Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeente-zijn volgens het Nieuwe Testament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeente-zijn volgens het Nieuwe Testament

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oog voor elkaar
Onder deze titel verscheen -als no. 15 van de Apeldoornse Studies een studie van de hand van prof. dr. J.P. Versteeg. Ze is een uitgewerkte rede, die door hem werd uitgesproken bij de overdracht van het rectoraat aan onze Theologische Hogeschool op 19 september 1978. Reeds geruime tijd zagen we er naar uit dat de rede in druk verschijnen zou en dat is nu gebeurd. Maar inmiddels is ze uitgedijd tot het dikste nummer dat ooit in de Apeldoornse Studies het licht zag, meer dan 100 bladzijden. Maar ik ben toch blij dat ze in deze reeks verscheen, want daar horen rectorale redes thuis. En dat Versteeg haar heeft uitgebreid zoals hij gedaan heeft komt de rede en het onderwerp, dat hij daarin aan de orde heeft gesteld, ten goede. De vele teksten, die ter sprake komen, konden zo breder besproken worden dan in een rede van ongeveer drie kwartier mogelijk is.
Versteeg bespreekt namelijk alle teksten in het N.T. waarin het woord „elkaar" voorkomt, voorzover ze namelijk iets zeggen over gemeente- zijn. De ondertitel van de rede luidt dan ook: Het gebruik van het woord „elkaar" in het Nieuwe Testament met betrekking tot de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente. Bij de bezinning op wat gemeente is - aldus Versteeg - is het van betekenis ook aan het gebruik van dit woord aandacht te schenken.
Hij wijst er op dat in het verleden het woord „elkaar" weinig of geen aandacht heeft gekregen. Die leemte wordt in deze Apeldoornse Studie thans opgevuld en Versteeg laat zien dat in het gebruik van het woord „elkaar" de structuur van de gemeente volgens het Nieuwe Testament duidelijk tot uitdrukking komt.
Dat aan het kerk- en gemeente-zijn in onze tijd zoveel ontbreekt hangt voor een groot deel hiermee samen, dat het schriftuurlijke „elkaar" zo weinig wordt verstaan en in praktijk gebracht. „Oog voor elkaar" hebben is wat anders dan op elkaar vitten, elkaar bekritiseren of afmeten naar eigen maatstaven, maar in de verbondenheid aan Christus elkaar dienen.
Nadat Versteeg alle teksten in het N.T., waar het Woord „elkaar" op de gemeente betrekking heeft, besproken heeft, eindigt hij in het trekken van enige conclusies.
Het is onmogelijk en kan ook niet de bedoeling zijn het boekje van Versteeg hier in zijn geheel te bespreken en de revue te laten passeren.
Ik wijs slechts op een paar dingen die mij persoonlijk hebben aangesproken. Voor de rest beveel ik het boekje graag aan uw aandacht en bestudering aan.
Er zit pracht studiemateriaal in voor verenigingen, bijbelclubs en gemeente-avonden.

Gemeenschap
Duidelijk blijkt dat daarin het gemeente-zijn bestaat. Het woord „gemeente" wijst daar ook op. Het houdt gemeenschap in. Daarop duidt in het N.T. ook het woord „elkaar". Dat we „op onszelf" zouden geloven, zonder relatie tot onze medegelovigen is voor het Nieuwe Testament een zo volstrekt ondenkbaar iets, dat het geheel buiten de gezichtskring valt. Het geloof dat ons verbindt aan Christus verbindt ons tegelijk aan onze medegelovigen en die medegelovigen aan ons. Het heil van God is voor ons slechts te beleven in gemeenschap met andere gelovigen.
Anders gezegd: Er is voor ons geen echt beleven van het heil van God, wanneer het woord „elkaar" in dat beleven niet functioneert.
Een zinvol onderscheid, dat met het oog op het nieuw-testamentisch gebruik van het woord „elkaar" met betrekking tot de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente gemaakt is, noemt Versteeg het onderscheid tussen het „er-met-elkaar-zijn" en het „ervoor- elkaar-zijn". Het meest expliciet komt dit onderscheid naar voren in Paulus' gebruik van het woord „elkaar" in verband met het beeld van het ene lichaam en de vele leden. Het „er-met-elkaar-zijn" ziet op de in Christus gegeven eenheid en het „er-voor-elkaar-zijn" op de roeping jegens elkaar die daaruit voortvloeit.
Dit laatste moet gestalte krijgen in de liefde. Het is vooral de apostel Johannes die in zijn evangelie en in zijn brieven op de noodzaak van de liefde tot elkaar alle nadruk legt. We vinden datzelfde ook bij Paulus en bij Petrus. Van de laatste is het woord: Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkaar, want de liefde bedekt tal van zonden (1 Petr. 4: 8). Daarbij is voor ogen te houden, dat in het spraakgebruik van het Nieuwe Testament met het woord „liefde" nooit een vaag en ongrijpbaar iets bedoeld wordt.
„Liefde" komt volgens het Nieuwe Testament altijd uit in concrete daden van liefde. Het centrale gebod van de liefde tot elkaar valt uiteen in een veelheid van geboden waarin dit ene, centrale gebod nader wordt geconcretiseerd. Zo wordt gesproken van vrede houden onder elkaar, eren van elkaar, opbouwen van elkaar, aanvaarden van elkaar, terechtwijzen van elkaar, verdragen van elkaar, vriendelijk en barmhartig zijn jegens elkaar, vergeven van elkaar, elkaar onderdanig zijn, elkaar uitnemender achten dan zichzelf, leren van elkaar, vermanen van elkaar, najagen van het goede jegens elkaar, acht geven op elkaar, belijden van zonden aan elkaar, bidden voor elkaar, gastvrij zijn jegens elkaar, nederig zijn jegens elkaar, gemeenschap hebben met elkaar.
Voortdurend worden de gelovigen vermaand om met elkaar niet om te gaan op dezelfde wijze als waarop men in de wereld met elkaar omgaat. Zo mag er binnen de gemeente niet zijn een oordelen van elkaar, een voeren van rechtszaken tegen elkaar, een bijten en vereten van elkaar, een tarten en benijden van elkaar, een liegen tegen elkaar, een onderscheid maken onder elkaar, een kwaadspreken van elkaar, een zuchten tegen elkaar.

Het ambt
Versteeg laat ook zien hoe naar het N.T. het ambt behoort te functioneren in de gemeente. Hij doet dit o.a. naar aanleiding van Jac. 5: 14 vv. Daar is sprake van „de oudsten der gemeente", de ouderlingen. Als iemand ziek is moet men die tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. Maar in vs. 16 wordt ditzelfde van de gemeenteleden gezegd. De ouderlingen zijn niet wezenlijk van de andere leden der gemeente te onderscheiden. Ook gemeenteleden kunnen voor elkaar bidden met dezelfde belofte, dat God horen wil. Een krachtig gebed van welke gelovige ook vermag veel.
Hierbij merkt Versteeg op, dat we hier stuiten op de opmerkelijke wijze waarop de verhouding tussen het bijzondere ambt en het ambt van alle gelovigen aangegeven wordt. De oudsten van de gemeente en alle andere leden van de gemeente worden hier duidelijk op één lijn gesteld. De oudsten nemen de taak van de andere leden niet over, maar wijzen deze taak juist aan. Bij ziekte mag men de oudsten laten roepen, maar men mag zich evenzeer tot elkaar wenden. Het ambt van de oudsten staat niet hoger dan het ambt van alle gelovigen.
Ik acht dit een belangrijke opmerking, die waard is dieper doorgedacht en uitgewerkt te worden. Terecht laat Versteeg zien dat een exegeet van rooms-katholieke huize, waar men een totaal andere ambtsopvatting kent, blijkt met deze tekst uit Jacobus moeite te hebben. En uit de verklaring die prof. Grosheide van de tekst geeft, blijkt die moeite ook binnen de gereformeerde traditie - ondanks alle nadruk op het ambt van alle gelovigen binnen deze traditie - om namelijk het woord „elkaar" die plaats te laten die het in het Nieuwe Testament heeft.
Later (blz. 97) komt Versteeg op de kwestie van het ambt nog weer terug en merkt dan op dat het ambt niet is gegeven om de roeping, die de gelovigen tegenover elkaar hebben, over te nemen, maar juist om die roeping aan te geven. „Wanneer ambtsdragers bij het vervullen van de hun opgedragen taak het woord „elkaar" uit het oog verliezen, raken ze uit de koers van de nieuw-testamentische opvatting van het ambt".

Gemeentezang
Belangrijk acht ik ook wat Versteeg hieromtrent opmerkt. Hij doet dit naar aanleiding van Efeze 5: 19 en Col. 3: 16. Daar spreekt Paulus van zingen onder elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Versteeg maakt duidelijk wat dit wil zeggen. „We hebben in de drie aanduidingen een omschrijving van de veelheid van liederen te zien waarmee men in de gemeente elkaar mag opbouwen". Want het gaat ook in de gemeentezang om de opbouwing van elkaar (blz. 49). En even later zegt Versteeg in verband met Col. 3: 16, waar de psalmen, lofzangen en geestelijke liederen nauw verbonden worden aan de inhoud van het woord van Christus in onderwijzing en vermaning, dat op verrassende wijze het karakter van het lied in de eredienst van de gemeente onderstreept wordt. „Dat lied is niet de subjectieve weergave van het gevoel van de gelovigen. Het lied is „bijbellied". Ook in het lied houden de gelovigen het woord van Christus, onderwijzend en vermanend aan elkaar voor" (blz. 56v.).
Ik zou u nog op veel in het boekje van Versteeg willen attenderen. Maar moge het genoemde voldoende zijn om uw aandacht er voor te wekken. Versteeg heeft opnieuw laten zien hoe belangrijk exegetische studies zijn. Wij zeggen bij de Schrift te willen leven en ons ook in het kerkelijke leven door de Schrift te willen laten leiden. Toch zijn we er soms in de praktijk heel ver van af. Het is goed dat Versteeg ons omtrent een belangrijke zaak, het gemeente-zijn en in gemeenschap met Christus als gemeente te willen functioneren, de Schriften geopend heeft. Maar wat Versteeg van de gemeentezang opmerkt, geldt dikwijls van heel het kerkelijke leven, dat de praktische uitwerking van wat de Schrift ons voorhoudt zo dikwijls gemist wordt, ook wanneer men voor de noodzaak hiervan oog heeft.
Zij nog vermeld dat dit 15e nummer van de Apeldoornse Studies Oog voor elkaar, door prof. dr. J.P. Versteeg, is uitgekomen bij Kok in Kampen en ƒ 18,90 kost.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1980

De Wekker | 8 Pagina's

Gemeente-zijn volgens het Nieuwe Testament

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1980

De Wekker | 8 Pagina's