zij alleen ontsluit de mysteriën der Godheid. En bij dat licht ontdekt de Christen werkingen van den Drieëenigen God in zijn leven, die ten volle harmoniëeren met wat hem tevoren in Gods eigen openbaring verkondigd werd".
De enige plaats waar het woord „bevinding" in onze belijdenis voorkomt is in de Dordtse Leerregels, hoofdstuk I, Verwerping der dwalingen art. 7. Daar wordt gezegd tegenover hen, die leren, „dat er in dit leven geen vrucht en geen besef is van de onveranderlijke verkiezing tot heerlijkheid, en ook geen zekerheid, dan die welke van een veranderlijke en onzekere voorwaarde afhankelijk is", dat dit in strijd is met „de bevinding van de heiligen, die zich op grond van de ervaring van hun verkiezing met de apostel verblijden en deze weldaad van God roemen, Ef. 1: 12".
De bevinding is hierde persoonlijke verblijdende, vertroostende geloofservaring van het wonder der goddelijke verkiezing in eigen hart, waardoor een enorme vreugde en zekerheid, dat de zaligheid niet iets onzekers is, maar vast ligt in Gods verkiezende liefde, ervaren wordt. Elders zeggen de Leerregels, dat Gods kinderen „de onmiskenbare vruchten van de verkiezing, die in Gods Woord worden getoond - zoals het echte geloof in Christus, de kinderlijke vreze Gods, droefheid naar Gods wil over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid enz. - in zichzelf met geestelijke vreugde en heilige blijdschap waarnemen, 2 Kor. 13: 5" (I,12).

De visie van Brienen
Tot nu toe sprak ik steeds over bevinding als geloofservaring. Ik kon mij wat dat betreft dan ook wel aansluiten bij Dijk en v. d. Meiden. Zo spreekt ook de kanttekening op Rom. 5:4. Ik dacht dat dat ook de betekenis is van het woord „bevinden" in Ps. 46:2. Ik dacht dat ook in die richting de Ned. Gel. Bel. in art. 9 en de aangehaalde woorden uit de D.L. gaan. Zo verstond ik zondag 1 en 7 van de Katechismus.
Maar wat is in een woord?
Brienen ziet het begrip „bevinding" ruimer dan alleen als geloofservaring. Dat is het ook. Terecht zegt hij, dat we bevinding nooit mogen plaatsen vóór het geloof. Bevinding komt op uit het geloof. En dan vervolgt hij, dat bevinding „is hetgeen we ervaren, voortbrengen en verrichten als we geloven en met onze Here omgaan" (bl. 133 v.). Bevinding is geloofservaring, maar Brienen rekent er ook toe de vruchten van het geloof „in de vernieuwende werking van de Heilige Geest". Bevinding is „een veelomvattende realiteit" (bl. 116). Zij is „het allesomvattende werk van de Heilige Geest aan mensen". „Het omvat de eerste ritselingen, werkzaamheden en uitingen tot de laatste daden en getuigenissen der gelovigen toe". „Het gaat daarin om: de omhelzing van de enige Verlosser in de ontdekking der zonden tot rechtvaardiging des levens. Het gaat om: de worsteling van het almeer leren kennen, zich toeëigenen van en zijn leven, handel en wandel richten naar de beloften Gods in het evangelie, waarvan Jezus Christus de Here de centrale inhoud is en welke beloften in Hem „ja" en „amen" zijn. Het gaat om: een al dieper buigen onder eigen zonden, tekorten, gebreken, ondankbaarheid en ongehoorzaamheid in het licht van de overweldigende liefde en rijkdom der genade Gods in de Geliefde. Het gaat om: een wandelen met de Bevrijder van ons leven, een getuigen van Hem die ons redde van het oordeel, de schuld en de toorn, een aanbidden van God bijzonder in de samenkomsten van Zijn volk, een vrezen van Zijn Naam en een leven naar Zijn geboden in de konkreetheid en ernst van ons dagelijks leven. Het gaat om geloofsbeleving in al zijn veelzijdigheid voor het aangezicht van de Here God in gemeenschap met Zijn Zoon. En dit leert ons de Heilige Geest op zijn manier, namelijk door de prediking, lezing, overdenking en beïnvloeding van het Woord" (bl. 115).

Brienen heeft hier het woord „geloofsbeleving" laten vallen. „Het gaat om geloofsbeleving in al zijn veelzijdigheid". Bevinding is voor Brienen niet alleen geloofservaring, maar de totale geloofsbeleving van Gods kinderen als vrucht van Woord en Geest. Bevinding houdt dat in „wat de Heilige Schrift ons leert over het leven en beleven van het geloof" (bl. 96). We moeten onder bevinding verstaan „de geloofsbeleving in al zijn veelzijdigheid" (bl. 151). Dit beleven van het geloof „omspant het totale funktioneren van ons leven in relatie tot God, zowel naar binnen als naar buiten" (bl. 106). „Geloofsbeleving is zich innerlijk almeer laten vormen door de wil van God en vandaaruit zijn leven in gedrag en handel richten naar deze wil" (bl. 120). Zo is bevinding „het leren betrachten van de bekering naar zijn twee zijden als afsterving van de oude en opstanding van de nieuwe mens, en verder het gaan doen van de wil van God in verhouding tot Hem en onze naasten en het beoefenen van het gebed naar het onderricht van Christus Jezus, onze Voorbidder aan de rechterhand van God" (bl. 139).
Bevinding is op deze wijze het totale werk van de Heilige Geest in het leven der gelovigen. Bevinding is de geloofsbeleving in haar algeheelheid. Zo spreekt Brienen ook over het „bevindelijke leven". Bevinding, geloofsbeleving en bevindelijk leven zijn bij hem een en hetzelfde. Zo zegt hij: „Bevindelijk leven is ook het met vallen en opstaan, moedig, volhardend en met innerlijke liefde en vreugde leren betrachten van Gods geboden. Hier opent zich een breed veld voor het beleven van het geloof" (bl. 138). Weer een andere maal wordt gesproken van „het bevindelijke kennen". „In het bevindelijke kennen en leven staat Christus centraal. Het gaat om het kennen van Hem, de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden" (bl. 123).
Zoals gezegd verstaat Brienen onder bevinding het gehele werk van de Heilige Geest in en aan de mens. Wanneer hij echter zegt, dat dit naar de Schriften is om onder bevinding te verstaan „de geloofsbeleving in al zijn veelzijdigheid" (bl. 151), zegt hij, dacht ik, te veel, omdat het woord bevinding noch in de zin van geloofservaring noch in de zin van de totale geloofsbeleving in de Schrift voorkomt, ook niet in Rom. 5:4 (S.V.), ja, in het geheel niet voorkomt, en dus de vulling van het woord bevinding afhangt van wat wij er onder willen verstaan of er in het verleden onder verstaan is. Natuurlijk is de geloofsbeleving als het veelzijdige werk van de Heilige Geest, zoals dat op menige bladzij van zijn boek door Brienen wordt getekend, een schriftuurlijke zaak. Maar de vraag blijft voor mij of we onder bevinding slechts de geloofservaring of de totale geloofsbeleving moeten verstaan. Die vraag zou dan ook bij de „voortgaande bezinning", waarop Brienen aandringt, (bl. 162) kunnen betrokken worden.
Aan wat Brienen schrijft over prediking en bevinding en kenmerkenprediking (bl. 152 vv.) moet ik thans voorbijgaan. U leze zelf, want ik hoop dat zijn boek door velen gelezen en bestudeerd wordt. Het onderwerp is het waard. Een stuk goede bevinding in ons geestelijk leven is in onze koele, verzakelijkte tijd hard nodig.
We danken Brienen oprecht voor zijn boek, omdat hij een belangrijke en onmisbare zaak weer eens opnieuw onder de aandacht gebracht heeft.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Bevinding (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1979

De Wekker | 8 Pagina's