Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het beginsel van de Afscheiding (VIII, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het beginsel van de Afscheiding (VIII, slot)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan het einde van het laatste artikel stelden we vast dat de gereformeerde vroomheid, zoals deze in de dagen van de Afscheiding weer aan het licht trad bijzonder sterk gestempeld werd door de kerk en door de confessie. De kerk stond daarbij op een vanzelfsprekende plaats. Om haar had men immers zo veel verdragen, leed en vervolging op zich genomen. De vroomheidsbeleving was daardoor kerkelijk gekleurd. Het geestelijk karakter ervan kwam uit in een sterk kerkelijk besef. Tegelijk was er een confessionele kleur aan deze vroomheid. Men had de belijdenis lief, die in de Hervormde kerk grotendeels was losgelaten en men stond er op om de band aan de belijdenis te laten functioneren.
Toch ging de vroomheid in deze twee karakteristieke zaken niet op en zij ging er ook niet in onder. Kerk en confessie waren uit de vroomheidsbeleving niet weg te denken, maar zij vormden evenmin het een en het al.
De grote strijd, die men in de begintijd van de Afscheiding heeft moeten voeren was immers geen andere, dan dat men in een zuivere relatie moest leren beleven wat de plaats van de kerk en wat de plaats van de belijdenis voor een ieder waren. Die strijd is moeilijk geweest. Men heeft de begintijd vanwege deze strijd gekarakteriseerd als de crisis der jeugd. En men kan ook niet zeggen, dat in eigenlijke zin die crisis is opgelost. Er kwam een zekere adempauze, een soort van oplossing door het vertrek van ds. H. P. Scholte naar Amerika. Maar er was in deze crisis der jeugd ook iets, dat met de afgescheiden kerken is meegegaan de geschiedenis is. En dat was het probleem, dat we boven hebben aangeduid.
De grote vraag is hoe het leven van het geloof zich beweegt, juist als geloofsleven ten opzichte van de kerk en de belijdenis.
En hier was en bleef diversiteit. Er was op dit punt verschil tussen de benadering van Van Velzen en die van De Cock, tussen Brummelkamp en Van Raalte, tussen de Groningers en de Drenthen en de Geldersen. Die verschillen waren er en men wist ook dat ze er waren. En toch heeft men elkander, zoals we reeds eerder zagen, vastgehouden. En kon het anders? Ging het niet om een gerechtvaardigde, om een wettige verscheidenheid? Ging het niet om een verscheidenheid, die een gegeven is, juist omdat we zeggen, dat het ging om het geestelijk verstaan van de dingen?
Die verscheidenheid hing, zo stellen we nu vast, samen met het karakter van het geestelijke leven zelf, dat door de Heilige Geest gewerkt wordt. Waar mensen hierop hun stempel willen zetten, daar overheerst de eenvormigheid. Daar wordt een gemeenschappelijk patroon ontwikkeld, en daar wordt alles naar hetzelfde snit gesneden. Daar kan men zeggen: de vroomheid moet staan in het teken van dit of dat kenmerk. En dan zijn er vele ontwerpen mogelijk. Maar omdat het menselijke ontwerpen zijn ontstaat er de dwang der gelijkmatigheid en der gelijkvormigheid. Wie aan het stramien niet beantwoordt, wordt niet langer geaccepteerd. Hij wordt niet geduld en heeft te vertrekken of hij wordt formeel er buiten geplaatst. Dit is de verzoeking geweest van de begintijd. Vooral Scholte trachtte zijn opvatting van het geestelijk leven te laten overheersen. Hij had zijn medestanders. Maar men ging voor zijn opzet niet opzij. Men zou dan aan een menselijke systeemdwang hebben toegegeven. Men wilde daarentegen het werk van de Geest eerbiedigen, hoeveel moeite en spanning het ook mocht geven. En kon het anders? Mocht het anders?
Immers waar de Heilige Geest het leven van het geloof werkt, daar ontstaat geen eenvormigheid. Integendeel, er komt een rijke verscheidenheid. Een Geldersman is anders dan een Groninger en anders dan een Drenth. En samen zijn ze verschillend van de Zeeuwen en de Zuid-Hollanders. En op een bepaalde manier heeft dit alles zijn doorwerking in de structuur van het karakter. En dit laatste wordt niet veranderd, maar geheiligd. En zo blijft binnen het éne werk van de Heilige Geest de verscheidenheid bestaan. Men kan zeggen, dat de Geest zijn eigen werk respecteert zoals het in de schepping openbaar komt.
Maar binnen deze verscheidenheid is er dan toch ook weer sprake van een diepe eenheid. Zij treft ons in de geschriften der afgescheidenen. Men kan die eenheid op vele manieren proberen te omschrijven. Ik doe het nu met de uitdrukking: onmiddellijkheid. Er is in de vroomheid der afgescheidenen iets onmiddellijks, waardoor hun vroomheid weliswaar een kerkelijk karakter draagt, maar toch niet in de kerk opgaat en waardoor hun geestelijk leven ook wel een confessioneel ijk vertoont, maar toch meer is dan confessionalisme. Die onmiddellijkheid verschafte aan de afgescheidenen een gezond kerkelijk besef, dat echter niet ontaardde in kerkisme. En het gaf aan hun belijden een vertrouwde confessionele klank, maar het was geen formeel confessioneel gepraat.
Er was in hun vroomheidsbeleven een onmiddellijkheid, die hen vrij maakte, ten diepste vrij, in hun binding aan kerk en confessie. Hun binding aan de kerk en aan de belijdenis was opgenomen in hun verhouding met God. Ja, zó moeten we het zeggen. Die verhouding met God was het voornaamste. En binnen die verhouding speelde de kerk haar rol en de belijdenis met de anderen.
Neen, het was niet andersom. Het was niet zó dat in hun verhouding met de kerk en met de belijdenis de verhouding met God was opgenomen. Dan hadden ze kunnen zeggen dat men God alleen zou kunnen vinden binnen de afgescheiden kerk en met behulp van de gereformeerde belijdenis. Ik kan niet ontkennen, dat er soms van zulke geluiden gehoord werden evenmin als te ontkennen valt, dat men vandaag in kerkelijk Nederland zulke geluiden nog wel kan horen. Je kunt niet zalig worden of je moet lid zijn van onze kerk. Het lijkt heel vroom om het zo te zeggen. Maar het heeft iets van het oude roomse beginsel. Ik kan God slechts in mijn kerk ontmoeten. Dit kerkisme is op de keper beschouwd niets anders dan een vorm van collectieve werkheiligheid. Gevaarlijker nog dan individuele werkheiligheid. Vaak ook harder en ongenadiger. Men steunt dan op de collectiviteit. En men steunt niet in diepe ootmoed en afhankelijkheid op de Geest. Deze collectieve werkheiligheid van het kerkisme moet op den duur ook dodelijk zijn voor het echte geestelijke leven.
Geheel anders stond het echter bij die oude afgescheidenen. Hun relatie tot de kerk en tot de belijdenis was opgenomen in de innige verhouding tot God zelf. Ik noemde dit het karakter van onmiddellijkheid. Het is puur reformatorisch. Niet in de zin van middel-loosheid. Neen, God gebruikt immers in zijn zoeken van mensen de kerk en de prediking. Het is Woord én Geest. De onmiddellijkheid die we bedoelen is niet die van de geestdrijvers, van de dwepers. Toen men de afgescheidenen uitmaakte voor dwepers, heeft De Cock een van zijn felste boekjes geschreven. Het was gericht tegen ds. Laurman van Oosterlittens. Dwepers, geestdrijvers wilden zij niet zijn. Zij hadden al te zeer een weet van de bemiddeling van het heil door de bediening van Woord en Geest. Ook Calvijn weet daar heel duidelijk over te spreken. En toch plaatst ook Calvijn de mens onmiddellijk voor God. Wij hebben niet met de mensen, maar met God te doen. En een mens krijgt in de weg van de genade ook met God te maken. Niet slechts met de kerk en niet met een document uit verleden tijd, maar met God zelf. En hij kan dan geen andere belijdenis uitspreken dan die van de tollenaar, die bidt om genade. Hier is de onmiddellijkheid van de belofte, waarbij het van de kant van de zondaar helemaal niet zo vanzelfsprekend is, dat die zo maar voor mij is. Hier is de onmiddellijkheid van de aanraking met het Woord, dat ons doodt en levend maakt. Hier is de onmiddellijkheid van de ontmoeting met die God die verkiest. Ja hier staat de mens voor zijn God.
Hier krijgt ook het leven van het geloof zijn eigen geschiedenis, zijn eigen persoonlijke kleur in de toeëigening van het heil. Kortom hier is de geestelijke mens, die leert verstaan de dingen die van de Geest van God zijn - een tekst, die vooral in de eerste geschriften van De Cock nog al eens voorkomt. Hier is het beleven van de genade, die niet goedkoop is, maar duur verworven, door het bloed van het kruis. Hier voor Gód is de bevinding der vromen - zeldzaam woord! - hier raakt hij alles kwijt, tot zijn kerk en zijn belijdenis toe, en hier, in déze onmiddellijkheid krijgt hij het alles terug, met vreze en beven. Hier krijgt hij ook zijn kerk terug, maar het was Gods kerk en niet de onze.
Men sprak van een crisis der jeugd. Het was de begintijd. Maar wanneer dit kritieke moment van het staan voor God verdwijnt, daar verdwijnt het leven en daar splitst zich de zaak op. De kerk wordt duidelijk. Maar zij beeft niet meer. De kerk wordt van óns. Maar zij leeft niet meer. De belijdenis staat als een rots desnoods, maar de belijder knielt niet meer. En de liefde van velen verkilt. Het oog wordt koud en hard. De blik wordt zeer beperkt. En zonder aanvechting, in een verbijsterende stoerheid, verstart men, verkrampt men zichzelf en het leven. Of men gooit alles los en men is nog nooit zo vrij geweest als nu, het andere uiterste!
Laten we waken en bidden, dat wij nooit déze crisis der jeugd kwijt raken, waarin wij voor Gód staan. Wij zijn niet van onszelf maar van Hém. En we zijn er niet voor onszelf maar voor Hem en daarom met elkaar voor de kerk, voor zijn kerk, die ook de onze mag zijn. Leven met de Here, hoe hebben we dat nodig!

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Het beginsel van de Afscheiding (VIII, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1982

De Wekker | 8 Pagina's