Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uitzicht door het venster van de hoop (7)

Bekijk het origineel

Uitzicht door het venster van de hoop (7)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als je zo Paulus' tweede brief aan de gemeente van Corinthe leest, vraag je je af of zijn levensinstelling, waarvan hij hier blijk geeft, wel klopt met zijn levensopdracht.
Is hij hier - en dan mogelijk onder invloed van de levensomstandigheden - toch niet erg pessimistisch en een beetje het leven moe misschien? Als je in de naam van je Koning gewerkt hebt je leven lang en in Zijn kracht grote daden hebt mogen verrichten en overwinningen voor Zijn Koninkrijk hebt zien gebeuren, en je loopt dan vast tenslotte op de vijandschap van mensen en machten hier beneden. Als je alleen maar te verwachten hebt, dat ze je de mond voor goed zullen snoeren en dat het afgelopen is met je levenstaak? Verkeert Paulus hier niet in een levenssituatie waarbij alle deuren naar het bonte leven dichtvallen. Hij heeft zo onnoemelijk veel voetstappen liggen op het evangeliepad dat hem voerde tot in het wereldcentrum van die dagen, Rome!
Maar hier blijkt het dan ook, als gevangene aangekomen, afgelopen te zijn!
En dan blijft er toch niet veel anders over - en gelukkig als dàt venster dan in ons leven goed uitzicht biedt! - dan te staren door het venster van de hoop naar wat komen gaat nà dit leven, naar het belofte Woord van de Here.
Als je dit nl. zo leest en je bent nog jong, levenslustig, je zit nog vol plannen en je hebt je idealen voor jezelf, je huwelijk en gezin, je werk en je toekomst, dan vraag je je toch af, is dat nu de werkelijkheid in het leven van hen die de Here oprecht vrezen, dat ze zich hier vreemdeling kennen en bòven hun thuis weten waarnaar ze zuchtend verlangen?
Hier ver van de Here nog verwijderd, maar vol heimwee om bij de Here intrek te mogen nemen (2 Cor. 5:8).
Nu nog de onrust van het steeds voort moeten, de bezwaren en onzekerheden van de woestijnreis met de tentwoningen, - maar straks de rust en de vastheden, het geborgen zijn in het gebouw van God niet met handen gemaakt maar in de hemelen, een eeuwig huis!
Zeker we stemmen dit allen wel toe, het kan ook haast niet anders, het is bijbeltaal, maar... Is dat nu onze levensinhoud en troost of reserveren we deze bladzijden om er eens een interessante discussie over te houden en wat ons betreft als de kwade dagen komen . . . ?
Het is ergens een jammerlijke zaak dat we in onze goede dagen zo weinig met de hemel en de toekomst bezig zijn.
Het is in het pastorale werk een moeilijke maar helaas veel voorkomende ervaring, dat gezonde mensen, met een volle agenda en een druk bezet leven zo weinig aanspreekbaar zijn op deze hoop, de levensgezellin en de levende vrucht van het geloof in de waarachtigheid van Gods beloften, „ja" en „amen" in Jezus Christus!
Maar als God soms onverwacht aan de bel trekt of aan ons levensvenster klopt? De gezondheid hapert even, een ingrijpend onderzoek is nodig, mogelijk een weg die voert met spanning en angst naar het ziekenhuisbed? Als een kwaal zich laat merken die ons doet weten dat de meeste en de beste jaren van ons leven voorbij zijn en mogelijk de jaren of maanden geteld . . . ? Ja, dan graag de pastor om als het kan vlug en wijd het venster der hoop gericht op de toekomst open te doen!
Maar al wil God mensen gebruiken en zich van de dienst van Zijn knechten bedienen, Paulus is zich diep bewust, dat het hier de Geest is die alleen zekerheden en troost kan geven in het onrustig hart! (vrs. 5).
Is onze levensinstelling hierin niet fout dat we de hemel en hetgeen beloofd is en na de dood als erfenis bereid voor hen die door genade de Here oprecht lief hebben, graag maar in reserve hebben en laten voor later, maar nù - je hebt er toch geen tijd voor en geen hoofd naar! - nú is en bindt de aarde ons meer! En als we ons hier zo goed thuis voelen - met al de gevolgen voor onze geestelijke instelling en dies voor onze levensopenbaring-dan komt er van het vreemdelingschap „hierbeneên" niet veel terecht. Dan gaan we op in de dingen van de dag en zetten we de gedachte aan wat onherroepelijk in de naastbije of verdere, mogelijk wel verre, toekomst ligt: de dood, ver van ons! En dat is wel erg menselijk, maar weinig christelijk!
Het is toch echt christelijk om uit Christus en uit de overwinning te leven!
Want juist dan, als je met de dood - als ik het zo zeggen mag - kláár gekomen bent, dàn kun je leven, leven door Hem, mèt Hem.
Als je weet dat door Gods Geest het venster van de levende hoop in je levenshuis openstaat en goed uitzicht geeft door genade op Gods erfenis die wacht, dan kun je met al wat hier het leven soms bezwaart toch verder, want het volle het eeuwige leven wacht!
En dat leven van het geloof, dat geloof dat leeft uit de levende en opgestane Heiland verliest die angstige krampachtigheid waarin ons leven zo vast kan zitten met een legertje van pillen en poeders op het nachtkastje! Want - dit geldt natuurlijk niet daar waar op medisch voorschrift medicijnen noodzakelijk zijn - er worden kapitalen uitgegeven om vermeende ziekten te weren en te voorkomen, alleen uit angst voor wat komt, want toch eenmaal komt het sterven!
Wat tekent zich daar de blijdschap scherp tegen af van het kinderlijke en zo vaste geloof, dat weet mijn tijden zijn in Gods hand en als het tijd is, dan ga ik op tot Gods altaren, tot God mijn God! Dan ga ik bij de Here intrek nemen in het eeuwig levensfeest!
Als hier de tent valt, dan is er de woonstede uit de hemel.
Paulus gebruikt nu na het beeld van de tent en het gebouw van God, een ander beeld: het kledingstuk (2 Cor. 2:2-5).

Ontstellende ontdekking, als er geen bedekking is als we voor die witte troon van de Heilige God moeten verschijnen en we (vrs. 3) „naakt" zouden staan! Als we maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden!
Als alle mooie woorden verstomd zijn en alle camouflage en schijn van ons leven het in de dood niet meer houdt en voor God wegsmelt als was voor het vuur en je houdt niets, maar dan ook niets over om je schuldig bestaan voor God te bedekken!

Bekleed en niet naakt! Want er is een kleed, nodig geworden waar het oorspronkelijk voor God en mens niet nodig was! Nodig geworden omdat we in de schande van de zonde niet meer voor God en elkaar kunnen bestaan noch vertrouwd zijn! De Schrift spreekt op veel plaatsen en op allerlei manieren over het kleed: De klederen des heils en de mantel der gerechtigheid die omgedaan wordt, het is de rijkdom van genade bedekt te worden en geborgen in het Borgwerk van Christus. Het kleed geweven uit de gouden draden van Zijn gerechtigheid! Dan wordt het bruiloftskleed nodig om in de bruiloftszaal van de Koning te kunnen aanzitten, maar het wordt door Hem om niet geschonken!
Dan worden de feestklederen, wit gewassen in het bloed van het Lam, de gewaden waarmee de bruid zich tooien mag op het feest van haar Heer!
Want er is vergeving, maar meer dan dat er is vernieuwing, er is heiligmaking. Ja nog meer! Er wacht heerlijkmaking, als de heiligmaking waarmee hier Gods kinderen stuntelig blijven worstelen, volkomen zal zijn zodat heel ons zijn doorlicht wordt en alles straalt van Hem, voor wiens glorie wij geschapen en herschapen zijn! Dan is de tent verdwenen, dan is er die andere verschijningsvorm. Dan wacht eens het opstandingslichaam, dat aan de Opgestane gelijk zal zijn!
En als hier in kwaal en moeite, in zonde-drift en zonde-smet het nog zo weinig Godverheerlijkend is, is er een heimwee om bekleed met de Borggerechtigheid van de Zaligmaker, zonder verschrikken de Here te mogen ontmoeten en eens - het eeuwig feestkleed van het nieuwe, het opstandingslichaam te mogen dragen!
Dan moet dit lichaam, het lichaam des doods, waar de dood in werkt en de zonde mee bedreven wordt er aan. Dat blijft toch een huivering geven!
Het liefst zou Paulus niet bekleed worden maar overkleed als dit aardse kleed het lichaam wegvalt! Immers Paulus naar zijn eigen getuigenis verwacht de dag van de voleinding van de Here als Hij komt! En die dan op die dag nog leven zullen, zullen niet eerst het aardse kleed moeten uittrekken in het sterven en de gang naar het graf, maar zullen als in een punt des tijds - zo ondenkbaar en niet na te rekenen hoe -, veranderd worden van sterfelijk in onsterfelijk, van aards-vergankelijk in hemels-eeuwigblijvend, van besmet en ontsierd in stralend heerlijk!
Overkleed worden, dat zou Paulus het meest begeren! De dood niet zien en zo opgenomen worden om eeuwig te leven!
Maar - als het door het sterven hier heen moet - ook dan als we geborgen zijn in Christus, ligt het feestkleed klaar. Want het kleed is niet het feest! Het Kleed is nodig om Het Feest te vieren: dan zullen we altoos met de Here zijn.

de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Uitzicht door het venster van de hoop (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1979

De Wekker | 8 Pagina's