Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uitzicht door het venster van de hoop (16, slot)

Bekijk het origineel

Uitzicht door het venster van de hoop (16, slot)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„en zij zullen als koningen heersen"

Het is onvoorstelbaar rijk te zien waarmee de Bijbel het vergezicht, waarop door het venster van de hoop het geloof uitzicht heeft, besluit.
Openb. 22:5 sluit de perikoop af met de woorden: „en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheid."
Zeker dat is niet het laatste woord van de Bijbel!
Daarna volgt immers nog het slot, waarin betuigd wordt: Deze woorden zijn waarachtig en getrouw! Hoe ongelofelijk het ook moge schijnen, we kunnen erop aan!
God heeft inderdaad weggelegd voor allen die Hem vrezen, die schatten waarvan de rijkdom en heerlijkheid in een mensenhart niet is opgekomen!
Maar te gaan dromen van rijke erfenis die wacht, zou de verantwoordelijke taken in de strijd van het heden kunnen doen verwaarlozen!
Deswege wordt in het slot aan de Kerk, de Bruidkerk die nog onderweg is naar de bruiloft van het Lam, opdat ze zich niet in allerlei speculaties zal verliezen, een vast oriëntatiepunt gegeven in die verre toekomst die vaak nog zo in nevels zich verliest.
Dat is de zekerheid van de wederkomst des Heren!
Alles wat aan rijkdom van leven en volheid van zaligheid voor de Bruidkerk wacht, ontvangt zij door en ligt verankerd in Hem, Jezus haar Koning en Bruidegom!
Alleen wie de klederen wit gewassen heeft in het bloed van dát Lam Gods in de wereld gezonden om zondaren te redden en te zaligen, die zal wandelen in het nieuwe Jeruzalem aan de boorden van de volle levensstroom. Zij alleen zullen dag en nacht Hem dienen die op de troon zit. Zij zullen Gods aangezicht mogen en kunnen zien gerechtvaardigd in hun Koning en zij zullen geheiligd en vernieuwd door Zijn Geest Zijn Naam op hun voorhoofden dragen. Zij zullen in het licht van Gods stralende levensvolheid wandelen en . . . zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheid!
We zouden mogelijk geneigd zijn om dwaze dromen te gaan dromen van rijkdom en macht, van een troon waarop wij dan zullen zitten verheven boven anderen, van een kroon op onze hoog geheven hoofden. En wie de geschiedenis kent weet dat hier valkuilen liggen waarin de duivel de kerk heeft trachten te verstrikken in de loop er eeuwen. Men heeft het koninkrijk van God hier op aarde willen oprichten en de troon alvast hier klaar willen zetten. Want op een troon daar ben je wat, daar ben je meer dan anderen!
Hoogmoed heeft zelfs in het leven van Gods kinderen veel glans verduisterd!
Het is de wijsheid van de Geest die ons bindt aan het eind van Gods Woord aan de beloften, het Woord van God (en doe er niets bij, maar ook niets van af!) die uit genade zaligt en ons uitzien richt op Hem, de wederkomende Koning in Wiens dood alleen de erfenis voor Zijn volk vastligt en die door Zijn leven nu verzekert dat ze die erfenis, de heerlijkheid naar de beloften Gods, ook ten volle zullen ontvangen. In Hem, door Hem - ja - die kroon gaat dan ook straks van onze hoofden af, omdat de dankbare liefde die zal leggen aan de voeten van het Lam!
Gods herscheppingswerk is rijk!
Die eens als een onreine uit Gods heiligdom verbannen en verdoolde priester zal weer dienen voor de troon! Die dwaze profeten die de leugen meer geloofden en de leugenaar van den beginnen gehoorzaamden, zullen uit de waarheid herboren Zijn lof weer zingen en die gevallen koningen, die slaven werden, geboeid door de macht van de zonde en gevangen in de dood, zij zullen weer als koningen heersen tot in alle eeuwigheid!
Wie zou het niet willen, wie zou een troon niet begeren?
Koning zijn!
Het roept beelden op van macht, van zelfhandhaving boven anderen. Je kunt dan bevelen, je kunt anderen voor je laten knielen en buigen in het stof. . . je wil opleggen aan anderen die je moeten gehoorzamen. . .
Maar, dan moeten we wel goed lezen! Het blijkt immers dat niet enkele van Gods kinderen straks een troon zullen krijgen en koninklijke eer en de anderen niet. Het is niet zó dat zij die hier veel offerden aan geld of tijd of kracht aan de kerk, zij die bijzondere prestaties geleverd hebben bevoorrecht zullen zijn boven anderen en heersen zullen over hun mede-gezaligden! Hier geldt geen verdienste of rijkdom of prestatie!
Zeker, dat er onderscheid zal zijn, niet in zaligheid, maar in heerlijkheid leert de Schrift ons wel. Gods werk is nooit uniform-massaal, maar met vaderlijke wijsheid individueel.
Maar dat is dan geen loon naar verdiensten, maar uit genade geschonken aan hen die hier Hem zo hebben mogen dienen en vereren dat ze anderen - velen - gerechtvaardigd hebben. Zij zullen blinken als de zon!
De eerzucht mag in dit verwachtingspatroon van Gods genadeloon niet voorkomen; dan wordt de moeder van de beide zonen van Zebedeus wel teleurgesteld als ze de ereplaatsen wil reserveren voor haar zonen!
In het herstelde beeld Gods zullen allen weer koningen zijn! En als allen koning zijn en als allen op een troon zitten, dan is er geen reden meer dat iemand zich er op zou verheffen - ware het al mogelijk!
Want de Koning - hun Koning die hen uit genade doet delen in Zijn heerlijkheid, zoals ze ook hier beneden deel hadden aan Zijn lijden, zal hen doen zitten met Hem in Zijn troon, zoals Zijn Vader Hem doet zitten in Zijn troon.
Koning met en door Hem die de Koning is, die alle macht heeft ontvangen in hemel en op aarde en eenmaal het voltooide Rijk zal overgeven aan de Vader.
En als de profeten, priesters en koningen als Gods herschapen, volmaakte kinderen weer zullen functioneren, zullen ook hen alle dingen onderworpen zijn.
De zonde, de eerzucht, alle vijanden die dreigden en bestreden moesten worden of ze van binnen uit kwamen of van buiten af, alle doodsdreiging en benauwing zijn dan voor goed verdwenen!
Dan zal de „Adam", Gods beelddrager, Zijn nu herschapen mens weer koninklijk zijn dienst vervullen en heersen over al de rijkdommen van zijn God en Vader.
Hij heeft niet alleen de bevoegdheid, maar nu ook de kracht, de wijsheid, het inzicht in Gods werken, om alles te laten bloeien en ontwikkelen tot Gods eer.
Dienend als koningen onder God (dat zijn de dienstknechten voor de troon!) zullen ze moeten erkennen, dat - toen ze op aarde Psalm 8 zongen, en dat deden we niet zo veel in de benauwing van beneden! - ze niet konden doorzien wat de „heerlijkheid en luister" van de mens zou zijn als God hem vanuit de zondegebroken wereld in de volmaakte zou doen overgaan!
Toen, lettend op Gods grootheid, zongen ze van de heerlijke Naam van hun God, die de mens bijna goddelijk gemaakt had en hem met heerlijkheid en luister gekroond „Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt ge onder zijn voeten gelegd, schapen en runderen altegaar, ook de dieren des velds, de vogels, de vissen . . ."
Nu, nu ze al Gods mogelijkheden en rijkdommen, die Hij in Zijn herschapen werken Zijner handen gelegd heeft, doorzien, kennen en daarin voortgaan de oneindige volheid van God te kennen, - zal hun loflied al hoger klimmen!
Nu zullen zij in het beheersen van en het gebruiken ten volle van alle levensmogelijkheden die God hen geeft op de nieuwe aarde waarop gerechtigheid en vrede wonen zullen. Hem dienen en daarin, in dat dienen, hun leven één grote oneindige lofzang tot Zijn glorie maken!
En dat - tot in alle eeuwigheid.

Zonder vrees voor veroudering of verzwakking van kracht, of nutteloos aan de kant gezet te worden - leven, voluit, eeuwig leven.
Hier daalt geen nacht meer en vallen geen schaduwen meer - het feest der heerlijkheid is begonnen tot in eeuwigheid.
Hem die op de troon zit en het Lam zij de lof. De tabernakel Gods is bij de mensen! Er is geen tempel meer! Heel de levensstad der eeuwigheid, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde één stralende, heilige Gode waardige tempel.
Heel het volk, allen zonder onderscheid profeten, priesters en dienende Koningen Gods.
En de lofzang klinkt: Heere, onze Heere hoe heerlijk is Uw Naam tot in eeuwigheid.
Zult u meezingen in dat koor?
Blijf dan zien door het venster van de hoop naar Hem die komende is!
Want alleen, maar dan ook zeker in Hèm zijn we meer dan overwinnaars!

En zing dan staande voor het venster van de hoop:
Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d'eerkroon dragen, door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen!

de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Uitzicht door het venster van de hoop (16, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1979

De Wekker | 8 Pagina's