Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het laatste Bijbelboek gesproken (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het laatste Bijbelboek gesproken (III)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een instructieboek in beeldtaal
De Openbaring heeft twee opschriften. Het eerste, dat begint met de woorden: „Dit is een openbaring van Jezus Christus", is geformuleerd als een boektitel uit die tijd (1: 1-3); het tweede, dat begint met de woorden: „Van Johannes. Aan de betrokken zeven gemeenten in de Romeinse provincie Azië", is geformuleerd als een briefhoofd uit die tijd (1: 4-8). Het geschrift presenteert zich dus én als boek én als brief. Deze eigenaardigheid stemt overeen met Johannes' taak: wat hem onthuld werd, moest hij als boekschrijver optekenen, en wat hij optekende, moest hij als briefschrijver ter kennis brengen van zeven gemeenten (1: 11).

De Openbaring is in de eerste plaats een boek, en wel een profetisch boek (1: 3; 22: 7, 10, 18, 19). Dat wil hier zeggen: het bevat de gezaghebbende verkondiging van Johannes aan de toenmalige christenheid van wat hem ten behoeve van haar door openbaring werd meegedeeld (vgl. 2 Pt. 1: 21). Profeten spreken niet over de hoofden van hun tijdgenoten heen tot latere generaties, al is hun prediking naar Gods bedoeling ook daarvoor bestemd (vgl. Za. 7: 12; Rm. 15: 4; 1 Kor. 10: 11), maar zij verkondigen aan mensen rondom hen een eigentijdse boodschap. De brede boektitel, die tevens dienst doet als beknopt voorwoord, zegt er het volgende van: „Dit is een openbaring van Jezus Christus. Hij heeft die van God gekregen om aan Zijn dienaren te laten zien wat binnenkort gebeuren moet, en heeft haar door één van Zijn engelen laten meedelen aan Zijn dienaar Johannes. Deze heeft alles bericht wat hij waarnam van het getuigenis van Jezus Christus inzake het Woord van God. Gezegend de voorlezer en de hoorders van deze profetische boodschap wanneer zij zich houden aan wat daarin geschreven staat, want het uur van de vervulling is dichtbij" (1: 1 - 3).

Het boek gaat dus over „wat binnenkort gebeuren moet" (1: 1; 22: 6; vgl. 1: 19; 4: 1), namelijk de vervulling van Gods beloften (vgl. 10: 7; 17: 17) in de door Hem gewilde eindtriomf van Zijn koninklijke heerschappij (vgl. 10: 7; 11: 15 - 18; 19: 6). Realiseerde Hij eerder reeds een voorlopige doorbraak van Zijn koningschap, met als brandpunt Christus' verschijning in nederigheid, het is God begonnen om de definitieve doorbraak van Zijn koningschap, met als brandpunt Christus' verschijning in heerlijkheid. Zo predikt de Openbaring dan de volledige vestiging van Gods heerschappij, met alles wat daartoe behoort aan verwerkelijking van Gods heilsplan, voortzetting en voltooiing van Christus' vroegere arbeid, vergadering en bewaring van de Kerk, benauwing en verdelging van de tegenstanders, stuwing en voleinding van het leven in de tussentijd, stichting van het eeuwige vrederijk.
Deze prediking is blijkbaar op het gehoorzaam dienen van Christus en van God gericht, want degenen voor wie zij bestemd is, worden speciaal in hun kwaliteit van Christus' en Gods „dienaren" aangeduid (1: 1; 22: 6), waarmee de gelovigen zonder onderscheid bedoeld moeten zijn (vgl. 2: 20; 7: 3; 19: 2, 5; 22: 3; anders: 10: 7; 11: 18). De Openbaring profeteert de eindhistorie niet om nieuwsgierigheid naar de toekomst te bevredigen, maar om standvastigheid in het heden te bewerken bij van buiten af en van binnen uit bedreigde dienaren. Het is een instructieboek, dat Gods zegetocht voor ogen stelt als verzekering van Zijn verbondstrouw, als waarschuwing tegen verslapping en vermaning tot waakzaamheid, als vertroosting in het met Christus lijden, kortom: als stimulans tot werkend wachten en verwachten. De finale vestiging van Gods heerschappij en dit stimuleren tot volharding vormen de belangrijkste factoren die het thema van Johannes' boodschap bepalen, dat na het voorgaande zo geformuleerd kan worden: Christus verkondigt de Kerk als prikkel tot trouwe dienst, Gods doorzetten van Zijn koningschap.

De door Christus gegeven openbaring gaat uit van God; Hij vertrouwt Christus de openbaringsinhoud toe, gelast Hem de openbaringsarbeid, en schrijft Hem ook de openbaringswijze voor: de Hem geschonken en bevolen openbaring moet Christus immers „laten zien" (1: 1; vgl. 22: 6). Omdat het onthulde bestek van God in algemeen menselijke taal niet is te verwoorden, krijgt Christus het in visioenstaal te verbeelden. Woorden streven ernaar om begrippen of gedachten nauwkeurig uit te drukken; beelden streven ernaar om begrippen of gedachten aanduidenderwijs op te roepen. Beelden willen suggereren wat woorden niet kunnen exprimeren.

Bij het volvoeren van Zijn werk gebruikt Christus „één van Zijn engelen" (1: 1; 22: 16; vgl. 22: 6). Als gewillig instrument deelt deze engel, wiens tussenkomst de majesteit van zijn Heer onderstreept, Christus' boodschap mee aan Johannes. Hij oefent op Johannes' extatisch verruimde bewustzijn een zodanige invloed dat hij hem door Christus gewilde visionaire ervaringen verschaft (vgl. 1: 10), die zich overigens niet tot zien beperken, maar ook horen, gevoelen en proeven omvatten. Ten dienste van de Kerk stelt Johannes zijn profetische ervaringen te boek; naar de maat van zijn menselijke mogelijkheden, in het merkwaardige Grieks dat de geadresseerden van hem gewend zijn, vrij gebruik makend van zijn joods-christelijke kennisfonds, vaak met behulp van vergelijkingen die aan de natuur ontleend zijn, geeft hij weer wat hij zag, geeft hij door wat hij hoorde, geeft hij aan wat hij gevoelde, kortom: bericht hij ordelijk en getrouw „alles wat hij waarnam van het getuigenis van Jezus Christus inzake het Woord van God" (1: 2). Zo maakt Johannes de hem getoonde beeldopenbaring tot beschreven beeldopenbaring, maar het blijft bééldopenbaring van wat in betogende woorden niet te zeggen valt.
Het laatste bijbelboek biedt derhalve geen exact omschreven voorspellingen, laat staan dat het waarzegt wat zich in verre verschieten zal voordoen aan troepenbewegingen of politieke verschuivingen of natuurrampen of welke concrete verschijnselen dan ook. Het biedt profetisch symbolische toekomstprediking, die ter actuele opwekking van de geadresseerden zinnebeeldig voorstelt en oproept en aanreikt „wat binnenkort gebeuren moet", te weten Gods beloofde voltooiingswerk.
De beelden van de Openbaring tonen symbolische acties en reacties, die primair worden uitgedrukt door verrichtingen van handelende figuren en nader worden aangegeven door de gedaanten van deze figuren, de effecten van hun optreden, woorden van anderen en vele dingen meer, zoals kleuren, getallen, gewaden, gereedschappen. Omgekeerd blijft het gebruik van dit voorstellingsmateriaal blijkbaar beperkt tot wat ter toning van de bewuste acties en reacties beslist nodig is: uit visueel oogpunt heeft menig beeld iets onafgewerkts, waardoor we het ons niet helder voor de geest kunnen halen. Hiertoe draagt ook bij dat visioensbeelden evenals droombeelden snel wisselen, de vreemdste combinaties vertonen, en wemelen van verstandelijke ongerijmdheden. Kennelijk willen de beelden van de Openbaring niet voorstelbaar zijn, maar verstaanbaar; zij willen in beeldtaal verkondigen.
Deze beeldtaal vraagt een aangepaste benadering: omdat zij zich beweegt aan en meer dan eens over de grens van ons voorstellingsvermogen, laat zij zich niet omzetten in taal die van alle vaagheid is ontdaan; omdat zij verwijst naar werkelijkheden van een andere orde dan die van de dagelijkse berichtgeving, laat zij zich niet vertolken in een op de toekomst vooruitlopende reportage; omdat zij meer aanduidt en oproept dan mensen verwoorden kunnen, laat zij zich niet vangen in verklarende omschrijvingen; wie deze beeldtaal wil verstaan, moet haar - biddend om horende oren - ondergaan. De betekenis van de door Johannes te boek gestelde visioenen kan dan op menig punt duister blijven, maar hun bedoeling wordt dan steeds volkomen klaar.

Heerde, J. de Vuyst

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1981

De Wekker | 8 Pagina's

Over het laatste Bijbelboek gesproken (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1981

De Wekker | 8 Pagina's