Dóórvertellen - Opdracht tot catechese
„Hij richtte een getuigenis op in Jacob en stelde een wet in Israël, die Hij onze vaderen gebood hun kinderen te leren" Psalm 78: 5
Nu de catechesaties weer beginnen is het goed daar ook in de voorpagina-meditatie aandacht aan te geven. Want is er onder ons en in deze tijd wel voldoende besef van het hoge belang van de catechese en kan er nog gesproken worden over een intens meeleven met de wekelijkse catechisaties in de gemeente? Kennen we als ouders wel genoeg onze verantwoordelijkheid voor de opvoeding van onze kinderen in de wegen en daden des Heren? Gaat ons hun opvoeding, vorming en onderwijzing werkelijk ter harte? Dit is geen taak voor de predikant alleen, eventueel in overleg met de kerkeraad, maar het gaat allereerst de ouders zelf aan. Zo leert de Bijbel het ons, o.a. in Psalm 78.
Het is een leerdicht van Asaf. Zo staat er boven deze psalm. Wat dat precies betekent, is uit deze aanduiding zelf niet te halen. Maar de inhoud van dit lied of gedicht geeft het wel duidelijk aan. Israël wordt geconfronteerd met zijn geschiedenis, met de roemrijke daden, de kracht en de wonderen des Heren om daar wat uit te leren! En deze les van de geschiedenis van Gods handelen moet van het ene geslacht naar het andere worden doorgegeven.
In deze psalm wijst Asaf op de keten in het doorvertellen van al wat God heeft verricht in het leven van zijn volk Israël. Hij zegt: Wij hebben het van onze vaderen vernomen hoe de Here God ons heeft gehaald uit Egypte, geleid door de woestijn, gevoerd in Kanaän en gesteld onder de leiding van koning David; en nu is het onze taak dit alles weer dóór te vertellen aan onze kinderen en die moeten het weer overdragen aan hun kinderen enzovoort, opdat die er ook weer van zouden weten, wie God is en hoe Hij deed. We mogen en willen zijn getuigenis en zijn wet hen niet onthouden.
Trouwens de Here onze God heeft zelf geboden zijn daden en hun betekenis door te vertellen aan de volgende generaties. Hierbij heeft Asaf vast gedacht aan wat er in Deut. 6 staat. Na het gebeuren rond de Sinai, waar God Israël officieel tot zijn eigendomsvolk verklaard heeft en hen zijn wet heeft gegeven als het kader waarin Hij met hen wil omgaan, luidt het: Dit nu is het gebod, dit zijn de inzettingen en verordeningen, die de Here, uw God, bevolen heeft u te leren om die na te komen in het land, waarheen gij zult trekken om het in bezit te nemen, opdat gij de Here, uw God, vreest door al zijn inzettingen en geboden te onderhouden . . . gij en uw zoon en uw kleinzoon. Even verder wordt gezegd: Hoor, Israël; de Here is onze God; de Here is één! Gij zult de Here, uw God, liefhebben, met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. Wat Ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat!
Bij het paasfeest bijvoorbeeld moet de vader ingaan op de vraag van zijn zoontje, wat dit alles toch betekent. Dan moet de vader vertellen, hoe Israël het paaslam bereidde en at bij de uittocht uit Egypte en alles wat toen plaatsvond. Trekt men langs de Jordaan en komt men op de plaats waar een hoop stenen boven het water uitsteekt, dan moet men aan de kinderen vertellen hoe het volk hier achter de ark aan door de Jordaan is getrokken bij de intocht.
In psalm 78 noemt Asaf de verschillende roemrijke daden van de Here God. Hij vermeldt de tien plagen in Egypte, de doortocht door de Rode Zee, het verdrinken van de Egyptenaren daarin, Gods geleide in een wolk overdag en met vurig licht in de nacht en dan al wat God gedaan heeft om zijn volk tijdens de woestijnreis in het leven te houden. Maar Asaf wijst ook op het zondigen van het volk tegen de Here, hun God. Want Israël week telkens van Hem af, werd weerspannig tegen de Allerhoogste en vertrouwde niet op zijn wonderen. Daarbij moet ook verteld worden, dat God dan steeds zijn volk tegenkwam en zijn misnoegen liet voelen over hun ondankbaarheid en ongehoorzaamheid. Zelfs wordt de gang van de geschiedenis doorgetrokken tot op koning David toe, die God aan het volk in zijn gunst gaf als de man naar zijn hart.
Zo moet de geschiedenis van Israël doorverteld worden in de generaties. En deze geschiedenis blijkt heilsgeschiedenis te zijn. Dat wil niet alleen zeggen, dat het daarin over de Here gaat en wat Hij deed, maar dat Hij in het doorvertellen Zelf present is en dat de geslachten van het volk zo tegenover de Here komen te staan, tegenover zijn genade, zijn zorg, maar ook zijn verbolgenheid over de zonden en afwijkingen van Hem. Dáárom gebood God aan Israël zijn daden verder te vertellen.
Deze opdracht geldt vandaag nog. God wil dat aan kind en kleinkind verteld wordt wat Hij heeft gedaan, hoe serieus Hij de zonden neemt en hoe radicaal Hij de zonden vergeeft. En dan kan er vandaag meer verteld worden dan door Asaf in Psalm 78. Want God is met zijn werk doorgegaan tot op Jezus Christus, Zijn komst naar de wereld en gang door de wereld. Zijn sterven en verrijzen. Het is dezelfde heilsgeschiedenis van dezelfde Gods des Verbonds.
De opdracht om van Hem, van zijn kracht en wonderen te verhalen komt tot ouders, die bij de doop ook beloven voor God en zijn gemeente hun kinderen breder te onderwijzen in de waarheid Gods. Ook daarin te doen onderwijzen.
Komen we daar vandaag nog wel aan toe? Vertelt u als ouders uw kinderen nog over de heilsgeschiedenis, over God en zijn machtige daden? Zorgt u ook voor christelijk onderwijs aan uw kinderen? Deelt ook de catechisatie in ons hartelijk meeleven? Weten we nog wel onze handen te vouwen bij de maaltijden en bij het beginnen of besluiten van de dag om Gods zegen te vragen over het wekelijkse en ambtelijke onderwijs aan de kinderen tijdens de catechisatie-uren? Praten we nog wel eens met de kinderen daarover na? Of gaat dit volledig langs u heen? En wanneer ouders bijeengeroepen worden om te horen hoe het op catechisatie gaat, blinkt u dan door afwezigheid? 't Is maar de kwestie of u nog weet wat vandaag het dienen van de Here concreet betekent! Hoe dit handen en voeten krijgt ook in het onderwijzen en doorvertellen aan kind en kleinkind, zoals de Here het ons heeft geboden, U wilt toch ook, dat uw kind Hem weer leert kennen, dienen en vrezen? Nu dat valt niet zomaar uit de lucht in hun leven binnen, maar dat wil de Here hen geven in de weg van het vertellen van zijn roemrijke daden in de geschiedenis van Jezus Christus aan de jeugd van zijn kerk.
Omring dat werk met uw liefde, met uw gebed en met uw hartelijk meeleven. Zo wil de Here dit ook gebruiken, opdat het volgende geslacht het vertrouwen op Hem zal stellen en Zijn werken niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren.
Kmp (Kampen), T. Br.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1979
De Wekker | 12 Pagina's