Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tussen preekstoel en kerkbank (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tussen preekstoel en kerkbank (I)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meestal staat daar het doopvont. In vele kerken van ons althans. Soms bevindt zich daar een complete liturgische ruimte met behalve het doopvont ook de avondmaalstafel en soms nog een andere tafel.
Ik heb me laten vertellen dat deze laatste dan gebruikt wordt voor de schriftlezing en de lezing van bepaalde formulieren. Gezien heb ik het niet dus . . .
Soms is er tussen preekstoel en kerkbank alleen maar liturgische ruimte.
Ruimte zonder meer. Wanneer er tóch nog iets meer is dan alleen maar ruimte kan die ruimte erg indrukwekkend zijn.
Soms is er bijna helemaal geen ruimte tussen preekstoel en kerkbank en moet de predikant - met name wanneer het een dominé van „elders" is, alle moeite doen om zonder blauwe plekken op te lopen - van de consistoriedeur naar de kanseldeur te komen.

Het is echter niet mijn bedoeling om over het doopvont te schrijven en evenmin om u aandacht te vragen voor hetgeen zich al dan niet voor in de kerk bevindt.
Niet dat het mij helemaal onbelangrijk toeschijnt - dan had ik er geen woord aan gewijd - maar wel om op die manier uw aandacht te trekken voor een paar opmerkingen over één van de belangrijkste dingen die er in de kerk gebeuren namelijk het houden en beluisteren van een preek.
Mogelijk kom ik dan aan het eind van de serie opmerkingen nog weer even terug op andere „kerk"elijke zaken dan de preek en belanden we mogelijk letterlijk weer in „de ruimte".

Waarom over de preek?
Zoals sommigen van u wellicht weten was ik de laatste jaren tot twee keer toe een periode uitgeschakeld door ziekte. De meeste zondagen dat ik niet heb kunnen preken ben ik gelukkig wel naar de kerk geweest.
In mijn eigen kerk, waar ik doorgaans pleeg voor te gaan. Ook in andere kerken.
Ik ben daar geweest als kerkganger en niet als kritikus om eens te horen (en te zien) wat mijn collega er nu van maakte.
Maar je kunt toch niet voorkomen dat je er na de dienst - en soms ook wel tijdens de dienst - mee bezig bent als predikant.
Je kunt nu eenmaal niet ongedaan maken dat je dat bent. Ook niet wanneer je niet op de preekstoel staat.
Normaal ben je telkens met je preken bezig. Achter het bureau, maar ook achter het stuur van de auto. Dat schud je niet zo maar van je af.
Vandaar dat er bij het beluisteren van preken allerlei gedachten bij je opkomen.
Vandaar ook de titel. Lichamelijk zat ik in de kerkbank, maar figuurlijk dikwijls ergens tussen preekstoel en kerkbank.
Van sommige van de gedachten die in die beide perioden bij me opgekomen zijn wil ik u graag deelgenoot maken.

Moet dat?
Begrijpelijk wanneer die vraag bij u opkomt. Er is al zó veel over de preek geschreven en gesproken dat menigeen zich zal afvragen of er geen origineler onderwerpen denkbaar zijn. Ongetwijfeld. En ze worden in ons kerkelijk orgaan ook aan de orde gesteld. Door deskundige mensen.
Maar „tussen preekstoel en kerkbank" heb je één ding op velen voor: je weet, wat velen niet weten. Je weet wat het is om weken achtereen in.de kerk te zitten, wat veel predikers niet (meer) weten.
En je weet wat het betekent om een preek te maken en te houden. En dat weten de meeste kerkgangers niet. Vanuit die uitzonderlijke positie - die ik dus op geen enkele wijze aan mezelf te danken heb - is het volgende geschreven.
Zonder pretentie dus. Wel met hoop. Met de hoop dat de ruimte tussen preekstoel en kerkbank hier en daar - en dat is persoonlijk en niet plaatselijk bedoeld - wat kleiner mag worden. Want we weten wel veel van elkaar (je kon in geen kerk komen of er was altijd wel iemand die mij vroeg: „bent u niet ds. Ribbers?") maar we begrijpen elkaar niet altijd. Nu zal in dit opzicht het volmaakte ook wel niet bereikt worden, maar wanneer er wat meer wederzijds begrip zou komen zou dat toch al een rijke beloning zijn voor het schrijven van deze stukjes.

Bovendien schrijf ik min of meer op verzoek. Op de redaktietafel ligt nog altijd de vraag om te schrijven over - laat ik het maar zó omschrijven - het preken in verband met de situatie waarin we leven. Welnu, dat gebeurt dan bij dezen.
Letterlijk: ik hoop ook een paar opmerkingen te maken over de preek in verband met de leefsituatie van de kerkganger.
Meer algemeen: door te trachten nog wat meer begrip te kweken voor de „hoorder" (en voor de prediker).

Kritisch?
Het lijkt me erg moeilijk om - waar dan ook over - te schrijven zonder wat kritische opmerkingen te maken. Of je moet zo bedreven zijn in het aanwijzen van allerlei goede zaken dat je alleen maar indirekte kritiek geeft.
Maar ik stel er prijs op héél duidelijk te zeggen, dat het niet mijn opzet is flink wat kritische opmerkingen te maken. Ik geloof dat dat al te veel gebeurt. Dat men b.v. een journalist maar een slappe vent vindt wanneer hij in zijn artikel niet een flinke portie gepeperde kritiek strooit. En sommige reporters stellen hun vragen zó, dat de geïnterviewde voor radio of tv haast wel in kritische geest moet antwoorden. In dit opzicht durf ik vrijmoedig te zeggen: van die geest houd ik niet.
Het schrijven van deze stukjes is voor mij dus beslist geen gelegenheid die aangegrepen wordt om eens fijn wat kritiek te spuien.

Geen voer voor rechercheurs
Het heeft dan ook niet veel zin om te trachten uit te vinden welke predikanten en kerken in deze artikelen terug te vinden zijn.
Hier en daar heb ik wat opnamen gemaakt en die tot één foto samengevoegd.
Vervolgens heb ik het geheel weer verdeeld in een paar artikelen en het resultaat daarvan treft u hieronder aan. Het is er mij niet om begonnen bepaalde personen of kerken te verheerlijken en nog minder het omgekeerde.
Bovendien heb ik mij in de ruimte tussen preekstoel en kerkbank telkens omgekeerd zodat ik dan weer naar de prediker en dan weer naar de gemeente keek.
Letterlijke navolging verdient dit voorbeeld niet, maar het heeft in dit geval wel het voordeel dat ik me dan weer eens tot de ene dan weer tot de andere partij kan wenden zonder dat met zoveel woorden behoeven duidelijk te maken.

Met dankbaarheid beginnen
Wie met aandacht de diskussies, die de laatste jaren - vooral op conferenties - over de prediking in onze kerken met aandacht gevolgd heeft zal het niet onbekend zijn, dat men zo over en weer nog al wat wensen en onvervulde verlangens heeft. Vele daarvan zullen niet geheel ten onrechte geuit worden.
Maar daarom zou ik juist willen beginnen met te zeggen, dat wij voor onze kerkdiensten - en dan denk ik niet alleen aan de preek, maar b.v. ook aan de opkomst en de aandacht waarmee geluisterd wordt, dankbaar mogen zijn.
Het gevaar is namelijk niet denkbeeldig, dat we elkaar zo vaak deelgenoot maken van datgene wat er naar ons inzien veranderen moet dat we vergeten dankbaar te zijn.
Meer dan eens heb ik ook kerkdiensten van andere kerken meegemaakt.
Meestal via de communicatie-media. Een keer zelfs twee tegelijk. Dat was mogelijk via twee verschillende toestellen. En hoewel de teksten geheel verschillend waren was de inhoud nagenoeg gelijk: er deugde weinig of niets van deze wereld en het werd de hoogste tijd om daar eens verandering in te brengen.
Ik heb ook andere preken gehoord - óók van predikanten buiten onze kring.
Bovendien is het allerminst mijn bedoeling onze eigen kerken omhoog te steken. Mij is genoeg bekend van allerhande ellendigheid, waaraan wij soms onderworpen schijnen te zijn.
Niet eens durf ik hier het woord van de apostel in herinnering te brengen: „Wie sta, zie toe dat hij niet valle", want ik zou me meteen afvragen of we wel (zo stevig) staan.
Maar als voorlopige slotopmerking van dit eerste stukje zou ik wel dit willen zeggen: Wanneer we met elkaar over de prediking praten - en het is goed dat dat gesprek doorgaat - laten we het dan voorzichtig doen.
Niet zo voorzichtig dat we elkaar de waarheid niet durven zeggen, maar wel zo voorzichtig dat daaruit blijkt dat we beseffen dat we door Gods genade in onze kerken nog iets bewaard hebben van de reformatorische prediking.
Hier duidelijker dan daar, niet wat de vorm maar wat de inhoud aangaat, maar toch reformatorisch.
Dus ook niet: zich van de wereld afwendend (op de problemen, die hier liggen hoop ik nog terug te komen), maar wel zó, dat niet de situatie het Woord bepaalt, maar het Woord de situatie.

Die voorzichtigheid kan bevorderd worden door de dankbaarheid voor wat we nog hebben.
Een te kritische instelling kan ons die voorzichtigheid uit het oog doen verliezen.
Wilt u dan de komende opmerkingen ook lezen als die van een dankbare kerkganger die zelf steeds geroepen wordt tot het mooie en moeilijke werk van de bediening van het Woord en die vanuit de hierboven geschetste positie tussen preekstoel en kerkbank enkele ontboezemingen kwijt wil die beurtelings tot de prediker en de hoorder gericht zijn.

P.N.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1981

De Wekker | 12 Pagina's

Tussen preekstoel en kerkbank (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1981

De Wekker | 12 Pagina's