De bron van vreugde (10)
De vreugde verloren
Het staat in de boete-psalm van David, psalm 51:14, dat dat kan. David bidt daar in diepe verslagenheid én ootmoed voor zijn God; Hergeef mij de vreugde van uw heil!
De vreugde gekend, maar verloren!
Dat kan!
We kunnen vreugdevolle tijden beleven in de dienst van de Here. Tijden waarin het ons goed is nabij God te zijn, Ons vertrouwen staat dan geheel op Hem, die in Jezus Christus betoont onze Leidsman te zijn. Zijn vrede vervult ons hart en geeft ons rust. Zijn Woord is de dagelijkse teerkost op de weg. De bijbel blijft niet dicht maar gaat dagelijks voor ons open. De gebedsomgang met de Here is intensief en van harte. Met vreugde gaan we naar de kerk. We verlangen om met de gemeente samen de lof van de Here te bezingen; Mijn God U zal ik eeuwig loven, omdat Gij 't hebt gedaan!
Zo was het, maar nù?
Het vuur schijnt wel gedoofd. Er hangt een grauwe kilte die de hemel verdonkert. Onze mond zingt wellicht gewoontegetrouw de woorden, maar ons hart zingt niet meer. De bijbel - als we die nog regelmatig openen - spreekt ons niet meer aan. Het zegt ons niets meer wat we lezen. De prediking doet ons ook al niet veel meer. We zijn geneigd om ons te verschuilen achter wat algemene waarheden van drukte in het leven en zo in beslag genomen worden door de zorgen, dat er haast geen plaats meer is voor de hogere dingen. We zijn ook geneigd ons wat meer op te stellen in kritische, hoek, de dominee moest eens wat meer... en de mensen zijn ook al allemaal . . . en tegenwoordig is het lang niet meer als vroeger. . .
Maar ons hart mist de vreugde en de vrede!
Er is eerder opnieuw vrees dan blijdschap!
Niet dat we dat wat in het verleden ligt en zoveel vreugde gaf zouden kunnen vergeten of ontkennen! Waaraan we twijfelen mogen, niet aan de blijde ontmoetingen met de Here; niet aan de woorden die we zo gelovig mochten verstaan dat ze onvergetelijk en wáár blijven als Gods waarachtige beloften voor ons. We trekken Gods liefde niet in twijfel. Hij is niet veranderd, maar wij . . . al kost die erkenning soms heel wat tijd eer we eerlijk zo ver zijn.
Op de geloofsweg is in de gangen van ons leven de vreugde des heils verdwenen en schuil gegaan achter donkere wolken.
Diep in het hart blijft al kan en wil hij het niet meer verklanken - want dat is uit God geboren! - het Petrus-woord; Here Gij weet alle dingen. Ge weet dat ik U (toch) liefheb! Het geeft echter geen vreugde meer maar er is de onrust van de vrees!
Vrees in het leven van hen die de Here oprecht vrezen en door genade liefhebben. Dat is niet naar het bedoelen van de Heilige Geest die ons wil vernieuwen naar Zijn beeld, van dag tot dag!
Want de Heilige Geest is niet een Geest van slavernij, van dienstbaarheid die ons weer doet vrezen! Het is de vreugde van de Geest om uit God de liefdeband sterk te doen zijn met Hem die ons leven is!
Vrees op de weg van het geloof!
Dan is de zekerheid weg en wankelt alles.
Nu kan er tweeërlei oorzaak zijn waardoor de vrees het zonlicht van vreugde doet schuil gaan.
Johannes schrijft in zijn eerste brief (4: 18): Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest is niet volmaakt in de liefde.
Die vrees voor straf kan veroorzaakt worden doordat onze wegen niet recht zijn voor God en zonden in ons leven scheiding maken. Vrees die raakt de vragen van schuld en straf en schuldvergeving.
Vrees, om het dogmatisch te zeggen, die ligt in het vlak van de rechtvaardigmaking.
Er is ook vrees, die meer ligt in de sfeer van de heiligmaking. Vrees die de vreugde niet behoeft of mag overschaduwen en als zodanig al te weinig onderkend wordt. Het is vrees die inherent is aan, wezenlijk behoort bij de oprechte kinderlijke vreze des Heren. We hopen dat nog nader te zien.
De vrees echter die de vreugde zeker rooft in het leven van Gods kinderen is daar waar zondige verhoudingen de liefde schaden.
Vreugde is een teer goed!
Er kan niet zo heel veel tussen zitten of de vreugde wijkt uit de verhouding van hen die elkaar oprecht liefhebben!
„Niet volmaakt in de liefde" - schrijft Johannes! Is de vreugde van het hart daar waar de Here zo alles voor ons wordt dat het geloof door die liefde werkend alle vrees buitensluit - dan zou onze liefde al sterker en rijker moeten worden en de vreugde klimmen naar zalige hoogten! Heeft Hij ons niet eerst zo liefgehad dat Hij alles, Zijn Eengeborene voor ons gaf? En heeft Hij het in het leven van Zijn kinderen niet laten merken dat Zijn liefde groot is en sterk en onverbrekelijk? Konden we in de blijde tijden van ons leven met de Here niet alles in Zijn handen kwijt? We meenden het toch toen we zo blij zongen; dat we Hem al onze liefde waard zouden schatten, wijl Hij onze rechterhand wou vatten?
Maar wat bezielt dan dat kind, dat zich plotseling losrukt en niet meer aan vaders hand wil lopen, maar eigen weg gaan?
De duivel weet dat het de Here verdriet en Zijn eer rooft als Zijn kinderen zichzelf weer meer liefhebben dan hun God! Daarom legt hij de verleiding gedurig voor de deur om hun hart open te zetten voor anderen, als de eigenliefde, de zondige begeerte, het vlees, dat zo vaak begeert tegen de geest voorrang krijgt in ons leven!
Als er eindelijk - en daar moest Nathan met Gods eigen Woord ontdekkend aan te pas komen, in Davids hart de bede opklimt: geef mij weer de vreugde Uws heils, - dan zijn er al vele maanden van kilheid en onrust, van innerlijke onzekerheid, verborgen achter uiterlijke schijn voorbij.
Daar waar dan het verbroken hart opnieuw de Here om vergeving vraagt is de vrees.
Vrees - zou het ziende op onze liefdeloosheid en zondige eigenwaan niet recht zijn als de Here nu ook Zijn hand maar terugtrok, los liet? Verwerp mij niet van Uw aangezicht en neem Uw heilige Geest niet van mij!
Vrees, die niet overgaat in angst die doet wegvluchten van de Here. Vrees die doet heen-keren naar de Here, omdat die liefde die in het hart, zij het smeulend onder de as toch brandt, weet en vertrouwt dat er vergeving is en de Here Zijn kinderen niet verstoot om hen verloren te laten gaan!
God stelt duidelijk de sterren van Zijn onwrikbare trouwbeloften in de donkere nacht van schuldgevoelens en vrees. Als Nathan het doorstekend zwaard der ontdekking moet hanteren: Gij zijt die man - is er de verzekering: De Here heeft uw zonde vergeven . . . (2 Sam. 12: 13) zodra David zijn schuld belijdt. Maar dat is voor het hart dat de pijn gevoelt van het schaden van de liefde geen vanzelfsprekende zaak!
De gevolgen van de zonde zullen schrijnen in het leven!
Er is een smeken: Geef mij weer de vreugde Uws heils. Here!
Er is een wantrouwen van zichzelf en een bidden: Geef mijn gemoed, dat nu angstvallig vreest; de blijdschap weer, doe op Uw heil mij hopen!
Gemis aan zekerheid, het tanen van de vreugde, het versterven van de zang der verlossing, het gaan door geestelijk donkere tijden - vrees in plaats van vreugde - het vindt zijn oorzaak in ons niet volmaakt zijn in de liefde en zoveel toegeven aan de eigenliefde in zondige begeerten van ons hart.
Het kost strijd te beleven wat we belijden: Hem alleen te vertrouwen - en niet onszelf en anderen; Hem alleen ons in alle ootmoedigheid en lijdzaamheid ons te onderwerpen - maar wat doet God het naar onze mening vaak verkeerd!
Van Hem alleen alles goeds verwachten - en wat verkijken we ons op eigen kunnen en falende beloften van beneden!
Hem van ganser harte liefhebben, vrezen en eren - zodat ik liever tegen alles en allen „neen" zeg, dan dat ik het allerminste tegen Zijn wil doe! (H. Catech. Zond. 34/94).
Geef mij weer de vreugde Uws heils!
de B.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1981
De Wekker | 8 Pagina's