Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In den beginne schiep God de hemel en de aarde (Genesis 1 III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In den beginne schiep God de hemel en de aarde (Genesis 1 III)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

3. In den beginne
Wat is er al veel over die eerste woorden van de Heilige Schrift nagedacht. In den beginne. Wanneer zou dat geweest zijn? Kun je er wel iets van zeggen?
De grote kerkvader Augustinus, zo vertelde ik al eerder, schreef uitvoerig en eerbiedig over de schepping. Hij schreef ergens: „Zie, ik antwoord hem die vraagt: „Wat deed God, voordat Hij de hemel en de aarde schep?", ik antwoord hem niet, wat, naar men zegt, iemand eens geantwoord heeft, terwijl hij schertsenderwijs de kracht van de vraag ontweek: „Hij bereidde de hel toe voor lieden, die naar verborgen dingen speuren." Begrijpen is iets anders dan lachen. Zo antwoord ik niet. Want liever antwoord ik: „ik weet niet, wat ik niet weet", dan dat ik dat antwoord geef, tengevolge waarvan hij, die diepzinnige dingen vroeg, uitgelachten wordt en hij, die een onjuist antwoord gaf, wordt geprezen." U vindt dit in zijn Confessiones, boek XI, par. XII, 14.
Ik laat dan het vervolg van wat hij schrijft eerst maar rusten, om aan te geven, hoe reeds lang voordat onze generatie zich met moeilijke vragen bezig hield, diep denkende en sterk gelovende christenen zich bogen over dingen, die op de grens van ons begrijpen liggen of zelfs voorbij die grens.
Bekend is ook, hoe de onder ons nog befaamde prof. G. Wisse op een soortgelijke vraag antwoordde: „Toen? Toen was er nog geen toen!"
Hij had, denk ik, het nog niet zo mis. Maar alle denken over dingen, die ons begrip te boven gaan, betekent een filosofisch antwoorden op filosofische vragen. Ik zeg niet, dat dat verkeerd is op zichzelf. Ieder van ons, die wel eens diep nadenkt over de zin van het mensenleven, is een kleine wijsgeer.
Dezelfde Augustinus heeft in datzelfde boek een uitgebreide beschouwing gewijd aan het begrip „tijd". Hij vraagt of honderd jaar een lange tijd is.
Maar die honderd jaren kunnen niet tegelijkertijd tegenwoordig zijn. Nemen we een willekeurig jaar daarvan, dan zijn de jaren daarvoor voorbij en de overige zijn toekomstig. Een mens leeft in het heden. In het jaar van nu. Maar ook dat is niet te grijpen. Zo daalt hij af naar maand, dag en uur en merkt op, dat „heden" een voorbijvliegend moment is, dat niet te meten is. Tenslotte vraagt Augustinus God en hij aanbidt.
In onze tijd (ik vraag nu maar niet: welke „tijd" is dat?) struikelen vele bijbellezers, of zij die het zouden willen worden, reeds bij de eerste woorden. Het is zo jammer, dat sommigen ervan uitgaan, dat Gen. 1:1 een achterhaalde wijze van benadering is. Moderne mensen zouden hiermee niet uit de voeten kunnen. Velen, die iets van natuurkunde en biologie hebben gelezen, schudden hun hoofd over Gen. 1:1. Scholieren worden op meer dan één school in verwarring gebracht. Kun je nog aan de schepping geloven?
Hoe oud is de aarde? Reeds jaren geleden schreef prof. dr. G.J. Sizoo een boekje over „De ouderdom van de aarde". Juist in deze weken loopt er een serie op de E.O.-televisie over „Het ontstaan van de wereld". Bekend is, dat er theorieën zijn, die op een ouderdom van enkele miljarden jaren komen. Een van de methoden is de koolstof-C 14-methode, een andere die van de afbraak van radio-actieve stoffen. Zie, zo zal iemand kunnen denken, dat is nog eens wat anders dan de biddende schrijver Augustinus.
Tegenover de berekeningen, die op zo'n geweldige tijd komen, stelde het E.O.-programma andere geleerden, die op een veel lagere tijd uitkomen. Want bij de vervorming van bedoelde stoffen komt het gas helium vrij, dat in de atmosfeer verdwijnt, en bij een schrikbarend lange tijd zou onze hele dampkring overvol van helium moeten zijn en dat is niet het geval. Op grond van die berekening komt men tot een leeftijd van tien- a vijftienduizend jaar. Dat is dan voor menigeen een geruststellende uitkomst, maar die is erop gebaseerd, dat het gas helium niet in de ruimte kan verdwijnen. Wat moeten we, wanneer verder onderzoek eens aantoont dat het wel degelijk in de wereldruimte wegkomt?
Is ons geloof van natuurkundige uitkomsten afhankelijk? Gode zij dank, neen.
Kunnen mensen, hoe geleerd ook, die geloven dat onzegbaar lang geleden alles bij toeval uit de grote knal is ontstaan, aan bijbelgelovige christenen ooit hun geloof ontnemen? O neen. Kan het ons niet helpen, wanneer andere wetenschappelijke uitkomsten wat dichter in de buurt komen bij voorstellingen, die ons van eerder vertrouwd zijn? Misschien wel, maar wat moeten we, als de ene wetenschappelijke uitkomst de andere weer achterhaalt? Van de ene ijsschots op de andere springen in de hoop dat je niet verdrinkt, en nooit een keer tot rust komen?
De christen is niet afhankelijk van wijsbegeerte, hoe belangrijk ook.
De christen is niet afhankelijk van resultaten van de natuurwetenschap, of van welke andere wetenschap dan ook.
Ja, zegt iemand, het is een geloof. Je moet het maar geloven. Maar kan ik dat nu juist wel? Ik wil zo graag die verbinding leggen tussen wat er in de bijbel staat en wat ons vandaag verteld wordt. Velen halen nu de tekst erbij, die we in 2 Petrus 3: 8 vinden: één dag is bij de Here als duizend jaar, en duizend jaar als één dag. Maar dan zouden we vergeten, dat die tekst niet op de schepping slaat. Het gaat daar om de vraag, of de Here talmt met de belofte van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Of Hij zijn oordeel nog niet velt over de goddeloosheid. Of Hij het kwaad, zo lange tijd geleden reeds bedreven, soms niet meer in herinnering houdt. In dat laatste verband staat het ook in Ps. 90: 4.
Het zal er niet om kunnen gaan, wat men nog al eens gewild heeft, voor de dagen van Genesis 1 grote tijden in de plaats te denken. Dan zou je voor de zes dagen zes wereldperioden kunnen invullen en we zouden een heel eind gered zijn met Genesis 1. Dat dat niet kan, hoop ik uit Genesis 1 zelf te laten zien.
Neen, we moeten ophouden met een benadering van onszelf uit.
De Israëlitische schrijver vertelt ons over God en zijn schepping.
Of, liever gezegd, de HERE God Zelf spreekt tot ons over Zichzelf en over zijn scheppingswerk.
De schepping is in Israël verteld, zo betoogde ik een vorige keer. God, Wiens Naam hier genoemd is, was geen onbekende God meer. Hij is de God van Israël. De enige ware God. Het scheppen heeft Hem ook geen moeite gekost, legde ik een keer daarna uit. Welnu, zegt de schrijver, ga eens mee naar het begin.
En kom eens zien. Iets mogen we elkaar laten zien. Weet u wel, dat dat vaker in de Schrift gebeurd is? Zo heeft de HERE zijn opstandige knecht Job eens meegenomen naar zijn schepping toe. „Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte?
Vertel het, indien gij inzicht hebt. Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers?" Heel het stuk van Job 38 t/m 41 moet u er eens op nalezen. Zo heeft de profeet Jesaja zijn moedeloze volk in de ballingschap eens geleerd om naar de sterren te kijken. „Heft uw ogen omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen?" En even daarvoor zegt hij: „Weet gij het niet? Hebt gij het niet gehoord? Is het u van de aanvang niet verkondigd? Hebt gij geen begrip van de grondvesten der aarde?" En dan moet u heel Jesaja 40 er eens op nalezen en op u laten inwerken, welke kant de HERE er bij Jesaja en dat volk mee uit wil.
In den beginne. Dat staat in een triomfantelijke tegenstelling tot de scheppingsverhalen, die er bestonden bij de volken rondom Israël. Kenmerkend voor die verhalen is nl., dat het ontstaan van de wereld daar gepaard gaat met het ontstaan van de goden zelf! In een geweldige, angstaanjagende worsteling moeten daar de verschillende goden als machten hun ontstaan en bestaan bevechten op elkaar. Daarbij en daaruit ontstaat dan ook de wereld. De zon is zo'n goddelijke macht en ook de maan, de onberekenbare, gevaarlijke zee en de moeder-aarde.
En nu Genesis 1. De HERE, Die is God. Israël heeft geen God, die nog weer van iets afhankelijk is, die aangetast kan worden, wiens bestaan en arbeid - met eerbied gezegd - gevaar zou lopen. Spraken andere volken van strijd bij de schepping? Lieten ze zich bangmaken? En zijn in onze tijd mensen bang, als ze aan moderne ontwikkelingen denken? Worden moderne bewapening en computertechniek niet zulke onoverzienbare machten dat ze een eigen leven leiden, zodanig dat een „ouderwets" Godsgeloof er niet meer tegen op kan? O neen, er is niets, of onze God staat er al boven. Om zo te zeggen. Hij speelde er mee en er is niets dat Hem te machtig zou worden
Daarom is Genesis 1 boodschap van God aan ons. Niet in die zin boodschap als sommigen zeggen: het komt maar op de boodschap aan en of dat over feiten gaat, daar behoef je je niet over te bekommeren. Neen, want dan hebben we in feite niet eens een boodschap. Het gaat wel degelijk over feiten. Over het feit, dat die allergenadigste Here, die zijn volk van ellendige zondaren zo zeer nabij gekomen is. Dezelfde is, die alles uit zijn hand deed voortkomen.
Genesis 1 is een blijvende prediking, een preek met bestraffende vermaning en blij makende troost. Want zo zegt de HERE, die de hemelen geschapen heeft - Hij is God - die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft. Hij heeft haar gegrondvest; . . . Ik heb tot het nakroost van Jacob niet gezegd: zoekt Mij tevergeefs. Zo lezen we in Jes. 45: 18 en 19.
Welnu, de eerste woorden van de bijbel bevatten al veel onderwijs over onze God en over de vastheid van zijn schepping, zolang Hij dat wil en haar handhaaft.
Daarom sta ik ook gereserveerd tegenover de opvatting, dat we een grote tijdsruimte zouden moeten denken tussen Genesis 1: 1 en het vervolg. M.i. is de bedoeling, ons eerst in enkele woorden te vertellen, dat de schepping het werk van God, van onze God is, en vervolgens ons veel te vertellen over datzelfde scheppingswerk. En er is veel over te vertellen, maar dat behoeft niet allemaal tegelijk.
Hoe groot zijn uw werken, o HERE;
zeer diep zijn uw gedachten.

Hoogeveen, K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1980

De Wekker | 8 Pagina's

In den beginne schiep God de hemel en de aarde (Genesis 1 III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1980

De Wekker | 8 Pagina's