Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liefde:

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liefde:

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet; ook wij behoren dan voor de broeders ons leven in te zetten. Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem?" 1 Joh. 3:6, 17

Woordverkondiging en hulpverlening dichtbij in eigen land én veraf buiten onze landsgrenzen horen wezenlijk bij elkaar. Het Woord wordt en leidt sprekend tot de daad. Omgekeerd geldt dit ook: de daad leidt al doende tot Hét Woord.
Woord en daad mogen niet tegen elkaar uitgespeeld worden. Ze vormen een eenheid. De oude apostel Johannes geeft in zijn derde brief aan ons door vanuit welke instelling, gezindheid door ons, als kerken en door een ieder van ons persoonlijk blijvend (financiële) hulp verleend moet worden aan anderen dichtbij en veraf.
In vs 10b van hoofdstuk drie schuift Johannes een bepaald thema naar voren: de broederliefde. Hij poneert de stelling, dat de inhoud van de verkondiging bestaat in de verplichting elkaar lief te hebben. In hfd. 3:23 wordt in één adem met deze opdracht verbonden het geloven in de naam van Gods Zoon Jezus Christus. Johannes bedoelt hiermee te zeggen, dat het geloven in de Here Jezus én de broeder liefhebben een onlosmakelijke eenheid vormen. Het één kan niet functioneren zonder óf los van het ander.
De apostel stelt, dat de gemeente van Christus dé liefde heeft leren kennen. De gemeente heeft ervaren, wat in werkelijkheid liefde is. Hij verwijst de gemeente dan naar de persoon van de Heiland. Alleen bij Hem ontdekt de gemeente wat ware liefde is. Alleen door de kennis, de ervaring, de verborgen omgang met Christus is het mogelijk dé liefde te kennen: Gods liefde te kennen (1 Joh. 4:8, 16), Bij de verwijzing naar de persoon van de Heiland om Gods liefde te leren kennen gaat het Johannes om twee dingen: de daad van Christus' liefde én de maat van Christus' liefde. De daad van de liefde van de Heiland zien we in het heilsfeit, dat Hij Zijn leven heeft afgelegd voor een ieder, die in Hem gelooft (Joh. 3:16). De maat van Christus' liefde ontdekken we in het feit, dat Zijn liefde ging tot het uiterste, tot het einde (Joh. 13:1). In Zijn liefde heeft Hij voor de Zijnen heel bewust, heel vrijwillig Zijn leven afgelegd. Hij heeft Zijn leven gegeven tot een losprijs voor velen (Mc. 10:45). Hij heeft dat gedaan ten behoeve van ons, ja in het voordeel van ons. Zo bericht de apostel Johannes ons, dat het sterven van de Here Jezus op Golgotha's kruis het hoogste bewijs is van dé liefde, van Gods liefde in Christus, Zijn Zoon, voor zondaren.
De conclusie van de apostel is: wie Gods hoogste liefdedaad in Christus kent of, om het nog anders te zeggen, wie ontdekt heeft, dat Christus' liefde ging tot het uiterste om zondige mensen te redden, te verlossen van alle zonden én om hen te laten zien hoe groot Zijn liefde is, die kan gewoonweg niet stil blijven zitten, die móet liefde geven met woorden en daden aan een ander: de medebroeder en zuster binnen de gemeente, maar ook daarbuiten: de naaste.
We moeten hierbij wel goed voor ogen houden, dat de liefde, die door de gemeente en door de gelovige persoonlijk zichtbaar wordt gemaakt, nooit op één lijn kan en zal staan met de unieke liefde van de Here Jezus „ten behoeve van ons".
Onze liefde tot de broeders moet dus zichtbaar worden. We moeten omzien naar de broeder, die gebrek lijdt. Dit woord gebrek duidt aan, dat er een tekort is aan alledaagse levensbehoeften, dat het normale leven niet goed kan functioneren. Wat opvalt en tegelijk ook veel zegt: de apostel introduceert iemand, die de meest elementaire aandacht voor zijn broeder niet kan opbrengen. Johannes heeft het hier over een broeder dicht-bij-huis, in de gemeente. Hij ziet de gemeente als de oefenschool in de liefde. De liefde moet altijd dicht bij huis beginnen! Toch mogen we de broeder ook weer niet té dicht bij huis zoeken. Daar hadden de joden in Johannes' dagen wel een handje van: liefde bewijs je alleen aan je broeders, je volksgenoten. Daartegenover stelt de apostel: wie in de wereld zijn broeder gebrek' ziet lijden. Dit is helemaal in de lijn van wat de Here Jezus telkens weer duidelijk wilde maken aan Zijn discipelen: een ieder, die binnen je gezichtskring komt, is je naaste, je broeder, je zuster.
Daarom zegt de apostel tot de gemeente, dat zij, als ze zelf een bestaand, levensonderhoud heeft in deze wereld, om moet zien naar de broeder, die geen bestaan heeft, die het met veel minder aan vermogen en rijkdommen moet doen.
Hier wordt élke gelovige, die zich om zijn of haar levensonderhoud geen grote zorgen behoeft te maken, opgeroepen de nood van de broeder te willen zien én er iets aan te doen. Heel duidelijk staat in vs. 17, dat het gebrek, de nood wordt gezien. Het gaat hier niet om een vluchtig kennis nemen van het minimumbestaan van de broeder, maar om het besef, dat hulp geboden moet worden in de concrete noodsituatie. Het zien van het feit, dat hulp nodig is, moet tot gevolg hebben, dat hulp geboden wordt.
Als de gemeente, de gelovige „gebrek ziet" dan begint als het ware de lamp van Gods gebod te gloeien: een verticale lichtstreep. Die gloeilamp staat te branden op de weg, die de gemeente gaat door deze wereld. Het komt er nu op aan, dat er een raakpunt komt tussen de horizontale lijn van kerkgemeente-activiteit én de verticale lijn van Gods grote gebod. Ontstaat dat raakpunt niet, dan heet dat in de bijbel liefdeloosheid, want God is liefde. Is dat raakpunt er wel, dan wordt de God der liefde gediend naar de naaste toe.
Want wat voor een kerk, een gemeente, gelovige zijn we eigenlijk, als we de nood van de broeder zien, maar toch ons „binnenste" (het hart) voor hem sluiten, de deur van ons hart zó op slot gooien, dat onze gevoelens van ontferming, die wel moeten opkomen bij het zien van de noodzaak van hulp voor de ander, zich toch niet kunnen uiten. Nota bene: tegenover een broeder, onze naaste dichtbij én veraf. Hoe blijft de liefde Gods in zo'n kerk, in zo'n gemeente, in het hart van zo'n gelovige? Dit is een vraag, waarop geen antwoord verwacht wordt!
De liefde Gods: Het is de door God betoonde liefde in Zijn Zoon, de Here Jezus. Het is ook de liefde tot God en de naaste (1 Joh. 4:21). Broeders en zusters, er behoeft o.i. niet veel meer gezegd te worden over de vraag vanuit welke gezindheid wij als gezamenlijke kerken, als afzonderlijke gemeente en gelovigen onze (financiële) hulp moeten blijven bieden aan hen, die onze hulp zo bijzonder hard nodig hebben. Gods liefdedaad in Jezus Christus ten behoeve van ons, zondige mensen vraagt om antwoord: geloven in de Naam van Gods Zoon Jezus Christus én het liefhebben van elkander (1 Joh. 3:23): dichtbij en veraf!
De Heere zegene ons en onze gaven, ook na de hulpverlenings zondag. We zijn hem toch niet reeds vergeten?

Biez. (Biezelinge), H. v.d. Heuvel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Liefde:

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1982

De Wekker | 8 Pagina's