Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vuur blijft branden (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vuur blijft branden (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorige keer werd in deze rubriek de aandacht gevestigd op het pas verschenen boek onder bovenstaande titel, waarin ons de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) van de jaren 1944-1979 wordt getekend. Een rijk geïllustreerd, boeiend boek, dat zich vlot laat lezen.

Onze kerken
Uiteraard vraagt een chr. geref. lezer bij het ter hand nemen van dit boek zich af of onze kerken in dit boek ook ter sprake zullen komen. Er zijn immers in de loop der jaren nog al wat contacten geweest tussen deze en onze kerken: twee belangrijke reeksen samensprekingen, die door de deelnemers niet licht zullen worden vergeten. De samensprekingen werden in 1965 beëindigd. In 1969 werd van vrijgemaakte zijde in een ook afzonderlijk verschenen rapport uitvoerig uiteengezet op welke gronden de synode van Hoogeveen geen nieuwe deputaten voor samensprekingen wilde benoemen. Sindsdien is er op elke synode van beide kerken over onze verhouding gesproken. De briefwisseling is doorgegaan. In 1977 had het moderamen van onze synode contact met het moderamen van de synode van de Geref. Kerken (vrijgemaakt). Maar daarbij is het gebleven. Op meer dan één pagina wordt over onze kerken en de contactoefening geschreven.

Correct
De weergave van de contacten in deze periode is correct.
Voor het eerst komen onze kerken ter sprake op pag. 57. „Het sprak welhaast vanzelf dat in dit opzicht de aandacht allereerst ging naar de Christelijke Gereformeerde Kerken. Deze waren immers in 1892 bij de vereniging van afgescheidenen en dolerende afzijdig gebleven vanwege bezwaren tegen bepaalde leringen van dr. A. Kuyper; dat waren dezelfde leringen, toen nog particulier, die in 1942 tot bindende kerkleer verheven waren en daardoor tot inzet van de Vrijmaking geworden waren. Daarom werd terstond na de Vrijmaking de noodzaak van het zoeken van contact met deze kerken beseft." Nauwkeurig wordt weergegeven waar het om ging in correspondentie en samenspreking. „Het bleek dat bij Chr. Geref. deputaten dankbare belangstelling was voor de vrijmaking der kerken in 1944, waarin zij een bevestiging zagen van het standpunt sedert 1892." Gememoreerd wordt de vraag van onze deputaten naar de visie op 1905. Eveneens het antwoord van vrijgemaakt deputaten, die er de nadruk op legden dat zij dezelfde gebleven waren als voor 1944. De auteur van dit hoofdstuk merkt fijntjes en terecht op „Dit was echter wel wat theoretisch, aangezien het na al wat hierover geschreven was, moeilijk denkbaar was dat nog iemand in de vrijgemaakte kerken de „synodale" verbondbeschouwing zou leren."
Op pag. 71/72 wordt op de samensprekingen teruggekomen: het besluit van de synode van Kampen 1951 en dat van Bunschoten 1958 toen na zeven jaar opnieuw deputaten werden benoemd. „Het besluit van deze synode was zeker mede ingegeven door wat inmiddels in Eindhoven was gebeurd. Daar waren de plaatselijke kerkeraden van beide kanten tot de uitspraak gekomen dat er geen principiële belemmeringen voor vereniging meer waren." Gezegd wordt dat dit besluit stimulerend heeft gewerkt op plaatselijke contacten elders. Maar eerlijk wordt ook geschreven: „Ten gevolge van de crisis die in de jaren zestig de vrijgemaakte kerken zouden doormaken, waarbij juist de provincie Noord-Brabant een brandhaard zou worden, liep deze Eindhovense stap na verloop van tijd dood."
Op pag. 90 wordt dan het einde van de samensprekingen vermeld. „Toen het bij praten bleek te blijven, besloot de synode van Hoogeveen (1969) niet opnieuw deputaten daarvoor te benoemen. De weg tot een Gode welbehaaglijke vereniging werd echter met nadruk opengelaten."

Spiegel
In het derde deel van dit boek schrijft prof. Douma over „Kerk zijn". Ook hij schrijft daarin over onze kerken. Het blijft Douma een verdrietige zaak dat de samensprekingen die met de Chr. Geref. Kerken gevoerd zijn niets hebben opgeleverd.
„De hardnekkigheid waarmee wij de christelijke gereformeerden zijn blijven vragen om kerkelijke hereniging, mag een bewijs zijn dat wij de moeiten niet uit de weg willen gaan die aan serieuze samensprekingen en aan een eventuele hereniging verbonden zouden zijn. Het zou gemakkelijker zijn om ook hier een punt achter onze pogingen tot contact te zetten. Is het immers niet duidelijk dat we steeds verder uit elkaar groeien? Leggen de chr. geref. kerken niet veel gemakkelijker contact met de kerken buiten verband dan met ons?"
Historisch gezien is dat wel te begrijpen, zouden we willen opmerken, omdat de breuk ontstond op een punt, dat de chr. geref. deputaten ook steeds aan de orde hadden gesteld n.l. de hantering van de belijdenis met betrekking tot de kerk.
De breuk van 1969 was in zekere zin een bevestiging van de juistheid van de gebleken verschillen m.b.t. de kerk.
Begrijpelijk dat het contact met de buitenverbanders gemakkelijker tot stand kwam dan met de „binnenverbanders".
Maar onmiddellijk na de laatste zin houdt prof. Douma ons de spiegel voor.
„En hebben zij naast de aloude tegenstelling tussen de meer bevindelijk-piëtistische en de meer gezond gereformeerde richting in hun kring ook niet te maken met velen die liever in een wat moderner klimaat ademen dan dat zij zich druk zouden maken over wat óns zo bezig houdt: de eenheid rond de gereformeerde belijdenis?"
Nu willen we de bal niet terugkaatsen en gaan spreken over tegenstellingen, die er niet alleen waren vóór 1969 maar die er ook zijn in de huidige Geref. Kerken (vrijgemaakt), na de breuk dus. Ook nu is er een „harde" lijn én een veel soepelere opstelling. Vertegenwoordigers van de laatste positie zijn druk bezig het image van hun kerken bij te werken en willen laten zien dat deze kerken niet zo rigoreus zijn als ze bij velen overkomen. Prof. Douma is hun talentvolle woordvoerder.
Op de persconferentie in Zwolle zei hij o.m. „Wij zien er uit als de doorsnee Nederlander. De mode van lang en kort wisselt bij onze dames net zo als bij de anderen. We zien er niet getergd en verbitterd uit. We mogen dan tegen veel dingen zijn, maar u zult ons wel overal vinden: in de politiek, in hulpacties aan verre naasten, in zorg voor zieken en bejaarden, in wetenschap en kunst. Over het niveau van een en ander spreek ik niet, maar ik attendeer er alleen op dat we graag met al die zaken bezig zijn. Het zout van het evangelie moet niet alleen geproefd worden in de zorg voor gehandicapten en bejaarden, maar het moet ook in de pap van de politiek terecht komen. Wij willen gewone mensen zijn in Gods wereld."
De praktijk heeft duidelijk geleerd dat niet iedere vrijgemaakte - lid, predikant, hoogleraar - zich op deze wijze heeft gepresenteerd en zo heeft gehandeld in en buiten de kerken.
Maar goed, het citaat waarin Douma over ons schrijft, doet ons tot onszelf inkeren.

Uitzicht?
Vragenderwijs wordt gezegd dat er velen onder ons zijn die ademend in een moderner klimaat zich niet bekommeren om de eenheid rond de gereformeerde belijdenis. We laten deze typering voor rekening van de schrijver - het is meer een subjectief aanvoelen dan een objectieve met feiten hard te maken constatering - maar willen over die eenheid wel graag iets opmerken.
Allereerst moet het ons van het hart dat de breuk in 1969 nooit had mogen plaats vinden. Het is een donkere schaduw over 35 jaar „Vrijmaking" dat dit is gebeurd. Het had voorkomen moeten worden en kunnen worden. In het besproken boek bespeur ik te weinig droefheid en schaamte over dit gebeuren. De eenheid rond de gereformeerde belijdenis heeft destijds een zware deuk gekregen. Ik kan me begrijpen dat er ook vrijgemaakte jongeren zijn die zich afvragen: is dat nu de eenheid, die geboden is, als zulke dingen gebeuren?
In de tweede plaats is het bijzonder jammer dat we als Chr. Geref. Kerken in dit conflict enerzijds geen helpende, verzoenende hand hebben kunnen uitsteken en anderzijds nu door de omstandigheden opschuiven naar de „buitenverbanders", tegenwoordig Nederlands Gereformeerde Kerk.
Met de laatsten hebben we gemeen de afwijzing van de strakke hantering van de belijdenis m.b.t. de kerk. Maar met de binnenverbanders hebben we gemeen de begeerte om in heel het kerkelijk leven onvoorwaardelijk te staan op de grondslag van Gods Woord en de gereformeerde belijdenis en een kerkordelijk leven in een kerkverband dienovereenkomstig.
Er zijn vele chr. gereformeerden, die het bij de buitenverbanders niet kunnen vinden vanwege hun soms vrije opstelling en hun independentistische neigingen, hun afkeer van kerkordelijke verbanden.
Maar diezelfde kerkleden blijven moeite hebben met de sterke nadruk, de centrale plaats die de kerk heeft bij de binnenverbanders. Eén kerkdienst deze zomer in een vrijgemaakte kerk moest een Chr. Geref. predikant daar helaas weer sterk van overtuigen. Strekking van de preek over Efeze 2:19-22: Voel je thuis in de kerk, want daar is het goed - we zijn zo rijk.
Dat een chr. geref. dominee het zo treffen moet en zo bevestigd wordt in zijn visie op deze kerken! Een incidentele misser of een symptomatische zaak?
Gemakkelijker contact met de kerken buiten verband dan met ons, zegt prof. Douma. Ja, het is waar.
Maar er zijn diverse stemmen in onze kerken die niet graag de binnenverbanders zouden afschrijven ten koste van de buitenverbanders.
Echte eenheid met de een zonder de ander is niet mogelijk.
We mogen de buitenverbanders niet loslaten en we mogen de binnenverbanders niet uit het oog verliezen.
Trouwens zullen we niet veel eer moeten werken voor die eenheid, waarbij niet onze specialiteiten, onze eenheid in gevoelen de doorslag geeft, maar de echte, volle eenheid in de belijdenis en in de functionering daarvan naar alle kanten? Daarbij kan geen kerk gemist worden, die nog een band heeft met de gereformeerde belijdenis.

Al zijn we er ver van verwijderd we zullen elkaar toch deze weg, dit doel moeten voorhouden.
Dit naar aanleiding van „Het vuur blijft branden".
We willen ook dit vuur van verlangen naar de eenheid brandend houden.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 september 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Het vuur blijft branden (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 september 1979

De Wekker | 8 Pagina's