Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Water waar je weer dorst van krijgt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Water waar je weer dorst van krijgt

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Jezus zeide tot haar: Een ieder die van dit water drinkt zal weer dorst krijgen". Johannes 4: 13

't Is eigenlijk een wonder dat het tot een gesprek komt tussen die twee die elkaar daar om een uur of twaalf in de middag bij de oude Jacobsbron ontmoeten: Jezus en de Samaritaanse vrouw.
Want een man die zichzelf een beetje respecteerde sprak in het openbaar niet met een vrouw. Bovendien was zij een vrouw „met een verleden". En dat was zij: een Samaritaanse. En Joden en Samaritanen verhouden zich tot elkaar als water en vuur.
Maar Jezus heeft al die barrières verbroken met zijn vraag: Geef mij te drinken. De vrouw verstart en bitst terug: Hoe kunt gij, als Jood, van mij, een Samaritaanse vrouw te drinken vragen? En dan zegt de Heere niet: Nou dan maar niet en maak maar dat je wegkomt met je smerige kruik en je onrein water. Hij tracht de belangstelling van deze vrouw te wekken door te spreken over de gave Gods en over levend water.
In dat verband spreekt Hij dan de woorden, die hier boven staan: Een ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen. Een eenvoudige waarheid, die een kind kan begrijpen. Als je gedronken hebt, komt toch na verloop van tijd de dorst weer opzetten. Deze vrouw moet elke dag weer met haar kruik naar de put.
Daarmee zegt de Heere geen kwaad van „dit water". Dat water is goed en wij mensen hebben het nodig. De Heere Jezus vroeg Zelf: Geef mij te drinken.
En zo zijn er een hele rij kruiken: de kruik van het voedsel en de kleding, de kruik van geld en goed, de kruik van werkgelegenheid en ontspanning. Ze mogen er allemaal staan in ons leven. En we mogen ermee uitgaan om te putten. Uw Vader, weet dat gij „dit water" deze dingen nodig hebt. Toch kijkt de Heere Jezus met grote zorg naar die puttende vrouw en over haar heen naar u en mij. Dat is namelijk het tragische in deze vrouw, die haar kruik boordevol met water vult; ze heeft niet anders. Ze heeft nooit iets anders als „dit water" gedronken. Dit water uit de put en het voedsel van elke dag en de „genieting" van dit leven of wat ze voor genieting hield met die vijf mannen die ze gehad had en wat ze nu „genoot" met hem met wie ze samenleefde. O ja, ze dronk ook nog iets van de „godsdienst".
Al die dingen behoren tot wat Jezus noemt „dit water". Dat kan in wezen onze dorst niet lessen. Deze vrouw, hoeveel ze ook van „dit water" gedronken heeft met gulzige teugen, kon haar brandende dorst naar leven, naar geluk, naar liefde, naar vrede niet lessen. Met al dat water heeft ze toch nog zo'n verschrikkelijke dorst.
En dat hebben wij ook. Diep in ons binnenste brandt een hevige dorst. Bij jonge mensen maar bij ouderen evengoed. De dorst naar de echte vreugde en naar de echte vrede. En nu is dit de verschrikkelijke vergissing die we begaan, als we met „dit water" de dorst van ons leven willen lessen. Dat kan niet. „Dit water" is goed voor ons lichaam. Al deze dingen zijn goed voor onze tijdelijke nooddruft. Maar meer mag je er niet van verwachten. Voor jezelf niet en voor de derde wereld niet. Wat u daar ook ingiet: werk en macht en geld en genoegen, bezit en luxe. Hoe overstromend vol u ook uw kruiken vult. Hoezeer u ook beweert dat u alles hebt wat uw hartje begeert. U vergist zich. Het is niet waar, zegt Jezus. Het laatste wat van „dit water" overblijft, is altijd weer dorst.
Heerlijk daarom dat bij Jezus water te krijgen is waarvan je geen dorst meer krijgt. Hij schenkt het eeuwige leven. Water dat in je wordt tot een fontein van water dat springt tot in het eeuwige leven.
Jesaja wist het al en hij nodigde: O alle dorstigen, komt tot de wateren. En Jezus stond op het loofhuttenfeest, nodigend: Wie dorst heeft, kome tot Mij.
En de bijbel eindigt met de woorden: Wie dorst heeft kome en wie wil, neme het water des levens om niet.

Doesburg, Eerland

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Water waar je weer dorst van krijgt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1979

De Wekker | 8 Pagina's