Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog belijdenisgeschriften? (Il)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog belijdenisgeschriften? (Il)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het eerste artikel stelde ik bovengenoemde vraag vooral uit de praktijk van het kerkelijke leven. Heeft het zin om er nog belijdenisgeschriften op na te houden en hoe functioneren ze dan in de praktijk? Het zijn deze vragen die ons bezighouden in deze weken.

Verouderd
Er groeit langzamerhand een bepaalde mening over de belijdenisgeschriften die neerkomt op deze gedachte: in het verleden hebben die belijdenisgeschriften wel betekenis gehad.
In de tijd van de opstelling - we denken dan inzonderheid aan onze Nederlandse belijdenisgeschriften - hadden Nederlandse Geloofsbelijdenis, Heidelberger Catechismus en ook de Dordtse Leerregels een eigen, zij het ook verschillende, betekenis. Maar dat is voor wat de eerste twee betreft meer dan vier eeuwen geleden en voor wat het laatste betreft toch minstens drie en een halve eeuw. Hoe kunnen deze oude geschriften, in een bepaalde tijd tegen een bepaalde achtergrond ontstaan, vandaag nog ons geloof verwoorden?
Is handhaving van de belijdenisgeschriften niet een duidelijke uiting van de conservatieve opstelling en instelling van de kerk?
Kan een kerk, die bij de tijd wil zijn, met deze belijdenisgeschriften nog wel uit de voeten en rangeert ze, als ze deze vraag met ja beantwoordt, zichzelf niet op een oud zijspoor?
Op deze wijze wordt geredeneerd door velen in de Geref. Kerken en diezelfde redenering gaat andere kerken, inzonderheid de jeugd van andere kerken van gereformeerde belijdenis niet voorbij.
Men wil die belijdenisgeschriften niet direct afschaffen, maar die belijdenisgeschriften waarderen voor het heden - dát is er niet meer bij.
We hebben voor het heden iets anders nodig.
Een nieuw belijdenisgeschrift of een nieuwe proeve van belijden?
Maar toen de gereformeerde synode in die richting een besluit nam is wel duidelijk geworden dat een poging om een proeve van nieuw belijden te geven niet geslaagd kon worden genoemd. De zaak is weer van de baan. Dat is typerend. De geestelijke en kerkelijke situatie is er niet naar om nu tot een nieuwe belijdenis te komen, ook al bestaan daar op zichzelf genomen geen bezwaren tegen. Het is immers heus niet zo dat een nieuwe belijdenis a priori uitgesloten moet worden. Maar er komt meer voor kijken dan de kerken vandaag kunnen opbrengen.
En wat het verouderde karakter van de belijdenisgeschriften betreft - de formulering mag het karakter van die tijd van opstelling dragen, maar de inhoud van onze belijdenisgeschriften is werkelijk niet verouderd, als we tenminste vast willen houden aan het gezag van Gods Woord en willen blijven in de continuïteit van de belijdenis van de oude kerk en de kerk der Reformatie.
De diepste reden waarom men de huidige belijdenisgeschriften verouderd vindt is dan ook gelegen in het feit dat men door allerlei nieuwere theologische opvattingen zo beheerst wordt dat men met de inhoud van onze gereformeerde belijdenis niet meer accoord gaat.
In feite heeft men bezwaar tegen de belijdenisgeschriften zoals ze nu voor ons liggen omdat de inhoud terug gaat op een anders verstaan van de Bijbel, een totaal andere benadering van de Bijbel dan vandaag „in" is.

Ongeoorloofd
Een ander bezwaar tegen het hebben van belijdenisgeschriften komt van een heel andere kant.
Het komt van de kant van de „groepen" en van de Pinksterbeweging, die met alle belijdenisgeschriften wil afrekenen.

Dezer dagen werd met toegezonden een brochure van J.F. Fijnvandraat „De bijbel én de belijdenis?" (uitgeverij H. Medema, Apeldoorn) die geschreven is n.a.v. een in 1975 door ondergetekende geschreven serie in het reformatorisch opinieblad „Koers", getiteld „Schrift of belijdenis?".
In dit meer dan 120 pagina's tellende geschrift wordt door de schrijver het hebben van elk belijdenisgeschrift duidelijk afgewezen.
„De belijdenis is namelijk niet een parafrase of een commentaar bij de bijbel; nee, het is de bindend-verklaarde-kerkleer. Daardoor wordt aan woorden van mensen (ook al is dit als naspreken bedoeld) officieel gezag verleend, een gezag, dat zoals reeds gezegd naar zijn aard alleen aan de Schrift toekomst", aldus de schrijver.
Hij betoogt verder dat deze geschriften een verstarrende werking hebben. „Afgezien van de vraag of er ook fouten in staan, kan het toch voor ieder duidelijk zijn dat deze geschriften, omdat ze nu eenmaal werk van mensen zijn, nooit reiken tot het volle licht, dat ons uit de Schrift tegenstraalt".
Het is deze gedachte, die we openlijk of bedekt veel tegenkomen, ook in kerken van gereformeerde belijdenis.
In ieder geval doet deze opvatting haar werking in het kerkelijke leven, een m.i. funeste werking.
Het feit dat men zich zo gemakkelijk laat meesleuren in de richting van de groepen, zich laat overdopen, bewijst hoe slecht men eigen belijdenis kent. Dat was er waarschijnlijk reeds en als dan op geestdriftige wijze betoogd wordt: alleen de Bijbel en niets anders dan de Bijbel, meent men in de lijn van de Reformatie te zijn terwijl juist die Reformatie ons de gereformeerde belijdenis heeft gegeven in een geestelijke bloeitijd. Als een instantie naast de Bijbel?
Maar in art. 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat zeer nadrukkelijk: Men mag ook gener mensen schriften, hoe heilig zij geweest zijn, gelijk stellen met de goddelijke Schriften, noch de gewoonte met de waarheid Gods - want de waarheid is boven alles". Daaronder vallen ook de belijdenisgeschriften.
De belijdenis wil zeer beslist niet functioneren als een gezaghebbende bron naast de Schrift. De belijdenis is er terwille van de Schrift opdat de kerk die Schrift te beter zal verstaan en bij die Schrift zal blijven, zal leven, zal leren, zal prediken.
Het gezag van de belijdenisgeschriften is duidelijk anders dan dat van de Schrift. De Schrift heeft goddelijk en de belijdenis kerkelijk gezag. De belijdenis is niet onfeilbaar, de Schrift wel. Het is zonneklaar dat in de Schrift veel meer te vinden is dan in de belijdenis. De Schrift is veel en veel rijker dan de belijdenis.
We zouden consequent zijn wanneer we, om het onderscheid te honoreren tussen beiden Schrift steeds met een hoofdletter en belijdenis altijd met een kleine letter schreven. Op het grote nut van het hebben van belijdenisgeschriften kom ik nog terug. Maar het „ongeoorloofd" zoals betoogd wordt in genoemde brochure wijzen we krachtig af gegeven het feit dat de eerste aanzet tot belijdenisvorming in de Schrift zelf te vinden is (1 Cor. 15:3-5, Fil. 2:6 -1 Tim. 3:16).

Een goed woord?
Begin van dit jaar verscheen het lang beloofde bock van ds. H.J. Hegger getiteld „Zij is mijn bruid" waarin hij een pleidooi voert om terug te keren tot de huisgemeenten - t.z.t. wijden we aan dit boek nog een artikel.
Het lijkt er op dat ds. Hegger in dit boek een goed woord doet voor de belijdenisgeschriften. Hij zegt nl. (35): „Ook de gemeente van Christus tracht de vele uitspraken van de Bijbel samen te vatten, maar zij doet dat in enkele belijdenisuitspraken. Maar zulke belijdenisuitspraken van de gemeente, waartoe zij komt onder de leiding van de haar door God gegeven leraars, hebben een heel ander karakter dan de scherp geformuleerde stellingen van de theologen. De belijdenisuitspraken van de gemeente zijn altijd levend. Als het goed is, klinkt daarin de kracht en de wijsheid Gods door. Een wetenschapsmens kan met zulke van Geest vervulde uitspraken eigenlijk weinig aanvangen, maar voor de gelovigen zijn ze juist tot vertroosting en vreugde".
We onderschrijven dit citaat hartelijk en zijn blij dat ds. Hegger in dat opzicht zijn verleden niet verloochent.
Alleen zijn betoog in datzelfde hoofdstuk 2 „Sola Scriptura" ondergraaft toch eigenlijk de belijdenisgeschriften zoals de kerken die bezitten. Hij moet niets hebben van een kerkorde zoals hij betoogt - vrucht van een „protestantse redenering". En aan het eind van dat hoofdstuk staat in een P.S. „Maar je hebt toch een uitgewerkte kerkorde en scherp geformuleerde belijdenisgeschriften nodig om de ketterij te weren. Op dit bezwaar zou ik willen antwoorden: 1. Ondanks de Dordtse Kerkorde en ondanks de Drie Formulieren van Enigheid is de ketterij toch in de Ned. Hervormde Kerk en in de Gereformeerde Kerken binnengeslopen; 2. De Bijbel leert ons niet op menselijke constructies te bouwen, maar om in de nood (b.v. van de ketterijen die de gemeente bestormen) naar Christus te gaan in een intenser gebed."
Op deze wijze blijft er van de glans van de belijdenisgeschriften niet veel meer over. Trouwens in heel zijn boek komt Hegger door een zeer eenzijdige, individualistische Schriftuitleg in strijd met de gereformeerde belijdenis, die over de kerk meer Schriftuurlijk spreekt dan Hegger doet in zijn boek met de mooie titel.

In de crisis
Duidelijk moge zijn uit bovenstaande beschrijving dat de belijdenis, de gereformeerde belijdenis inzonderheid in de crisis is.
Dat is zeker niet voor het eerst, maar die crisis gaat wel steeds meer door en grijpt dieper om zich heen en tast meer aan dan we vermoeden. Als dit doorgaat komen we in een situatie, die gedeeltelijk reeds is ingetreden, dat we nog wel de belijdenis bezitten en ondertekenen zelfs en belijdenisgetrouw heten, maar in werkelijkheid van de belijdenis afgroeien die hoe langer hoe meer een vreemd geval wordt.
En waar de vervreemding van de belijdenis optreedt daar zullen na korter of langer tijd de gevolgen niet uitblijven voor het gehalte van het gemeentelijke leven en voor dat van het persoonlijk geloofsleven.
Om maar te zwijgen over de kennis van de belijdenis door onze jeugd.
Daarom willen we op dit onderwerp nog wat dieper ingaan - niet om de belijdenis ten troon te verheffen, wel om te pleiten voor een duidelijke binding aan en een krachtig functioneren van de belijdenis ten dienste van het steeds dieper en steeds beter verstaan van de rijkdom van de Schrift, zoals die in onuitputtelijke kracht nog steeds tot ons komt.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1980

De Wekker | 8 Pagina's

Nog belijdenisgeschriften? (Il)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1980

De Wekker | 8 Pagina's