Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe lezen wij de profeten? (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe lezen wij de profeten? (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Historisch uitgangspunt
Reeds de vorige maal merkte ik op, dat hoewel de prediking der profeten ver uitwijst boven hun eigen tijd deze wel altijd daarin haar concrete uitgangspunt heeft, namelijk in het leven van de mensen en in het wereldgebeuren van die dagen.
Dat maakt het verstaan van de prediking van de profeten voor ons wel eens bijzonder moeilijk omdat wij het historisch uitgangspunt van hun prediking niet altijd kennen. Soms doen we dat wel. Zo heeft de bekende Immanuëlprofetie in Jes. 7 (een jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon baren en zij zal hem Immanuël noemen) haar uitgangspunt in het ongeloof van koning Achaz, die weigerde van God een teken te vragen ter bevestiging van diens belofte, dat Hij zelf Jeruzalem zal bevrijden uit de dreigende macht van de twee koningen Rezin van Damaskus en Pekah van Israël, die met hun legers tegen Juda en Jeruzalem optrokken. Daarom zal God Achaz zelf een teken geven, namelijk de geboorte van het kind Immanuël, dat voor Achaz een blijvende herinnering moet zijn dat niet de Assyrische macht, waarop Achaz zijn vertrouwen had gesteld, Juda en Jeruzalem heeft bevrijd, maar God zelf in zijn oneindige genade en trouw. De vervulling van deze profetie heeft daarom in eerste instantie plaats gehad in het leven van Achaz, wie dat kind dan ook precies mag zijn. Het kind moet een prediking zijn voor hem. Later ziet Mattheüs deze profetie vervuld in de geboorte van Jezus, die geboren wordt uit de maagd Maria en de Immanuël is in de volle zin van het woord, in wie God betoont dat Hij met de mens wil zijn en door wie Hij allen die in Jezus Christus geloven wil brengen tot de volle bevrijding en de ware vrede (Matth. 1: 23).
De profetieën van Obadja - om een ander voorbeeld te noemen - vinden hun uitgangspunt in het leedvermaak van het volk Edom over de ondergang van Juda, toen Jeruzalem werd verwoest door de legers van de koning van Babel en het volk in ballingschap werd weggevoerd. En in plaats van Judese vluchtelingen asyl te verlenen heeft Edom ze vermoord. Daarom spreekt God het oordeel uit over Edom. Ook Edom zal verwoest worden en wat het Juda heeft aangedaan zal het zelf worden aangedaan. Maar tegelijk grijpt de profetie van Obadja daar ook weer ver boven uit door het oordeel Gods uit te spreken over alle volken, die Gods volk aanranden en verdrukken: Nabij is de dag des HEREN over alle volken (Ob.: 15). Maar op de berg Sion zal er ontkoming zijn, d.w.z. dat God zich over zijn gesmaad en verdrukt volk zal ontfermen en hen zijn verlossing schenken. Het koningschap is aan de HERE (vs. 21) en daarin ligt het heil en de veiligheid van zijn volk gegarandeerd.
De prediking van Joël aangaande de dag des HEREN vindt haar uitgangspunt in een sprinkhanenplaag. Dikwijls heeft de toekomstprediking van de profeten haar uitgangspunt in de ballingschap, waarin zowel het tweestammenrijk als het tienstammenrijk werd weggevoerd. Genoemd kan in dit verband worden het visioen van Ezechiël aangaande het dal met de dorre doodsbeenderen (Ez. 37). Ezechiël ziet de beenderen weer levend worden en dat heeft betrekking op terugkeer van Israël uit de ballingschap. Israël zal weer tot nieuw leven komen. En dan zullen Juda en Israël weer tot één volk verenigd worden en als een vernieuwd volk zullen ze God samen dienen. Hij zal hun tot een God zijn en zij zullen Hem tot een volk zijn en messias David zal over hen koning zijn (vs. 22 vv). Het gaat hier in eerste instantie niet over de terugkeer van het joodse volk in onze tijd uit zijn ballingschap naar het land der vaderen. Het gaat bij Ezechiël in eerste instantie om de terugkeer van Israël en Juda uit de assyrische en babylonische ballingschap, al is het waar dat daarin de profetie niet haar volkomen vervulling heeft gevonden. Er lopen lijnen uit naar het Israël van vandaag en de gemeente van het NT.
De zo moeilijke profetieën van Ezechiël over Gog en Magog in de hoofdstukken 38 en 39 van zijn boek zijn in eerste instantie bedoeld als een troostboodschap voor de ballingen in Babel, die wanneer ze in eigen land zijn teruggekeerd, opnieuw door vijanden zullen worden aangevallen. Maar dan mogen ze zeker zijn van Gods bevrijding, die met Israëls vijanden op vreselijke wijze zal afrekenen. Ik zal - aldus luidt het woord des HEREN - met hen in het gericht treden door pest en door bloed; stromende regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neerregenen op hen, op hun krijgsbenden en op de vele volken die met hen zijn. Ik zal Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken en zij zullen weten dat Ik de HERE ben (Ez. 38: 22 v). En met de kanttekening op de Statenvertaling kan men aannemen dat dit slaat op de verdrukking van de Joden in Palestina onder Antiochus Epifanes IV en de bevrijding daarvan onder leiding van de Makkabeeën, al wijst ook deze profetie daar ver boven uit en heeft zij duidelijk een eschatologische strekking.
De toekomstprediking der profeten heeft steeds een historisch uitgangspunt en heeft ook dikwijls in een historische gebeurtenis haar vervulling, al heeft ze tegelijk een veel verdere strekking. De toekomstprediking der profeten heeft vaak betrekking op meer dan één gebeurtenis of wordt in meer dan één gebeurtenis gerealiseerd. Profeten vatten soms gebeurtenissen, die in de toekomst op verschillende, soms ver uiteenlopende momenten hun vervulling vinden, in één punt samen. Men noemt dit wel het profetisch perspectief of het samenvattend karakter van de profetische prediking. Men heeft om dit duidelijk te maken vaak het beeld gebruikt van verschillende bergspitsen, die uit de verte gezien in één vlak schijnen te liggen, maar in werkelijkheid soms kilometers van elkaar verwijderd zijn. Dit brengt met zich mee een vaak meervoudige vervulling van de profetie of een vervulling in etappes. De profetie van Joel aangaande de dag des HEREN werd blijkens de prediking van Petrus (Hand. 2) vervuld op de pinksterdag, toen God zijn Geest uitstortte op mannen en vrouwen, op ouderen en op jongeren. Maar in de profetie van Joël wordt de uitstorting van de Geest in één adem genoemd met de dag van Gods gericht, die gekenmerkt wordt door bloed en vuur en rookdamp. De pinksterdag is de inzet van de vernieuwende werking van de Geest, maar werkt tegelijk heen naar de jongste dag, de dag van het grote gericht. Daarom kunnen die twee door Joël in één adem genoemd, omdat ze wezenlijk bij elkaar behoren, maar in de geschiedenis van God met deze wereld vallen pinksterdag en het laatste gericht niet op één moment samen. Er liggen eeuwen tussen. De dag van pinksteren is wél het teken dat de grote gerichtsdag komt. God doet geen half werk. Hij vervult zijn woord niet slechts voor de helft. In Jes. 11 wordt het rijsje, dat voorkomt uit de tronk van Isaï, hetgeen vervuld werd in de komst van Christus, in één adem genoemd met de komst van het vrederijk, waarin de wolf vreedzaam bij het schaap zal neerliggen en de panter bij het bokje. Want er zal geen verderf en vernieling meer zijn. Immers de komst van de messias en het eeuwige vrederijk hangen onlosmakelijk samen, maar de ervaring van elke dag leert, dat met de eerste komst van Christus in deze wereld het vrederijk nog niet terstond is meegekomen.
In Hosea 3: 5 wordt de terugkeer uit de ballingschap direct verbonden met de bekering van Israël tot de messias; daarna zullen de Israëlieten zich bekeren en de HERE, hun God zoeken en David, hun koning en bevende komen tot de HERE en tot zijn heil. Israël is uit de ballingschap teruggekeerd, maar pas eeuwen later kwam de messias Jezus Christus, de grote Davidszoon en op de bekering van Israël wachten we nog steeds. Maar Gods. beloften blijven waar. De beloften Gods zijn onberouwelijk (Rom. 11: 29). God vervult zijn beloften volkomen, maar niet op één dag.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1981

De Wekker | 8 Pagina's

Hoe lezen wij de profeten? (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1981

De Wekker | 8 Pagina's