Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Weest volmaakt!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Weest volmaakt!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is" Matth. 5: 48

Dit woord van de Here Jezus bezorgt ons moeilijkheden. Wanneer we niet aan het gezag van de bijbel te kort willen doen kunnen we het niet negeren. En wanneer het rechtstreeks als een eis op ons af komt, dat we volmaakt zullen (en dat betekent ook: moeten) zijn, dan lopen we daar als zondige mensen toch mee vast?
Of zou het alleen maar bedoeld zijn om ons klein te houden? Om ons te herinneren aan ons zondaar-zijn en aan de onmogelijkheid voor God te kunnen bestaan? Als dat alles was zouden we er geestelijk wel op een koopje af komen! De Here Jezus bedoelt hier echter wel terdege letterlijk wat Hij zegt: Gij zult volmaakt zijn. Het is gericht tegen de scharen, die naar Hem luisterden toen Hij hun in de bergrede onderwijs gaf over wat God met ons leven wil.
De Here Jezus heeft daarin een reeks zeer concrete zaken genoemd, als toepassing van de tien geboden. Duidelijk wordt, dat je niet van de Here af bent als je niet letterlijk iemand hebt doodgemaakt, of echtbreuk hebt gepleegd. De Here wil met zijn geboden doordringen tot ons hert. Déér moet het goed zitten. Als je in je hart iemand haat zit het niet goed (Matth. 5: 21-24). Zo was het ook in de wet van Mozes al: „Gij zult uw broeder in uw hart niet haten" (Lev. 19: 17a)! En wanneer je in je hart iemand van het andere geslacht begeert, die niet van jou is en mag zijn, dan zit het niet goed tussen God en jou.
Keer op keer maakt de Here Jezus duidelijk dat we er niet mee klaar zijn redelijk netjes te leven. Wie kan ooit zeggen met zijn geboden klaar te zijn als hij Christus' woorden hoort over het toekeren van de andere wang (Matth. 5: 39) en het liefhebben van vijanden, en het bidden voor vervolgers, „opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is" (Matth.5: 44-45)?
Twee kanten moeten we er echter niet mee uit. We moeten niet denken, dat het genoeg is „ach" en „wee" te roepen over onze diepe verlorenheid en geneigdheid tot alle kwaad als we dit spreken van de Here Jezus horen. Daarvoor is het te concreet. Daarvoor wijst het te duidelijk een wèg temidden van de wereld waarin wij leven. Aan de andere kant moeten we niet denken dat we het dus op een of andere manier wel kunnen klaar krijgen, zodat we ons gaan uitputten in een krampachtig worstelen om heiligheid, om volmaaktheid. Met de gedachte dat het „ergens" toch moet kunnen . . . Dat wordt een zielige, en vast en zeker ook schijnheilige, vertoning.

Willen we goed begrijpen wat de Here Jezus in dit spreken in de bergrede ons zegt, dan moeten we vooral inzien, wat Hij met het woordje „volmaakt" heeft bedoeld.
Het betekent niet: vlekkeloos, zonder enige zonde. Het woord, dat gebruikt wordt gaat terug op een OT-isch begrip, dat bijvoorbeeld door de HERE gebruikt werd tegenover Abraham, in Gen. 17:1: „Wandel voor mijn aangezicht en wees onberispelijk" (de St. Vert. heeft „oprecht"). Het wil eigenlijk zeggen: geheel zijn, ongedeeld-zijn. Met een ongedeeld hart, zonder terughoudendheid. De Here Jezus heeft ditzelfde woord gebruikt tegenover de rijke jongeling, in Matth. 19:21: „Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw
bezit . . . ". Ook daar bedoelt de Heiland niet dat de rijke jongeling dan zondeloos zal zijn, maar het gaat om zijn hart. Het is niet een volkomen hart, in de zin van ongedeeld, volkomen bereid zich aan de Here over te geven. Hij heeft niet volkomen lief. Hij heeft een slag om de arm. Tegen die jongeman moet Jezus zeggen: verkoop alles wat je hebt. Dat is niet omdat iemand alleen als berooid mens de Here kan dienen, maar omdat bij deze man zijn hart gevangen zat in zijn bezit.
En om zo'n ongedeeldheid gaat/het de Here, als Hij spreekt over het volmaakt-zijn.

Weest dan volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is. Gòd is volkomen ongedeeld. Hoe volledig is de liefde waarin Hij zich in genade en goedheid aan zondaars geeft. Hij heeft zijn Zoon gegeven toen wij vijanden waren (vgl. Rom. 5:10). Over „hebt uw vijanden lief" gesproken ....
De Here bedoelt niet mensen tot wie-weet wat voor geestelijke reuze-figuren te maken. Het is de Here er wel om te doen dat de Zijnen in deze wereld weer Zijn beeld gaan vertonen, weer gaan lijken op God. Hebt uw vijanden lief... òpdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader die in de hemelen is (5:45). Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is (Luc. 6:36).
Dat kunnen wij niet. Dat kunnen we nooit genoeg erkennen. Maar laten we het niet met een vrome hoofdknik beamen zonder te zien op het Lam Gods, dat op Golgotha stierf voor de zonden der wereld. En zonder te weten van het werk van de Heilige Geest, die woont in de gemeente van Christus.
Immers daar is de Here Jezus toch voor gekomen. Daar is de Geest voor uitgestort. Daar is Gods Woord voor gegeven, „om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust" (2 Tim. 3.16,17).
Dan gaat het niet meer om iets wat wij doen. Maar dan horen we het Woord. En het spreekt tot ons hart, tot ons geweten. Het legt onze overleggingen bloot, het doet alle praatjes vanuit ons eigen ik verstommen.
Dan leert het te spreken van schuld, en van het belijden daarvan. Dan komt er een verlangen, dat de Here zelf heeft gewekt om Hem met een ongedeeld hart, met een volkomen hart toe te behoren.
Is uw hart tot op de bodem doorzichtig voor de Here? Dat is ongedeeld. Dat is wat niet „volmaakt" wordt genoemd. Dan laat de Here u vanzelf wel zien wat er veranderen moet. Dan wordt het omgaan met Hem inderdaad een zeer concreet leven. Dan stemmen we Paulus toe dat we moeten leren „elk bedenksel als krijgsgevangene te brengen onder gehoorzaamheid van Christus" (2 Cor. 10:5), ook onze eigen bedenksels ...

Gij zult volmaakt zijn, gij zult geen enkele terughoudendheid hebben tegenover God. Wie het leert weet dat het strijd in zijn leven meebrengt. Dat onze omgang met de Here, met zijn gemeente, met onze naasten, met ons bezit, met onze tijd, op geen enkele manier buiten schot blijft.
Maar wie het leert verstaan weet ook: de Here Zelf geeft wat Hij eist. De eis van de wet is hier in handen van de Borg.
Dan mag er ook veel worden geëist. Want voor alles mogen we zien op Hem. Leg uw hart maar voor Hem neer, opdat het volkomen doorzichtig wordt voor zijn Aangezicht.

Hilversum, J.W. Maris

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1980

De Wekker | 8 Pagina's

Weest volmaakt!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1980

De Wekker | 8 Pagina's