Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Diamanten schooldag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diamanten schooldag

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zestig jaar geleden werd voor het eerst, op 6 mei 1920, een jaar na de in gebruikname van het Schoolgebouw aan het Wilhelminapark te Apeldoorn, in het huidige Irene naast de Grote Kerk Schooldag gehouden. Begrijpelijk dat aan dit feit op de Schooldag van dit jaar aandacht werd besteed. Zestig jaar Schooldag - in enkele oorlogsjaren kon de Schooldag geen doorgang vinden - dat is niet weinig. Het betekent dat de Schooldag een begrip is geworden voor ons kerkvolk, dat steeds weer liefde heeft getoond tot de School der kerken. Niet het minst door het houden en bezoeken van de jaarlijkse Schooldag is de band tussen Kerk en Hogeschool onderhouden, gevoed en versterkt. Ook de Schooldag van 1980 was een goede Schooldag, die velen vreugde en dankbaarheid gaf.

Voorfeest
Aan de eigenlijke Schooldag ging een voorfeest vooraf.
Reeds voor negen uur was een kleine kring genodigden in de fraaie gemeenschapsruimte van de Hogeschool present.
Er was bepaald iets ongewoons aan de orde.
De samenkomst was belegd in verband met het feit dat Vrouwencomité BTHS 25 jaar geleden van start was gegaan.
Sommigen vroegen zich af: had dat niet in de kerk kunnen gebeuren?
Maar op een gegeven ogenblik kondigde prof. Oosterhoff, de fungerende rector, de komst van de heer Krol, loco-burgemeester van Apeldoorn, aan. Hij werd voorgesteld aan de leden van het vrouwencomité en kreeg daarna het woord.
Hij memoreerde de oprichting van het Vrouwencomité op 4 april 1955, beklemtoonde de betekenis van een goede bibliotheek en noemde de naam van mevr. den Braber uit Rotterdam als een voorbeeldige penningmeesteres. Zij was actief bezig vele jaren; tevens herinnerde hij aan haar arbeid in de chr. geref. vrouwenbond in de plaatselijke vereniging (24 jaar presidente), in de kring Rotterdam en in het hoofdbestuur, waarin zij 15 jaar zitting had. Het was hem een vreugde mee te delen dat zij begiftigd werd met de eremedaille in goud, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau. Hij spelde haar de versierselen, bij deze onderscheiding behorend, op.
Uiteraard volgde op deze mededeling en handeling groot applaus.
De voorzitter van deputaten-financiëel, br. J.D. Wisman, gaf uiting aan zijn grote waardering voor de arbeid van het Vrouwencomité, waarin destijds mevr. van der Zaal een actieve rol vervulde, en voor het werk van de penningmeesteresse. De vrouw heeft een bijzondere plaats. Vaak zijn zij dienend bezig in stilte. Vrouwen hebben in de Bijbel veel betekend. Hij citeerde uit Romeinen 15 waar gesproken wordt over vrouwen, die arbeidden in den Here. Dat is het geheim van de arbeid ook van mevr. den Braber.
Alle dames van het Vrouwencomité kregen een prachtige bloembak van deputaten-financiëel voor hun gewaardeerde arbeid in deze kwart eeuw - zij brachten een miljoen gulden bij elkaar.
Mevr. N. den Hertog-Kok bracht mevr. den Braber hartelijk dank voor de fijne, accurate wijze waarop zij de jaren door dit werk heeft gedaan. Het bleek Wel dat de dames elkaar goed hebben leren kennen en uitstekend met elkaar kunnen opschieten. Mevr. den Braber dankte bijzonder hartelijk voor de verrassing haar bereid. „Ik wist niet wat me overkwam". Als je voor iets moois dat je zo graag doet zoveel krijgt is dat veel te veel, zei ze. Ze dankte de Here die haar kracht en inzicht had gegeven. Het was een sport geworden zo hoog mogelijke rente van het geld, dat ingezameld werd, te krijgen. En we doen het werk met elkaar èn met Gods zegen.
Hierna feliciteerden alle aanwezigen de leden van het Vrouwencomité en mevr. den Braber inzonderheid.
Koffie en gebak waren beschikbaar en werden met smaak genuttigd.
Dit voorproefje van de Schooldag smaakte goed.

Opening
Om half 11 opende prof. Oosterhoff de jaarlijkse Schooldag. De Grote Kerk was geheel gevuld. Weliswaar was de galerij rechts van de kansel wegens restauratie niet te gebruiken maar de banken op de andere galerij en in de kerk beneden waren extra bezet terwijl tenslotte stoelen moesten worden geplaatst. Gezien het feit dat er op deze zaterdag nog andere samenkomsten werden gehouden was de opkomst goed te noemen.
Het is elk jaar weer een wonder dat zovelen de Schooldag blijven bezoeken. We zongen Psalm 100, baden bij monde van prof. Oosterhoff en luisterden naar het Hogepriesterlijke gebed uit Johannes 17.
Dat gebed heeft betekenis ook voor onze Theologische Hogeschool, want het gaat daar om die levende kennis waarover Christus spreekt in dit gebed. In de studie aan de Theol. Hogeschool gaat het om een levende, geestelijke, bevindelijke kennis.
Die kennis is nodig om het Evangelie recht te verkondigen. Achter de verkondiging immers moet iemand staan die zelf Christus kent.
Dit alles betekent een grote verantwoordelijkheid.
De eeuwen door zijn woorden gebruikt om het Woord te verkondigen. Hoe moet dat Woord vandaag verkondigd worden in de woorden van onze tijd?
Belangrijk is dat Christus zegt dat we ons niet uit de wereld moeten terugtrekken maar dat we bewaard moeten worden voor de Boze.
Heilig hen in uw waarheid - bidt Christus. Heel ons bestaan moet getekend en doordrenkt worden door het Evangelie van Christus.
Het is een rijk gebed, dat onszelf veel te zeggen heeft. Het is van enorme betekenis dat dit gebed in onze kerken en aan onze Theologische Hogeschool gestalte krijgt. Daarna herinnert de rector aan de eerste Schooldag op 6 mei 1920.
Vele broeders en zusters toen aanwezig zijn heengegaan. Telkens weer wordt het bezoekersaantal vernieuwd. We vragen ons wel eens af: zouden er nog wel jongeren zijn, die de plaatsen van de ouderen innemen?
Eén broeder was op die eerste Schooldag aanwezig en heeft sindsdien geen een Schooldag gemist - br. Hero Vijn te Opperdoes. Hartelijke woorden worden tot hem gericht. De Here gaf veel genade. Geprezen werd de trouw en volharding van deze oude broeder, die bijna 88 jaar is - een voorbeeld voor de jongeren.
Later bleek dat mevr. van der Ven, weduwe van ds. C.S. van der Ven, de eerste Schooldag ook heeft meegemaakt en niet veel Schooldagen heeft gemist. Ook zij kreeg aan het eind van de morgenvergadering hartelijke woorden van de rector.
Prof. Oosterhoff memoreerde het 25 jarig bestaan van het Vrouwencomité en de aan mevr. den Braber geven koninklijke onderscheiding.
Tenslotte bracht hij de groeten over van prof. en mevr. Kremer, die niet in staat zijn de Schooldag te bezoeken.
We zingen Psalm 17: 3 en 4; onder het voorspel werd gecollecteerd.
Het woord is dan aan ds. J.H. Carlier, die spreekt over:

Met het oog op de ander - aanvaardt elkander!
De titel van dit onderwerp verraadt dat de Apeldoornse studies niet ongelezen in de boekenkast verdwijnen. En ik dacht dat de opmerking van de schrijver van „Oog voor elkaar" dat het bij de bezinning op het kerk-zijn van betekenis is aan het bijbels gebruik van het woord „elkaar" aandacht te schenken, gehonoreerd is.
Wie de verslagen van verenigingsavonden etc. in de kerkelijke pers gevolgd heeft, zal dit beamen. Dit is verheugend.
Dat de titel van het onderwerp begint met: „Met het oog op de ander" is meer dan een woordspeling. Volgens van Dale's woordenboek betekent deze uitdrukking o.a.: „denkend aan de ander". Met die ander zijn we in ons kerkelijk leven bezig. We kunnen weten dat we ons daarbij niet mogen laten drijven op ons gevoel. „Hij of zij ligt mij wel of niet!" Dat is binnen de gemeente van de Here Jezus Christus de slechtste manier om aan dit „met het oog op de ander" inhoud te geven. Desniettemin kunnen we het er erg moeilijk mee hebben. Dat is niet iets specifieks van onze tijd - 't speelde al mee in de eerste christengemeenten.
Daar was sprake van een Joods-christelijke minderheid, die moeilijk los kon komen van het onderhouden van allerlei geboden met daarnaast een meerderheid van christenen uit de heidenen, die er weinig voor voelden om deze levensstijl over te nemen en als dé christelijke levensstijl te ijken. Het spitste zich vooral toe op vragen over: mag een christen alles eten of moet hij zich beperken tot plantaardig voedsel; mag hij wijn drinken, moet hij bepaalde dagen, zoals de sabbath onderhouden . . .
Nu doet zich het merkwaardige feit voor dat wanneer Paulus over deze problematiek aan de Romeinen en de Corinthiers schrijft, hij dat op een zeer milde toon doet. Wanneer u de Brief aan de Galaten (en aan de Colossenzen) leest, hoort u een heel andere toon doorklinken: o, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd . . .
Met het oog op de benadering van elkaar moeten we dit wel verdisconteren.
Waarom die felheid in de Galatenbrief? Omdat verschillende Galaten geen oog hadden voor de feiten van Gods heilsgeschiedenis! Zij maakten nl. van hun overwegingen een wet die zij de ander oplegden, alsof daarmee ziel en zaligheid zouden staan en vallen. Zelfs al brengen ze hun visie onder bij het wettenpakket van Mozes dan nog is dit onaanvaardbaar. De wet van Mozes heeft een eigen functie binnen het kader van de heilsgeschiedenis. Het gaat om historische feiten en hun verbanden. De wetgeving op de Sinaï is één van die feiten. Het andere feit, ± 1500 jaar later, is de komst van de Here Jezus Christus: Zijn geboorte, prediking, lijden, sterven, opstanding, hemelvaart en niet te vergeten: de uitstorting van de Heilige Geest. Tussen dat feit van de wetgeving en de komst van de Here Jezus Christus deed de wet dienst als paedagoog, als opvoeder. Met als achtergrond het beeld van het onvolwassen, onmondige kind, dat opvoedende leiding nodig heeft. Maar door de komst, 't werk van de Here Jezus Christus is er een eind aan deze paedagogische taak van de wet gekomen. Wie leeft vanuit 't geloof in de Here Jezus Christus ontvangt de (Pinkster) Geest en wordt aanvaard als de volwassen, mondige zóón, aan wie je verantwoordelijkheid kunt opdragen. In die fase van de heilsgeschiedenis leefden de Galaten en leven wijl En zij, noch wij, mogen de klok van Gods heilsgeschiedenis terug zetten. Dan doen we tekort aan de Here Jezus Christus en 't werk van de Geest. Volwassen zonen mag je niet betuttelen alsof 't nog onvolwassen kinderen zijn. Dat druist tegen alles in! Dat is onaanvaardbaar. Daarin hebben u en ik de ander te toetsen - en zelfkennis mag daarbij niet ontbreken - of hij/zij met al zijn/haar overwegingen wel degelijk leeft als een mondige, volwassen zoon, zoals dat binnen het kader van de heilsgeschiedenis vandaag verwacht mag worden! Waarbij we de geestelijke groei niet mogen vergeten.
Toch - al ligt het met dat heilshistorische aspect geestelijk gezond: de volwassen, mondige zonen kunnen van elkander van inzicht verschillen. Dat neemt eerder toe dan af. Waarbij we niet alleen moeten denken aan een verschillend benaderen van vertalingen en berijmingen. Hoe sta je tegenover geheelonthouding in een wereld die overmatig alcohol gebruikt! Paulus vond het - gezien de nood der tijden - niet raadzaam om te trouwen. Vandaag kiezen sommigen voor het ongehuwd zijn als een teken tegenover een overgesexualiseerde samenleving. Tegenover de bio-industrie vindt men, dat je overtuigd vegetariër moet zijn! De nieuwe levensstijl moet een duidelijk halt toe roepen aan een vermaterialiseerde levensstijl! 't Is een greep uit verschillende aspecten van ons samenleven, waarover van gedachten gewisseld wordt. En een opmerking als: een christendom zonder onthoudingen vervalt tot een totale stijlloosheid en gaat onder in verwereldlijking, is de moeite waard om te verdenken.
En dan daarbij te bedenken, dat de leden van onze kerken velerlei achtergronden hebben! Van R.K. tot Oud Gereformeerd en zelfs buitenkerkelijk!
Met daarbij ook nog de vraag: als ik iets doe - als volwassen mondige zoon - breng ik dan niet de geestelijke vrijheid (!) om het, met het oog op de ander, niet te doen . . . ?
Er zijn vele zaken, waarop diepgaande bezinning nodig is. En persoonlijk, èn gemeenschappelijk!
Met het oog op de ander!!!
Máár - het is onaanvaardbaar binnen de gemeente om elkaar dan in te gaan delen in „zwakken" en „sterken" en welke kwalificaties ook gekozen kunnen worden uit de woordenschat van 1980. Om vandaaruit als „sterken" de „zwakken" te minachten, of als „zwakken" de „sterken" te oordelen.
Je mag van gedachten wisselen, overwegingen aanhoren met de bijbel erbij - maar over meningen redetwisten, of nog erger, een oordeel te vellen, dat is er niet bij! (Rom. 14: 1) Ook dit is onaanvaardbaar! Dat mag in de gemeente van de Here Jezus Christus niet, om Christus' wil! Mondige, volwassen zonen zijn verantwoording verschuldigd aan Christus! Hij is het die beoordeelt en 't oordeel velt! Dat mogen we Hem nooit uit handen nemen! En dat oordelen - wat doen we dat graag! Toch - handen af!
En dan kom ik bij dat „aanvaarden". Het is een sterk geladen woord! Het is die „ander" bij je nemen, gastvrij ontvangen. Zonder voorbehoud. Dat is oneindig veel meer dan iemand dulden! Dan mag hij/zij er per gratie zijn. Maar verder - op een afstand graag! Aanvaarden - dat is voor elkaar goede gastheren/vrouwen zijn. Als de „zwakken" en de „sterken" daarvan doortrokken zijn dan scheppen ze binnen de gemeente een leefklimaat, waar 't geestelijk goed toeven is. Geloof gerust, dat dit ook een geweldig evangelisch getuigenis naar buiten is. En me dunkt: de verantwoordelijkheid daarvoor willen mondige, volwassen zonen toch wel graag aanvaarden!
Kan dit? Is dit niet te idealistisch gezien?
Het apostolische vermaan, gesproken en geschreven met de volmacht van Christus, is nooit idealistisch. Het wordt gegeven binnen de mogelijkheden van Gods heilsgeschiedenis. In Christus ligt het vast! Hij, die gekomen is, opdat door 't geloof in Hem en de gave van de Geest zondige, ik-gerichte mensjes zouden uitgroeien tot geestelijk volwassen zonen!
Laat 'm in U blijven, groeien, bloeien. Heer Jezus die de wijnstok zijt . . . opdat ik met het oog op de ander, aanvaard!
Daarbij ontvangen we een dubbele bemoediging.
De eerste is, dat die „ander" ook door Christus zelf aanvaard is! Omdat Hij 't gedaan heeft, mag ik 't ook doen! Er ligt een goddelijke permissie! De tweede is, dat èn zwakken èn sterken beide voor Zijn rekening zijn! Hij houdt hen - beide - staande! Vermelden daarom soms de overlijdensberichten van broeders en zuster in de Here, die verschillend dachten, toch: ingegaan in de vreugde van hun Here!

Vrouwencomité
Nadat we Ps. 19: 1 en 14 hadden gezongen zongen de koren „Jubilate Deo" van Apeldoorn-C en „Laus Deo" van Apeldoorn-Z onder leiding van mevr. Pol-van Aalst enkele verzen uit Psalm 105 en „Groot is Uw trouw o Heer'.
Mevr. den Hertog-Kok heeft inmiddels de kansel beklommen en geeft uiting aan haar dankbaarheid voor deze blijde dag. De arbeid van ds. en mevr. van der Zaal wordt genoemd als grondleggend en stimulerend.
Jubileren betekent dankbaar terugzien. Vermeld worden de namen van drie comité-leden die in deze periode zijn gestorven: mevr. de Ridder, mevr. de Graaf en ds. van der Zaal. We zijn dankbaar maar niet tevreden. Dat zijn we pas als in alle gemeenten van ons kerkverband busjes voor de Hogeschool worden geplaatst, en men ook in de ontbrekende gemeenten mee gaat doen met onze actie. Tot dusver doen 161 gemeenten mee. Een vakante gemeente, die jarenlang niet meedeed en daarna op verzoek van mevr. den Hertog ook ging meedoen, ontving spoedig daarna een eigen dominee!!!
Prof. Oosterhoff wordt naar boven geroepen. Twee cheques worden hem overhandigd elk à ƒ 50.000,— dus weer een ton voor de Bibliotheek en aanverwante doelen. We zingen Ps. 133: 3 staande.
Prof. Oosterhoff dankt hartelijk voor deze mooie opbrengst.
Nadat we Ps. 138: 1 hadden gezongen ging ds. Carlier voor in dank en gebed.
Direct na het dankgebed zette de organist, die ons deze dag weer voortreffelijk begeleidde het Wilhelmus in ter ere van de verjaardag van Prins Claus.
De kerk stroomt leeg; het is al bijna half één.

De middagvergadering
Het is traditie geworden dat de middag vergadering geopend wordt door de assessor. Dat is ds. M. Vlietstra. Hij laat zingen ps. 89: 3, 7 en 8. Na gebed luisteren we naar Ps. 20.
Een kort woord wordt aan deze Schriftlezing verbonden, waarin de nadruk valt op op het vertrouwen op de Naam des Heren als levende kracht tegenover het wereldse vertrouwen op militair vermogen.

Hierna krijgt br. Vijn het woord, dat hij 's morgens al had willen nemen. Immers - zo begon hij zijn toespraak - als je zo hartelijk wordt toegesproken dan kun je dat toch niet onbeantwoord laten?
Br. Vijn is een authentieke figuur, die op een preekstoel net zó vrij is als op zijn Westfriese tuin en in het zangerige Opperdoese dialect uit hij zijn grote dankbaarheid voor Gods trouw, voor de blijdschap dat hij deze dag nog mag meemaken en tegelijk schaamt hij zich niet te zeggen dat de grootste dag in zijn leven de dag was waarop hij mocht weten dat zijn zonden vergeven zijn. Hij begint te verhalen over vroeger, over overleden predikanten, die bij hem logeerden en als de rector hem niet de zachte wenk had gegeven om te stoppen zou hij nog lang, zij het niet voor ieder verstaanbaar, zijn doorgegaan. Het was een bijzonder kwartier dat we zo beleefden.
De koren zingen dan Ps. 150 en Onze Vader. De bescheiden medewerking van koren wordt op de Schooldag op prijs gesteld.

Vervolgens spreekt prof. dr. W. H. Velema over

Gemeente en prediking
De volgorde in deze titel is niet vanzelfsprekend. De gemeente ontstaat en bestaat door de prediking van het Woord. Is het dan wel goed om met de gemeente te beginnen? Er zit een gevaar aan. Het zelfde gevaar dat een preek bedreigt die bij de mens begint. Men kan niet van de mens uit tot God opklimmen. God daalt neer tot de mens. Zo is het ook met de prediking. Zij is gericht op de gemeente.
Toch behandelen we het thema vanuit de gemeente. Er zijn veel vragen met betrekking tot de prediking. Is ze wel rijk en rijp genoeg? Is ze wel praktisch genoeg? De onvruchtbare tegenstelling tussen verticaal en horizontaal speelt bij de beoordeling van preken helaas een rol.
Hoe dit ook zij, de gemeente heeft recht om „geestelijke leiding in de prediking" (Kremer) te ontvangen. De prediking moet de gemeente hier en nu, in al de facetten van haar bestaan op het oog hebben én raken.
In het Nieuwe Testament worden verschillende uitdrukkingen gebruikt om het werk van de prediking aan te geven. Daar is het woord verkondigen. Dat geschiedt door de heraut die de heilstijd aankondigt. Hij proclameert nieuwe, opzienbarende dingen. Uit deze proclamatie volgt de oproep tot geloof en bekering.
Daar is het woord leren of onderwijzen. Het wordt in één adem met verkondigen gebruikt voor het werk van de Here Jezus. Dit werkwoord heeft geen andere inhoud dan het verkondigen. Het gaat om dezelfde inhoud maar op andere wijze. De prediking heeft ook het aspect van onderrichten. Het onderricht geldt niet alleen de heiliging van het leven, maar evenzeer de persoon en het werk van Jezus Christus.
Een derde woord is het uitdelen van de geheimenissen of van de menigerlei genade Gods (1 Cor.4:1,2 en 1 Petr. 4: 10). De huisbestuurder had een belangrijke taak in het gezin of in het paleis. Hij gaat over de provisiekast. Hij moet er voor zorgen dat de spijzen op tafel komen. Hij is niet de huisheer zelf, doch heeft wel volmacht om voor de maaltijden (en nog veel meer) te zorgen. Dienaren des Woords moeten uit Gods voorraadkamer de schatten te voorschijn halen en aan de gemeente voorzetten. Paulus zegt tot de ouderlingen van Efeze dat hij aan de gemeente al de raad Gods verkondigd heeft (Hand. 20: 37). De prediking mag niet bestaan uit wat de gemeente wil horen of wat de voorkeur, eventueel zelfs hobby van de predikant is.
De predikanten moeten geoefend zijn in het Woord. Zij moeten dat zelf kennen en verstaan. Zij moeten ook de gemeente kennen. Deze kennis verkrijgt een dominee alleen door persoonlijk contact. Dat is ook met het oog op de prediking dringend gewenst. Een predikant moet ook de wereld kennen waarin wij leven. Hij moet ogen en oren open hebben naar het volle leven.
De gemeente moet zich in de prediking herkend weten en zo aangesproken worden. Haar aanvechtingen en tegenwerpingen, haar moeiten en vreugden moeten in de prediking een plaats krijgen. Dat noemen we het dialogisch karakter van de prediking.
Het hele leven van mensen moet in de prediking een plaats krijgen. De prediking moet echter niet van onderen op, doch van boven af beginnen. Het werk van Vader, Zoon en Heilige Geest moet gepredikt worden. Ons leven moet gezet worden in het licht van God, Drieënig. Dat is de goede bevindelijke prediking.
Dan is er ook plaats voor de mens met alles wat hij doormaakt en nodig heeft. De mens is echter niet het uitgangspunt. Voor hem is de prediking bestemd, die van Godswege komt.
Er is een toepassing die de predikant niet kan maken. Ik doel nu niet op de toeëigening, welke het werk is van de Heilige Geest. Ik heb het oog op de concretisering, die door de mensen zelf moet worden gemaakt. Daarop mag een predikant aandringen. Dat bewaart de gemeente voor een consumptieve houding in de kerkdienst. Het aanhoren van een preek vraagt om een uiterst actieve inzet.
Laat de prediking niet eenzijdig zijn. Ze moet veelzijdig, zelfs alzijdig zijn. Heel de raad Gods moet verkondigd worden. Het gebeurt met als fundament de genade van de drieënige God. De prediking moet altijd positief zijn en bemoedigend, zelfs waar ze terecht wijst.
Van de predikant vraagt dit liefde, eenvoud, nederigheid en zelfverloochening. Deze zijn evenzeer nodig aan de kant van de gemeente. De meest ervaren predikant zal met Paulus, ook met het oog op zijn preekwerk, moeten zeggen: Niet dat ik het alrede gegrepen heb, maar ik jaag ernaar, waartoe ik door Christus Jezus gegrepen ben.

Sluiting
Het is intussen half vier geworden.
De president-curator bedankt allen die aan deze Schooldag hebben meegewerkt en dat zijn er velen.
Hij citeert het doel van de Schooldag reeds in 1920 door docent van der Heijden geformuleerd: versterking van de band tussen School en Kerk.
Dan zegt hij iets over het wonder van de gemeente:
We zijn vandaag bepaald bij de gemeente: in de gemeente moeten we oog voor elkaar hebben en elkaar aanvaarden; gemeente en prediking behoren bijeen. Nu gaan we van de Schooldag weer terug naar de gemeente. Laten we even nadenken over het wonder van de gemeente.
De gemeente is een wonder als we denken aan haar ontstaan. Het werk van de Drieënige God ligt er achter. Wij maken geen gemeente, maar Hij vergadert Zich een gemeente door Woord en Geest! Anders was het onmogelijk dat wildvreemde mensen met sterker band dan de bloedband aan elkaar verbonden waren.
De gemeente is een wonder in haar bestaan. Ze blijft bestaan niet door organisatietalent en sociologische trucjes of psychologische methoden, maar door Gods genade; door de prediking van het Evangelie; door die wondere, overweldigende macht, die doet buigen en samenbindt, die klein maakt en om vergeving doet vragen en doet geven. Het kan vreemd, menselijk, zondig toegaan en toch werd en wordt zij niet verteerd - niet omdat ze geen brandbaar materiaal is, maar omdat de Here Zelf in haar midden woont.
De gemeente is ook een wonder in haar functionering. Samengebonden door het geloof, gevoed van Gods genade functioneert de gemeente als een toonbeeld en vindplaats van het heil.
Hier kunnen ouderen en jongeren, mannen en vrouwen, werkgevers en werknemers, rijken en armen, geleerden en eenvoudigen elkaar vinden niet op basis van menselijke eigenschappen, maar dank zij Gods Geest, Die de Geest van de gemeenschap is.
Als de gemeente geen wonder meer is, beleven we het gemeente-zijn slecht; maar waar het wonder van de gemeente beleefd wordt daar bloeit de gemeente.
Dat is een geweldige troost in deze tijden waarin de mens in het middelpunt staat. We zijn het IK-tijdperk ingegaan. Het is activisme wat de klok slaat en de zweep wordt van vele kansels op de gemeente gelegd in strijd met het karakter van de gemeente.
Het is een troost dat de gemeente een wonder is. We worden teruggeworpen op Gods genade. En die genade is meer dan welke menselijke macht ter wereld ook. Daarom heeft de gemeente toekomst en zal zij niet ondergaan.
Het is ook een stimulans dat de gemeente een wonder is. Een stimulans om te werken, elk op de plaats waar de Here ons gezet heeft. Met grote klem moet gezegd worden dat de kracht van het kerkelijke leven in de gemeente ligt. Alle kerkelijke vergaderingen zijn er ten dienste van de gemeente.
Dat kan ons stimuleren in het nieuwe seizoen - we mogen werken in de kerk omdat het Gods zaak is, niet de onze. Als de gemeente ons paradepaardje wordt; als ze de ladder wordt waarlangs wij omhoog kunnen klimmen, gaat het radicaal fout. Maar het feit dat de gemeente een wonder is stimuleert om door te gaan, vol te houden, aan te vuren, trouw te zijn.
Zo wordt het een opdracht, een bindende, geen wettische opdracht om vanuit dit wonder onze plaats in te nemen; dit wonder volstrekt te laten gelden. Dat mag wel eens duidelijk worden gezegd nu van alle kanten de roep klinkt: doe het zelf! Wij behoeven het zelf niet te doen en wij mogen het zelfs niet doen. God heeft het in Christus gedaan. Gods vrije genade is de achtergrond en de ondergrond van het kerk-zijn. Als het iets anders is of wordt kunnen we de kerk afschrijven.
De gemeente is gebouwd op het fundament van apostelen en profeten - dat is het wonder. En waar dat wonder wordt beleefd is zij zuil en sokkel der waarheid. Op een sokkel komt een beeld beter uit.
De zuilen van de tempel zijn a.h.w. het visitekaartje van de godheid, die er vereerd werd. De gemeente is een visitekaartje en platform van de waarheid, van het evangelie en van Christus.
Een levende gemeente, levend van het wonder van de gemeente, is een gemeente die de aandacht trekt en waar iets van uitgaat.
Leef uit het wonder van de gemeente, beleef het, toon het en de reuk van Christus zal van ons uitgaan.
Na het dankgebed wordt staande gezongen Ps. 135: 2 en 12.
God was inderdaad goed voor ons deze zesde september.
Dankbaarheid doortrekt de na gesprekken op het kerkplein.
En met dankbaarheid en vertrouwen keren we weer terug naar eigen huis, gemeente, kerkewerk en tot alles wat ons wacht om te leven vanuit het wonder van de gemeente.

J.H.V.

P.S. De opbrengst van de collecte was ƒ 11.301,71.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1980

De Wekker | 12 Pagina's

Diamanten schooldag

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1980

De Wekker | 12 Pagina's