Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt (II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen God Israël had verlost uit de slavernij van Egypte, toen de Israëlieten zich veilig geweten hadden voor de verderfengel, achter het bloed, toen ze het Pascha hadden gevierd, het feest van het Lam dat geslacht werd, toen zei de Here tot hen: „gij hebt gezien, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen gedragen en tot Mij gebracht heb. Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk." Ex. 19:4-6.
Zie met welk een liefde en bewogenheid God spreekt. Hij heeft ze op arendsvleugelen gedragen en Hij heeft ze tot Zich gebracht. De Here spreekt als de bruidegom tot zijn bruid. Hij heeft haar tot Zich gebracht en Hij belooft haar heerlijke dingen: Gij zult Mij ten eigendom zijn en gij zult Mij zijn een koninkrijk van priesters. Johannes zegt het in Op. 1: 5-6 als in een lied: „Hem, die ons liefheeft en ons uit onze zonden heeft verlost door zijn bloed - en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt - Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen."
Het enige wat Hij vraagt is: Luister aandachtig naar Mij en bewaar mijn verbond.
Over dat verbond lezen we in Gen. 17: 10 „Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat manlijk is besneden worde . . ." De handeling van de besnijdenis moesten de Israëlieten weliswaar verrichten, maar het was een teken, een afbeelding van een hemelse zaak.
„Want niet dat is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt, maar de ware besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God". Rom. 2: 28-29.
Dat is alles wat de Here vraagt, aandachtig naar Hem te luisteren en een besneden hart. Daar is niets moeilijks bij. En zelfs dat laatste, daar behoeven ze zelf niets aan te doen. Het is werk van God zelf.
Maar wat antwoorden de Israëlieten? „En het gehele volk antwoordde eenparig: Alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen." Exo. 19:8.
God had helemaal niet gesproken over iets doen. In zijn grote liefde stond Hij gereed om ze een heerlijke erfenis te geven, maar zij antwoordden naar hun aard: Wij zullen doen. Het is alsof ze het aanbod van de Here niet eens horen. Zij spreken zoals ook nu nog ieder mens geneigd is, volgens zijn natuur te spreken: Wij zullen doen. Zij verwerpen God in hun aardse blindheid. Zij willen werken. (Zie ook Hebr. 12:25.)
En dan zien we, dat God ze schenkt, waar ze om vragen. Het is net als in de dagen van Samuël. Toen vroeg Israël om een koning. „Dit mishaagde Samuel en hij bad tot de HERE. De HERE zeide tot Samuel: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet u hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn. Juist zoals zij gedaan hebben van de dag af, toen Ik hen uit Egypte leidde . . . " 1 Sam. 8: 6-8.
Dan verbergt God zijn aangezicht. We zien dan dat Hij tot hen komt in een donkere wolk en in donderslagen, in rook en in vuur, opdat het volk voortaan in Mozes, de verpersoonlijking van de wet zou geloven.
Wel, zei de Here, als jullie mijn verbond verwerpen, dan kom Ik met een ander verbond, een werkverbond. „Toen maakte Hij hen het verbond bekend, dat Hij hen gebood te houden, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen." Deut. 4: 13.
Ziet u welk een liefde ook hieruit spreekt? Zij hadden de Here verworpen. Hij had ze op slag kunnen vernietigen. Zij meenden iets van zichzelf te kunnen inbrengen en de Here gaat er op in. Hij zegt als het ware: Ik wil jullie tegemoet komen. Als je liever behouden wordt door zelf iets te presteren, dan kan dat. Ik geef je mijn geboden, maar dan moet je ze ook houden. Wie een overtreding begaat zal sterven. Dit verbond, de wet, was er niet omdat God dat zo graag wilde. Nee, Hij had iets beters met ons voor. Immers, de wet heeft in geen enkel opzicht het volmaakte gebracht - maar thans wordt een betere hoop gewekt, waardoor wij nader tot God komen. Zo is ook Jezus van een beter verbond borg geworden. Heb. 7.
U zult zich inmiddels afvragen, of we de lijn van de sabbat niet zijn kwijtgeraakt. Maar nee, al deze dingen zijn zeer essentieel voor het verstaan van de betekenis van de sabbat, en dat zal spoedig blijken.
God gaf de wet niet opdat we haar zouden houden, niet om de wet te doen. Nee, Hij gaf de wet juist om ons te laten zien, dat we het niet van eigen werken moeten verwachten. Zo is de wet wel noodzakelijk en nuttig en goed. Als we het van eigen werken verwachten, plaatsen we onszelf onder de wet; en dat doet ieder mens van nature. Het is zijn verdorven aard. Maar dan eist God ook volmaaktheid en gerechtigheid door de wet. Dan wordt de mens veroordeeld door diezelfde wet.
„Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt is duidelijk; immers, de rechtvaardige zal uit geloof leven. Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven". Gal. 3:10-13. „Waartoe dient dan de wet? Om de overtredingen te doen blijken is zij er bij gevoegd . . . " Gal. 3:19. „De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden. Nu echter het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester". Gal. 3:24-25.

Wat denkt u, waarom heeft God zo'n grote plaats in de Bijbel ingeruimd voor de wet? Het is omdat het werken zo'n grote plaats inneemt in het leven van de mens. Veel gelovigen hebben er tot het einde van hun leven de grootste moeite mee.

De sabbat nu is het beeld van de rust, het rusten van onze werken. Toen God gereed was met het scheppen van de aarde, rustte Hij op de zevende dag. Zo moet er ook een tijd zijn, dat wij eindelijk rusten van onze aardse werk en. Dat betekent, dat wij het roer uit handen geven, dat we onszelf overgeven aan de Here, dat we werkelijk alles alleen van Hem verwachten. Het betekent, dat we geloven en vertrouwen, dat het de Here is, die ons heiligt, die geeft dat wij vrucht voortbrengen. Het is de tijd, dat we leven naar Gods wil; dat is niet het doen van geboden, omdat God ze heeft voorgeschreven; het is ook niet het trachten te doen wat God wil, omdat Hij het wil, want ook dat is wettisch. Nee, de Here wil ons iets van zijn innerlijk mededelen. Hij schenkt ons liefde, goddelijke liefde, van waaruit wij mogen leven, mogen handelen. Vanuit deze liefde komen de werken voort, die God welbehaaglijk zijn. Dat zijn de werken, die Hij van eeuwigheid heeft voorbereid. Daar komt geen kracht aan te pas, dat gaat niet van ons uit. Nee, het is alleen een goddelijk werk in ons. We leven dan in de gezindheid van Christus. Dan worden we kruisdragers, dan zijn we bereid om onszelf te verliezen, onszelf ontledigend, opdat we met Hem vervuld zouden worden. Dan woont Hij in ons. Daar is geen plaats voor wet en werken. Dan komen we tot rust. Dat rusten we van onze werken.
De sabbatsrust op de zevende dag, in de wet, is een beeld van het rusten van de gelovigen in God, en dat niet alleen op de zevende dag, maar, nadat hij tot geloof gekomen is voor de rest van zijn leven en tot in eeuwigheid. „Want wij gaan tot de rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn . . . Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken: En God rustte op de zevende dag van al zijn werken. Er blijft dan een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken". Heb. 4:3, 4, 9, 10. (zie ook Heb. 3:1 tot 4:13).

Durft u het met Hem wagen? Durft u op Hem te wachten, in het volle vertrouwen, dat Hij doen zal wat Hij heeft beloofd? Of duurt het wachten ons te lang en gaan we maar vast aan de gang? Gaan we bijvoorbeeld getuigen omdat de Bijbel zegt: Gij zult mijn getuigen zijn, of . . . spreken we omdat we niet kunnen zwijgen, gedrongen door de Heilige Geest?

In de sabbat komt de rechte verhouding van de mens tot God tot uitdrukking, de proef op de som.
Als we op zondag sabbat houden en geen werk verrichten, omdat Gods wet dat verbiedt, dan plaatsen we onszelf onder de wet; dan liggen we onder de vloek. Als we leven in de sfeer, waarin we dit artikel zijn begonnen, wat kan en wat kan niet, wat is noodzakelijk werk en wat niet, dan leven we in de sfeer van de vrees. Paulus noemt (Jat een geest van slavernij om opnieuw te vrezen. Rom. 8:15. We leven dan niet uit de liefde, die God ons deelachtig maakt. Want „er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde". 1 Joh. 4:18.

Zien we nu welk een bron van vreugde de sabbat is voor Gods kinderen: het rusten van hun werken, het vertrouwen op de Here, het ervaren van de Geest in zich die hen heiligt.
Zien we nu de bron van liefde die er aan ten grondslag ligt, dat Hij iets beters met ons voorhad, dat Hij zijn rijke gaven uitdeelt, dat Hij ons doet delen in de erfenis; dat Hij de Geest zijns Zoons heeft uitgezonden in onze harten. Gal. 4:1-11.
En zien we nu ook, hoe heerlijk God hierin wordt grootgemaakt, want Hij is het, die dit alles bewerkt.
Exs. 31: 13. Eze. 20: 12.

Om waarlijk sabbat te kunnen vieren, is het nodig, dat we aandachtig naar Hem luisteren, en dat we zijn verbond bewaren; dat wil zeggen, dat we ons laten besnijden. Dan ontvangen we, in plaats van de wet op tafelen van steen, een wet, geschreven op tafelen van vlees, de volmaakte wet der vrijheid in onze harten, en wie daarbij blijft, die zal zalig zijn in zijn doen. Jac. 1:25.

Gorssel, D. Meijer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1980

De Wekker | 8 Pagina's

Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1980

De Wekker | 8 Pagina's