Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bewaar het pand Bewaar de band (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bewaar het pand Bewaar de band (7)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vergeving en eenheid der gemeente
De eenheid van de gemeente komt tot stand door de christelijke liefde. Nu willen we zien hoe de Reformatie heeft gesproken over deze eenheid der gemeente.
Bucer legt een sterke nadruk op het feit, dat de vergeving het karakter van de liefde bepaalt. Waar de laatste heerst verdragen de mensen elkaar, aangezien niemand zonder zonde is. Men dient elkaar te vergeven en elkaar te helpen om de eenheid van de Geest te bewaren. Het geheim van deze liefde ligt in de vergeving, die wij allen moeten ontvangen en die wij ook aan elkaar hebben te bewijzen. Bucer heeft deze gedachten in een korte commentaar op de brief aan Efeze gegeven (1527).
In een veel bredere uiteenzetting ongeveer 25 jaren later gegeven onderstreept Bucer de gedachte van de gemeenschap der heiligen. De band van de vrede, waardoor wij ons aan elkander hebben te onderwerpen, bestaat volgens hem hierin, dat wij elkanders heil voor zoveel in ons vermogen is verzorgen. „Een band, zei ik, is het, waardoor God ons aan elkander verbindt, opdat wij in Christus het Hoofd wederzijds leden van elkaar zouden zijn. Zo is het voor deze eenheid noodzakelijk dat een ieder zich aan de ander onderwerpt, over zichzelf niet aanmatigend gevoelt, maar zijn eigen zwakheid zal erkennen."
Tweedracht ontstaat uit hoogmoed. Waar deze gevoed wordt moet de gemeente wel uiteenvallen. Bucer raakt hier aan een zeer belangrijk gegeven voor wat betreft de eenheid van de gemeente. Een levende gemeenschap der heiligen is ervoor noodzakelijk. De een heeft een taak en roeping ten opzichte van de ander. Wij worden dienaren van elkanders heil. En zo komt de ware eenheid tot stand.
Het moet een teken aan de wand zijn voor ons, wanneer men klaagt over gebrek aan een hartelijke gemeenschap der heiligen. Daar ligt de wortel voor het conflict en voor het schisma: gebrek aan wederzijdse onderworpenheid aan de begeerte om van elkander te leren. Inderdaad is de hoogmoed de bron van het schisma. De nederigheid, de kennis van eigen zwakheid bindt de mensen aaneen.
Wij bezitten van Bucers hand een preek over de tekst die ons tot nu toe bezig heeft gehouden: Ef. 4:3. Het is een van de weinige preken die we van hem kennen. Waarschijnlijk heeft hij de tekst gebruikt bij de bevestiging van ambtsdragers om de gemeente te zeggen wat zij van de ambtsdragers mocht verwachten en omgekeerd om de ambtsdragers te wijzen op hun dienst in de gemeente als gemeenschap der heiligen. Uitvoerig gaat Bucer hier in op de wederzijdse verplichtingen van ambt en gemeente. De tekst is: verdragende elkander door de liefde, u beijverend om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede.
Bij wijze van samenvatting schrijft Bucer erbij: Hier wordt duidelijk geleerd wat de dienaren aan het volk en ook wat het volk aan de dienaren heeft te vervullen alsmede wat ieder christen aan zijn naaste volgens het recht van de christelijke gemeenschap heeft te betonen.
De geest van de christelijke gemeenschap is het drijvende beginsel, waardoor die gemeenschap bewogen wordt: „De eenheid van deze geest bestaat in de overeenstemming van de heiligen, de eensgezindheid, waardoor zij, die door de Geest van Christus bewogen worden allen hetzelfde menen te moeten doen en ook metterdaad trachten te doen. Zoals zij door de Geest van Christus gedreven worden zo moeten zij noodzakelijkerwijs één van hart en zin zoeken hetgeen de Geest van Christus zoekt, betracht en najaagt. Zij die door deze Geest gedreven worden zoeken voor alles de verloren kinderen Gods en zij ijveren om hen tot Christus te brengen. En wat ze leven, dat leven ze alleen terwille van deze ene zaak. Immers zij zeggen: Het leven is mij Christus. En: ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Déze goede Herder van zijn kudde heeft voortdurend maar één ding op het oog, terwille waarvan Hij in de wereld kwam, zoals Hij tijdens zijn leven op aarde betoonde, zó leeft Hij en beweegt Hij zich in al de zijnen, n.l. om te zoeken en zalig te maken wat verloren is". . . „Hier blijkt ook overduidelijk van Wie, langs welke weg en op welke wijze deze geest van eenheid gezocht en ontvangen kan worden, n.l. van ons aller enige Hoofd en Zaligmaker Jezus Christus en door die diensten die Hij zelf daartoe voor ons heeft ingesteld."
Bucer ziet in de eenheid van de gemeente Christus zelf als het Hoofd van zijn Lichaam aan het werk. Christus is geen „ledige" Zaligmaker, geen werkeloze Heiland. Hij werkt in de zijnen. En zo wordt de kracht van de verzoening en van de vergeving zichtbaar in de eenheid van de gemeente. Hoe duidelijk blijkt hier dat Bucers begrip van de eenheid niet een statisch maar een dynamisch begrip is.

Calvijn over de eenheid der gemeente
Het zou de moeite waard zijn om na te gaan hoe Calvijn heeft geoordeeld over het wezen van de eenheid der gemeente. We beperken ons hier tot de tekst uit Ef., die ons tot nu toe voor de aandacht stond. Ook Calvijn denkt bij de eenheid van de Geest aan de geestelijke eenheid: „Sommigen nemen dit voor geestelijke enigheid, die de Geest Gods in ons werkt. En zeker, alleen deze maakt ons eendrachtig, ja één. Toch vat ik het eenvoudiger op van de eendrachtigheid van het hart. Hij leert, dat de eenheid tot stand komt door de band van de vrede aangezien uit allerlei getwist haat en gespannen verhoudingen voortkomen. Wij moeten derhalve vreedzaam leven, opdat onder ons de goede verstandhouding zou blijven."
Voor Calvijn hangt deze eenheid onmiddellijk samen met de éne roeping waarmee al Gods kinderen geroepen zijn. Daardoor groeien wij in één Lichaam en in één ziel samen. Wij kunnen het eeuwige leven op geen andere manier ontvangen, dan door hier op aarde eensgezind te leven. Want zozeer heeft God allen tegelijk als met één stem geroepen, opdat zij onderling verenigd door hetzelfde geloof zich zouden beijveren om elkander onderling te helpen. Wanneer de overweging daarvan zou gevestigd zijn in ons hart, n.l. dat de kinderen Gods net zo min onder elkaar verdeeld kunnen zijn, als het rijk der hemelen verdeeld kan worden, hoeveel te ijveriger zouden we zijn om de onderlinge goede verstandhouding te bevorderen? Wat voor een grote afkeer zouden we allen hebben van onderlinge wrijvingen, wanneer we, zoals het behoort, zouden bedenken dat allen, die zich van de broeders scheiden, zich vervreemder van het rijk van God. Ik begrijp niet hoe het komt, dat we ons rustig beroemen, kinderen van God te zijn, terwijl we onderlinge broederschap vergeten. Laten we daarom van Paulus leren dat we allerminst bekwaam zijn om deze erfenis te ontvangen tenzij we een lichaam vormen en een geest."
Calvijn heeft dit in zijn preken over Efeze deze zelfde gedachten breder uitgewerkt: de eenheid van het geloof hangt af van de unieke, eeuwige waarheid Gods, waarin zij gegrond is. Ook in de institutie heeft Calvijn over de betekenis van de eenheid van de gemeente gesproken. Hij neemt, zoals hij trouwens in zijn commentaar op Efeze ook reeds gedaan had, gedachten van Bucer over, door te wijzen op de actieve gemeenschap der heiligen. In boek IV, hoofdstuk I beschrijft hij de aard van de gemeenschap waarvan wij ons niet mogen vervreemden (par. 12). Hij wijst hier het perfectionisme af. Weliswaar kunnen wij in alles met elkaar overeenstemmen, maar er is niemand die geen last heeft van een vleugje onwetendheid, en daarom zou er geen kerk moeten overblijven, wanneer we elkaar niet wisten toe te geven in die zaken, die de hoofdsom van de religie onverlet laten. De onderlinge gemeenschap moet echter de nodige speelruimte hebben. Het kwalijke voorbeeld van de Donatisten leert ons dat de band der gemeenschap verbroken wordt, wanneer de nodige verdraagzaamheid niet betracht wordt. De eenheid van de gemeente staat anders op het spel.
In boek IV, hfdst. XII, par. 11 en 13 stelt Calvijn deze kant van de gemeenschap der heiligen: men moet de onderlinge vermaning niet overdrijven, anders wordt het lichaam van de kerk met ondergang bedreigd. Hier functioneert de verdraagzaamheid als wapen tegen het separatisme: de zucht tot afscheiding waardoor dopersen en geestdrijvers werden meegesleurd. Calvijn stemt volkomen met Augustinus in, waar deze zegt dat men slechts dan de bozen zal verwijderen uit de gemeente „wanneer het kan geschieden zonder gevaar om de vrede te schenden." Paulus' vermaning om de eenheid des geestes in de band des vredes te bewaren, kreeg op deze wijze wel een heel bijzondere spits, zij bleek actueel te zijn in de praktijk van de kerkelijke tucht en ook hier bevinden wij ons in de traditie waarin de eenheid van de gemeente werd opgevat als een gemeenschap die in verdraagzaamheid jegens elkander het kwaad in het midden in liefde bestrijdt.
Bewaar de band: de gereformeerde reformatie heeft het woord van Paulus opgevat als een appel tot eenheid, maar niet tot elke prijs. Zij riep op tot verdraagzaamheid waar deze voortkwam uit het wezen van het evangelie.
Maar kwam dit laatste in gevaar, dan koos zij voor het pand dat haar was toevertrouwd.
De spanning tussen het bewaren van het pand en het bewaren van de band, zal ons een volgende maal bezighouden.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Bewaar het pand Bewaar de band (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1982

De Wekker | 8 Pagina's