Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opgaande zon der gerechtigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opgaande zon der gerechtigheid

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren". (Maleachi 4: 2)

Als gevolg van de zonde Is de gehele wereld onderworpen aan het oordeel van de duisternis. Daaruit kan dan ook nooit licht opkomen. Het licht moet van Boven komen, de hemelen gescheurd en God-Zelf als het Licht neerdalen. De kerk van het Nieuwe Testament mag weten, dat dit geschied is. Want „een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël" is gekomen.
Op vele plaatsen in het Oude Testament is Zijn komst aangekondigd als het komende Licht. Zo ook door Maleachi, de laatste profeet van het oude verbond, ongeveer 120 jaar na de terugkeer van Juda uit de ballingschap. Jeruzalem was herbouwd, de tempel herrezen, en een zekere reformatie had plaatsgevonden. Hoewel het bij velen geen bekering van harte bleek te zijn. Men had genoeg aan de uitwendige vormendienst. Maleachi moet het volk in de Naam des HEEREN bestraffen en vermanen.
Het vierde hoofdstuk begint met het vreselijke oordeel aan te kondigen over de goddelozen. Voor hen zal de HEERE een verterend, vuur zijn. Zijn dag zal komen, brandende als een oven. De goddelozen worden als stoppels verbrand; zij worden als bomen met wortel en tak uitgeroeid. Vreselijk zal het zijn voor hen, die God niet dienen met een waarachtig hart.
Maleachi behoeft het echter niet te laten bij deze oordeelsprediking. Wat hij in het tweede vers zegt, is een machtige tegenstelling tot het eerste; dat zegt het woord „daarentegen" ook duidelijk. Ook in de dagen van Maleachi was er nog een rest, een overblijfsel van mensen, die de Naam des HEEREN ootmoedig vreesden, en die een hartelijke lust en liefde hadden tot Zijn dienst en inzettingen. Ergens las ik, dat het oorspronkelijke woord voor „vrezen" hier een innerlijke beweging van de ziel aanduidt, en wel naar God heen; dus dat de uitgangen van het hart zijn naar de HEERE. Het is een kinderlijk vrezen, dat bestaat in verootmoediging en berouw over de zonde, en vertrouwen op Hem. Voor dat volk heeft de HEERE een woord. Voor hen zal de Zon der gerechtigheid opgaan. Voor hen wordt de belofte als vernieuwd. Hun hoop en verwachting wordt verlevendigd.
„Gerechtigheid" betekent hier ongeveer hetzelfde als „heil". De Heils zon zal opgaan. De Messias, de Opgang uit de hoogte zal verschijnen degenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods.
Er zullen wellicht ook in Maleachi's tijd mensen geweest zijn, waar de echte vreze Gods in hun leven was, maar die toch meenden, dat de- HEERE niet naar hen had omgezien; dat Hij ze vergeten en verlaten had. Ook in deze tijd zijn er zulken. Zij durven zich niet rekenen tot degenen, naar wie God in Zijn bijzondere genade heeft omgezien. Voor hun besef is er rondom hen in hun hart enkel duisternis.
Nu, zou dan dit woord niet juist ook tot hen gericht zijn? Immers, als de profeet zegt, dat de Zon zal opgaan, dan is daar nog de duisternis van de nacht. En we weten, dat in de Schrift de duisternis vaak genoemd wordt als beeld van geestelijke duisternis, het buiten God omdwalen, van ellende en verlorenheid, van dood en verderf.
Maar juist zij, die deze duisternis gewaarworden en als het ware inleven, mogen het horen: het zal niet donker blijven, maar u zal de Zon der gerechtigheid op gaan!
Misschien denkt iemand nu wel: Dat kunt u wel mooi schrijven, maar in mijn hart, in mijn ziel is het nu veel donkerder dan het ooit geweest is. Hoe zou het dan nog licht kunnen worden?
Nu, u weet toch wel, dat het ook in de natuur het donkerst is aan het einde van de nacht, vlak voor het opkomen van de zon? Zo was het ook in Israël, voor de komst van de Messias. Zo is het ook in het leven van een mens, die aan de duisternis van zijn bestaan is ontdekt. Zo is het ook in de wereld voor de wederkomst van de Heere Jezus.
De Zon der Gerechtigheid is dan het meest nabij en is door niets meer tegen te houden. Maar evenmin als in het natuurlijke staat ook in het geestelijke leven de Zon niet direct op volle middaghoogte. Het opgaan van de Zon gaat geleidelijk. Het begint eerst te gloren, daarna verschijnt de zon boven de einder en naarmate de zon hoger aan de hemel komt, wordt het lichter en warmer. Zo gaat ook de Zon der Gerechtigheid op voor hen, die de HEERE vrezen. En Hij brengt zoveel mee.
„Er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen". De Oosterling noemt de stralen van de zon „vleugelen". Die stralen brengen het licht en werken genezend. Er is geneeskracht voor de zieke ziel onder de stralen van de Zon der Gerechtigheid. Ziek in geestelijke zin kan men zijn door zijn ongeloof en twijfel. Er kan sprake zijn van verstijfdheid door een winterse koude in het geestelijke leven. Maar wanneer de Zon des Heils opkomt en gaat schijnen, verdwijnt dat als sneeuw voor de zon, en is er genezing van zonden en van wonden.
En dan wordt ook van toepassing: „en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren". Evenals kalveren, die na de koude tijd uit de stal in de weide gelaten worden, zullen ook degenen, die de HEERE vrezen, in de stralen van de Zon mogen huppelen en opspringen van vreugde voor Gods aangezicht, blij en vrolijk zijn. Zij mogen toenemen, voedsel tot zich nemen uit de grazige weide van Gods Woord, en groeien, opwassen in de genade en de kennis van onze Heere Jezus Christus.
De tekst voor deze meditatie is een Adventstekst. Een belofte van God, die vervuld is in de volheid des tijds. Een heilsbelofte voor allen, die door de ontdekking door Gods Woord en Geest aan de duisternis van hun zondaars bestaan, in duisternis wandelen: hun zal de Zon der Gerechtigheid opgaan. Tegelijkertijd is het vervulling, heerlijke werkelijkheid in het leven van hen, die de „staldeuren" voor zich zagen opengaan en voortdurend mogen genieten van die stralende Heilszon. En hier, almeer toenemende, te mogen voortgaan in het vooruitzicht van de volle vervulling van deze profetie. Dan voor eeuwig ongestoord onder de stralen van die Zon te mogen verkeren. Eeuwig in het Licht; want aldaar zal geen nacht zijn!

Leerdam, D.J. van Vuuren

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1980

De Wekker | 8 Pagina's

De opgaande zon der gerechtigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1980

De Wekker | 8 Pagina's