Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het beginsel van de Afscheiding (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het beginsel van de Afscheiding (IV)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Binding binnen, binding buiten
De kwestie van de binding aan de belijdenis waarover het eerder ging verdient nog een nadere toelichting. De Afscheiding stond met haar visie op de binding aan de belijdenis niet alleen. Ook binnen de Hervormde Kerk waren velen de overtuiging toegedaan, dat de kerk rechtens aan die gereformeerde belijdenisgeschriften was gebonden. Maar zij ontleenden aan deze visie niet de consequentie die de afgescheidenen er aan verbonden. Immers men kan en moet staande houden, dat de afgescheidenen voor het merendeel uit de Hervormde Kerk gezet zijn. Men mag deze historische werkelijkheid niet uit het oog verliezen. Zij zijn er niet vrijwillig uitgegaan. Integendeel. Zij hebben geen middel onbeproefd gelaten om in de Hervormde Kerk te blijven. Men moet de geschiedenis er 'maar op na lezen. Daarom is het met het oog op deze dingen ook een weinig reëel argument, wanneer men tot op de dag van vandaag hoort zeggen: wanneer jullie er niet uitgegaan waren, dan was het alles heel anders verlopen. Dit zeggen geeft blijk van een zekere welbehagelijke onkunde ten opzichte van de feitelijke gang van zaken. De afgescheidenen zijn uit de kerk gezet. Geschorst, afgezet, vervolgd en alles wat daarbij kwam.
Maar uit deze handelwijze heeft men dan ook de conclusie getrokken en gezegd: blijkbaar is op de Hervormde Kerk van toepassing, wat in de belijdenis staat omtrent de kerk, die geen kerk meer is: zij vervolgt degenen, die naar het Woord begeren te leven. En daarop hebben de afgescheidenen met de confessie in de hand gedaan wat deze in dit stuk van zaken aan Gods Woord had ontleend: zij hebben hun belijdenis op dit punt beleefd en zich metterdaad en actief losgemaakt van de Hervormde Kerk. Hier was op een zeer actueel punt de binding aan de belijdenis in het geding.

De discussie tussen Groen van Prinsterer en Van Velzen
Groen van Prinsterer behoorde tot hen die de Afscheiding weliswaar niet verdedigden, maar die ook niet blind waren voor de motieven van de afgescheidenen. Hij verwierp met kracht de maatregelen tegen de afgescheidenen. Hij voerde het pleit voor hen en sprak openlijk uit, dat zij trouw wensten te zijn aan de gereformeerde belijdenis. Naar zijn inzicht hadden zij om de belijdenis vast te houden de kerk losgelaten.
Het punt waarop hij van mening verschilde met de afgescheidenen was geen ander dan de toepassing van wat de gereformeerde belijdenis op een concreet punt eiste. Van Velzen vroeg daarvoor aandacht in een verdediging, die hij in 1848 publiceerde naar aanleiding van Groens gedachten. De laatste had zijn visie op de betekenis van de belijdenis uiteengezet in een geschrift dat onder de titel Het regt der Hervormde Gezindheid was uitgegeven. Hij poneerde daarin de stelling: „Indien de Formulieren afgeschaft zijn, hebben de. Afgescheidenen gelijk. Indien het opnemen van den Bijbel, indien het voeren van den naam van Christen de wettigheid van het lidmaatschap der Kerk bewijst; indien, onder Bijbelsche leus, elke belijdenis van het ongeloof eene verscheidenheid te meer in de geloofsbelijdenis der Gereformeerde Kerk wordt, dan hebben wij te lang in een Kerkgenootschap getoefd, waar het ongeloof een verkregen regt heeft.
Daarentegen, zoo de Symbolische Schrift haar wettig gezag nog behoudt, is de veroordeling van het vertrek der Afgescheidenen niet onbillijk, is het weigeren om mede te gaan lofwaardig geweest. Het verlaten van een Kerk is zonde, wanneer het niet pligt is" (Regt der Herv. Gez. blz. 127 v).
Groen van Prinsterer was duidelijk in zijn formulering. Zijn de formulieren werkelijk afgeschaft, is er van een werkelijke binding aan de belijdenis derhalve geen sprake meer, dan is afscheiding plicht.
Maar is dit laatste niet het geval, dan is afscheiding zonde. „Het verlaten van een Kerk is zonde, wanneer het niet pligt is".
Van Velzen was het met deze twee stellingen helemaal eens. „Gaarne onderschrijf ik deze beide stellingen", zo schreef hij. Maar zijn beoordeling van de feiten en van de feitelijke situatie was een andere dan die van Groen van Prinsterer. Hij kwam tot de uitspraak, dat metterdaad in de Hervormde Kerk de belijdenisgeschriften van hun bindende kracht waren ontdaan: „Maar nu ook geen fictie! Zijn niet metterdaad de Formulieren der Gereformeerde Kerk in het Hervormd Kerkgenootschap afgeschaft? Wordt niet onder Bijbelsche leus, ja zelfs met versmading dier leus, elke belijdenis van het ongeloof aldaar gedoogd en gevierd?" Van Velzen heeft er wel oog voor dat er heel wat predikanten zijn, die getrouw willen blijven, maar wanneer het gaat om de heersende geest en om de praktijk van elke dag, dan is het niet anders te zeggen, dan dat in feite de belijdenis is losgelaten. „Niet alleen door woorden, maar ook door daden, heeft het Bestuur van het Hervormde Kerkgenootschap zich geopenbaard. Niet alleen zijn door dat Bestuur de verloochenaars der Belijdenis geëerd, maar ook hare verdedigers vervolgd Waarom is de Herder en Leeraar H. de Cock met anderen, waaronder ik zelf behoor, door het Bestuur van het Hervormd Kerkgenootschap in de dienst geschorst en daarvan afgezet? Omdat wij tegen de bestrijders van het geloof, en voor de waarheid en de regten der Kerk onbeschroomd zijn opgekomen. Wij zijn niet vrijwillig vertrokken. Wij hebben onzen post niet verlaten. Hartelijk gaarne zou ik mijne betrekking tot de Gemeente te Drogeham waar ik, onder kennlijke blijken van des Heeren gunst, geplaatst was, en die mij onvergetelijk is, gebleven zijn, indien ik slechts niet verhinderd was geworden om getrouw te dienen; maar de overmacht van het Bestuur heeft mij verdreven" (Apologie, blz. 7).
Wat de letter aangaat was de Hervormde Kerk een kerk met een belijdenis. Maar wat de werkelijkheid betreft was het geheel anders: men vervolgde hen, die naar Gods Woord wilden leven. In het licht daarvan beschouwd was de Afscheiding niets anders dan een daad van trouw aan de belijdenis. Zo heeft Van Velzen het tegenover Groen van Prinsterer uiteengezet. En duidelijk blijkt dan een verschil, niet in waardering van de belijdenis, maar wel in de taxatie van de werkelijkheid. Groen hield staande dat de belijdenis er nog was en dat zij rechtens kracht had. Van Velzen merkte op, dat zij in geen enkel opzicht functioneerde en dat integendeel de grootste dwalingen werden getolereerd en de ware belijders werden vervolgd.

De aard van de binding aan de belijdenis
Van Velzen heeft in zijn discussie met Groen een paar behartenswaardige opmerkingen gemaakt over de binding aan de belijdenis. Hij was geen voorstander van een vereniging, van een samengaan van gelovigen, waarbij een gedeelte van de waarheid zou moeten worden prijsgegeven. Een onbestemde, vage erkenning van de belijdenis, waarbij anderen maar zouden moeten raden welke waarheden iemand vasthoudt, wees hij beslist af. Hij wilde gereformeerd zijn en niets anders.
Wanneer wij vandaag te maken krijgen met de vraag van een bredere samenwerking in een evangelisch vlak, denken we soms, dat wij voor het eerst met deze problemen worstelen. Niets is minder waar. Van Velzen stond midden in zijn tijd. Maar hij wees een vage en onbestemde visie op de belijdenis beslist af. Ook de gedachte van een nieuw formulier kon bij hem geen genade vinden. Men zou eerst maar eens moeten aantonen, waarom de oude formulieren niet meer bruikbaar waren. Een samengaan van gelovigen zonder meer bood volgens hem ook geen uitzicht. Wie noemen zichzelf al geen gelovigen De sluipweg van de door Groen geopperde gedachte van een „Gereformeerde Gezindheid" achtte hij onbegaanbaar, omdat hij de weg van de bandeloosheid in de leer maar ook in de kerkregering erdoor open zag gaan.
Een krachtig pleit voert Van Velzen dus voor het vasthouden van de Gereformeerde belijdenis.
Men heeft wel eens gezegd, dat de man hoekig en weinig meegaand was, steil en dogmatisch gereformeerd. Ook Scholte was van zulke gedachten en dit mag ons wel iets zeggen. We lezen, dunkt me, het tegendeel in zijn eigen woorden, waarin hij over de belijdenis schrijft, en die ik vanwege hun actueel belang hier in hun geheel laat volgen (blz. 32v): „Zal er voor de Gereformeerde Kerk in Nederland iets goeds kunnen verwacht worden, dan moet opregt, zonder voorbehouding, het wettig gezag van hare Belijdenis-schriften worden erkend. Geene loslating, maar ook geene bekrompenheid! Wie opregte en volledige overeenstemming met de Belijdenis-schriften betuigt, en zich niet daartegen openbaart, mag niet verdacht worden gehouden. Ook moet de wijze van voorstelling in ieders vrijheid worden gelaten. Bij de Apostelen zelve is verscheidenheid van voorstelling. Onder de vroegere getrouwe vaderlandsche Godgeleerden werd, bij opregte overeenstemming in de waarheid, verscheidenheid gevonden. Niemand valle dan den anderen lastig om dergelijk verschil. Integendeel, dat die verscheidenheid met de menigvuldigheid der gaven hoog gewaardeerd worden; maar dat allen, als één lichaam, waarvan CHRISTUS het Hoofd is, als één gebouw, steunende op het fondament van Profeten en Apostelen, waarmede onze Belijdenis-schriften ten volle overeenkomen, zich openbaren".
Laten wij het ons voor gezegd houden. Geen bekrompenheid. Maar ook geen loslating. Leven bij de belijdenis, het is de enige manier waarop wij iets goeds kunnen verwachten voor de Gereformeerde Kerk in Nederland.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Het beginsel van de Afscheiding (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1982

De Wekker | 8 Pagina's