Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tussen preekstoel en kerkbank (VIII, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tussen preekstoel en kerkbank (VIII, slot)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het wordt nodig tijd dat we deze serie artikelen gaan beëindigen. Een weekblad-serie mag niet te lang duren, want dan weet men aan het eind niet meer wat nu eigenlijk de bedoeling was. Daarom mag ik u er misschien nog eens aan herinneren dat het slechts de bedoeling was, enkele opmerkingen te maken om u aan het denken te zetten of het gesprek (weer) op gang te brengen.
Dat wil ik met nadruk stellen na het doorlezen van het vorige artikel.
Daarin zijn verschillende zaken aan de orde gesteld die eigenlijk een bredere bespreking zouden verdienen. Nu momenteel al die vredesmarsen aan de gang zijn (Bonn; Amsterdam etc.) zijn er misschien heel wat mensen die zeggen: „Wat schieten we nu op met die enkele opmerking over de mens (de kerkmens) midden in de maatschappij midden in al die politieke troebelen en met al die vragen, die ook onze kinderen naar aanleiding van b.v. die vredesmarsen stellen?"
U leest na de kersttijd, waarin weer allerlei meningen over de vrede op aarde geventileerd worden.
En wat horen we dan in de kerk?
„Geen enkel antwoord" denkt iemand.
„Alleen maar een preek over de vrede met God" zegt een ander.
Nog even terugkomend op het vorige artikel zou ik er alleen dit van willen zeggen: Bediening van het Woord moet Bediening van het Woord blijven.
We komen niet naar de kerk om de mening van de prediker te horen over de bedoelingen van Amerika en Rusland.
Wél mogen we elkaar er op wijzen, dat bezinning op de situatie, waarin we in deze tijd leven méér is dan het nazeggen (om geen ander woord te gebruiken) van allerlei kreten. Er is veel angst en nood.
Maar er is ook ontstellend veel ondoordacht napraten van datgene, wat ons steeds maar weer door de massamedia wordt voorgehouden zonder dat het komt tot gemeenschappelijke bezinning en studie bij het licht van Gods Woord.
Het staat allemaal niet kant en klaar in de Bijbel.
Juist de psalmen, die zingen van de rijkdom van Gods wet zijn tegelijk gebeden om onderwijs. Denk b.v. aan ps. 25 en 119. Juist omdat de dichter de wet heeft en kent vraagt hij om de leiding van Gods Geest.
Vervolgens zullen we elkaar eerlijk moeten wijzen op onze gemeenschappelijke schuld aan de nood-situatie.
We staan zo gauw klaar om in het algemeen te spreken van onze zonde en van Hem, die in de wereld kwam om zondaren zalig te maken.
Maar wanneer het dan gaat over de omstandigheden, waarin wij nu leven - zowel economisch als politiek - zijn we er maar al te gauw toe geneigd de schuld uitsluitend bij de ander te zoeken.
En ten slotte zou ik hier over willen zeggen: We horen ook in een levend geloof te aanvaarden, dat het paradijs niet komt eer de Vredevorst komt.
Er is een ongelovige berusting, die we afwijzen, ook t.a.v. de nood van de wereld.
Er is ook een ongelovig hopen. Daarmee bedoel ik de hoop, dat het ons nog maar tamelijk goed mag gaan hier en ja . . . natuurlijk als we straks eenmaal weg moeten alstublieft ook een zalige toekomst.
Bovenstaande opmerkingen en het laatste deel van het vorige artikel betekenen niet dat in ons blad nu over dit alles het laatste woord gezegd is.
Op de eerste artikelen heb ik al enkele reacties gehad.
Mét vragen.
vragen.
Dat niet op al die vragen is ingegaan betekent niet, dat verdere reacties niet welkom zijn. Misschien kunnen juist deze reacties weer aanleiding zijn voor een nieuw artikel.
Maar u zult begrijpen dat we in deze serie niet elke zijstraat, waar we even ingekeken hebben, helemaal konden aflopen.
Waar zou het einde zijn? Het was alleen maar mijn bedoeling u deelgenoot te maken van een paar gedachten die tussen preekstoel en kerkbank bij mij opkwamen.
Daarom nu nog kort over enkele andere dingen.
Zullen we ook denken aan het feit, dat er ook kinderen in de kerk zitten?
Ik heb catechismuspreken gehoord waarbij de prediker één enkel moeilijk woord uit die catechismuszondag eerst als het ware in de handen nam en aan de jongelui liet zien en daarna zei: Daar gaat het nu over vanmiddag.
Het was te merken dat de jongeren gepakt waren.
En . . . al hebben ze misschien niet de hele preek meegenomen (wie doet dat wel?) ze wisten toch waar het over ging op die mooie voorjaarsmiddag in de kerk.
Omgekeerd heb ik ook wel eens een preek over een afdeling van ons oude leer- en troostboek gehoord die meer leek op een dogmatische verhandeling.
Nu ben ik er hard voor, dat de gemeente gebouwd wordt in de leer.
Maar nogmaals: Er zitten ook kinderen in de kerk.
Ik ga er niet met u over discussiëren over de vraag of de kinderen dan niet beter naar de zondagschool kunnen in die tijd. Dat is ook weer een onderwerp apart.
Maar tegen de gemeenteleden zou ik wel willen zeggen: Praat er thuis eens met de kinderen over door. Juist met de kleine kinderen.
Met de grote gaat dat vaak wat moeilijker omdat ze op een leeftijd komen, dat ze „zich niet willen laten kennen". Later komt dat „willen praten" vaak wel weer terug.
Help ook in dit opzicht de dominé een handje. De liefde kan niet van één kant komen.
Van de prediker mag verwacht worden, dat hij zich zo nu en dan tot de jongeren richt (en dat niet alleen door af en toe ook eens te zeggen: „Jongens en meisjes").
Van u mag verwacht worden dat u begrijpt dat een preek nu eenmaal een bepaald niveau vereist. Het kunnen en mogen niet allemaal evangelisatietoespraken zijn.
En als laatste zou ik willen wijzen op het gesprek over de preek.
Thuis en in de kerkeraadskamer en zo nodig op de studeerkamer. Om met dat laatste te beginnen: Onze kerken zijn geen winkelcentrum. U hoort bij één gemeente. Bezoek ook daar zoveel mogelijk de kerkdiensten. In het begin van deze serie heb ik in ander verband ook al op dat kerken bij „anderen" gewezen. Ik weet genoeg van de moeilijkheden die op dit terrein liggen.
Soms grote moeilijkheden. Maar laten we toch alstublieft van een aantal kerken die dicht bij elkaar liggen geen winkelcentrum maken.
Uitdrukkingen als: „Ik kerk daar veel prettiger" of „Ik hoor hem veel liever" betekenen lang niet altijd, dat het in eigen kerk niet deugt of dat die dominee niet goed is. Wat we prettiger vinden is niet altijd beter voor ons en wanneer we alleen maar dingen willen horen die we graag horen dan is het helemaal niet goed met ons. De Here God heeft ons bepaald ook wel onaangename dingen te zeggen. En het is gevaarlijk - voor de gemeente - maar vooral voor u zelf om weg te blijven met het excuus: „Deze rede is hard!"
Maar ik denk dat we veel van deze dingen voorkomen kunnen door het gesprek op de kerkeraad.
Ik weet dat dat in veel kerken gebeurt.
Waar het niet gebeurt zou ik u willen aanraden: „Doe het".
En niet dan pas, wanneer er donkere wolken aan de horizon komen opzetten.
Het is zonder meer verkeerd, wanneer onze kerkeraadsvergaderingen alleen maar gevuld worden met de ingekomen stukken, de bespreking van huisbezoeken en van allerlei problemen.
Van tijd tot tijd moet er gelegenheid zijn voor de bespreking van een onderwerp.
En daar kan dan ook vaak zijdelings de prediking bij betrokken worden.
Dan hoeft de prediker niet het gevoel te krijgen: Nú word ik op mijn fouten gewezen.
En de ambtsbroeder hoeft niet het akelige gevoel te hebben: Ik zou eigenlijk eens een keer moeten zeggen dat. . . maar ja, hoe neemt de dominee dat op?
Misschien zijn er zelfs wel van die tactische bisschoppen (= opzieners), die door hun waardering voor een bepaalde kant van de prediking van hun dominee uit te spreken voorzichtig laten voelen, welke kant wel wat meer aandacht van de predikheer zou kunnen krijgen.
Verwacht er echter niet van dat u er een volmaakte dominé door krijgt.
Toen ik zelf weer de preekstoel op mocht vroeg iemand mij: „Hoe vond u het nu, dat luisteren naar uw collega's?
Het antwoord zal ik hier niet helemaal neerschrijven.
Twee zinnen er uit:
1. Soms ben ik wonderlijk vertroost en gesterkt door een preek, die preektechnisch niet zo geweldig was en ook beslist niet wat men een mooie preek pleegt te noemen.
Daarom is het gebed om de leiding van de Heilige Geest een diep ernstige zaak. Misschien nog wel het meest voor de begaafdste predikers.
2 Naast het vele vele goede wat ik heb gehoord heb ik ook tal van dingen gemerkt die volgens mij anders en beter moeten. Maar ik weet dat ik het ook niet altijd beter zal doen. Daarom is het er voor mij - op zijn zachtst gezegd - niet makkelijker op geworden. Maar wanneer we een God verkondigen, die wonderen doet, mogen wel ook wonderen van Hem verwachten.
Wanneer we in die verwachting leven worden er draden gespannen tussen kerkbank en preekstoel. Onzichtbaar. Maar wel merkbaar. Dan wordt er leven gewekt en versterkt. En dat is en blijft een groot geheim!

P.N.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Tussen preekstoel en kerkbank (VIII, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1982

De Wekker | 8 Pagina's