Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen scheiding maken tussen . . . (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen scheiding maken tussen . . . (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is een oude kwestie, die ik deze keer in deze rubriek behandel. Jaren geleden werd ze aan de orde gesteld onder de titel „De eenheid van het leven". Deze keer onder een andere-titel: Geen scheiding maken tussen . . . en dan bedoel ik tussen leer en leven; woord en daad; eerste en tweede tafel van Gods wet; zondag en werkdag en vult u zelf maar in.

Aanleiding
De aanleiding tot het schrijven van dit artikel en het kiezen van dit onderwerp deze keer ligt in een bewogen reactie, die ik onlangs kreeg op een zondagavond naar aanleiding van een gehouden radio preek, van een eenzame weduwnaar, ex-ambtsdrager van een onzer kerken.
Zijn reactie was geen kritiek op wat gepreekt was en gezegd werd; veeleer op datgene wat niet gezegd was en wat deze broeder zo graag had willen horen, zich niet afvragend of dat in de preek paste of niet. Dat betekent dat de zaak hem hoog zat en dat hij graag wilde dat zijn zaak - en niet van hem alleen - nu eens extra aan de orde werd gesteld.
Het was hem nl. niet alleen opgevallen, maar hij ondervond het zelf dat er in de praktijk zo weinig terecht komt van het gebod tot naastenliefde. Er wordt wel goed en mooi gepreekt, maar wat brengt de gemeente er van terecht in praktijk? Als je zelf eenzaam bent hoe kun je dan snakken naar contact met een ander, die toont interesse voor je te hebben. Maar hoeveel mensen hebben dat? Hoeveel mensen bekommeren zich om een eenzame ziel?
De zaak, die in een kreet telefonisch aan de orde werd gesteld, heeft veel bredere afmetingen. Er zit veel meer aan vast en er werkt veel meer achter dan we op het eerste gezicht denken.
De lezer begrijpt: de zaak is niet nieuw, maar ze is wel belangrijk en ze blijft wel in elke tijd actueel en wordt misschien steeds actueler. In dit en het volgende nummer willen we er iets breder en dieper op ingaan.

Voorbeelden
Het is misschien goed om maar midden in de praktijk te duiken en enkele voorbeelden te geven die duidelijk maken wat de bedoeling is van de zaak, die we hier aan de orde stellen.
Om eerst maar even verder te gaan op de aanleiding tot dit artikel: het lijkt me toe dat we in de christelijke gemeente nog veel te weinig aandacht schenken aan de eenzaamheid van weduwnaren, weduwen, alleenstaanden; dat we te weinig nog meeleven - wel in dagen van rouw, althans als reactie op de eerste klap - maar dat we spoedig vergeten en erg druk zijn met ons eigen leven, ons eigen gezin en onze eigen familie. Heel begrijpelijk; heel goed te verdedigen. Maar als we ons de situatie van de persoon in kwestie eens indenken dan moeten we zijn of haar reactie ook kunnen begrijpen: wat komt er nu terecht van de hoog geprezen naastenliefde, sterker nog broederliefde. Het wordt in de kerk met bewogen stem door de dominee geciteerd en de gemeente zingt het uit volle borst: Ai, ziet hoe goed hoe lieflijk is 't dat zonen (en dochters) van hetzelfde huis als broeders (en als zusters) samenwonen. Maar wat is de werkelijkheid anders!
Eenzamen worden vergeten. Jakobus mag schrijven dat de zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, maar daar hebben wij vandaag de diakonie en gespecialiseerde zusterkringen voor. Bovendien zei laatst iemand: verdrukking is er niet meer bij weduwen, want ze hebben toch weduwenpensioen? Dus die tekst is langzamerhand verouderd en past niet meer in deze tijd. We hebben aan dit Jakobus-woord als volksgemeenschap voldaan . . .
Ga dan maar verder zonder de vuile was buiten te hangen. We kunnen schrijnende voorbeelden aanvoeren van een grote tegenstelling tussen leer en leven, de schone belijdenis en de slechte beleving van die belijdenis.
Wat kunnen gemeenteleden elkaar tegenover anderen toch vaak zwart maken. Wat wordt er veel geroddeld. Wat kijken mensen, die aan dezelfde Avondmaalstafel zaten, een paar dagen later langs elkaar heen. Wat hebben we weinig voor elkaar over en wat zetten we ons weinig voor de ander in terwijl de Here Jezus Christus Zichzelf verloochend heeft tot de dood. Wat kunnen we elkaar slecht vergeven wat we tegenover elkaar verkeerd hebben gezegd en gedaan zodat we niet met een eerlijk hart kunnen bidden: Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En dan wat is er weinig strijd te zien tegen onze boezem zonden, die toch altijd betrekking hebben op een van de geboden van Gods heilige wet.
De afgoden van geld en eigen eer, van genot en verslaving aan een verkeerde gewoonte worden in ere gehouden.
Op een eigenwillige wijze gaan we met Gods Woord om. Wat ons ligt doen we en wat ons niet ligt laten we voor wat hét is; wij zullen zelf uitmaken hoe we God zullen dienen en wanneer we naar de kerk zullen gaan, al willen we graag als christenen bekend staan en naar de hemel gaan.
Haat en nijd kunnen soms welig tieren onder christenmensen en er zijn broeders en zusters, die elkaar in de grond van de zaak niet uit kunnen staan en die het op een akkoordje gooien met de radicale eis van de Heiland: verzoen u eerst met uw broeder en kom dan en offer uw gave.
We hebben een groot woord over abortus praktijken, maar staat veler leven vaak niet op gespannen voet met het zevende gebod en waar is de liefde tot hem of haar die tot een daad kwam, die we schijnheilig afkeuren maar wier wortel in ons aller hart is te vinden?
Ik houd op - er is in vele opzichten wel een zuivere leer, maar aan het in praktijk brengen van die zuivere leer ontbreekt nog wel het een en ander. We strijden meer voor orthodoxie dan voor orthopraxie - meer voor de rechte leer dan voor de rechte levenspraktijk.
We leggen ons te gemakkelijk neer bij het feit dat we zolang we leven zondaren blijven. Daarmee sussen we ons geweten en we bekeren ons niet concreet van onze zonden ten koste van eigen blijdschap in het geloof en ten koste van verminderde werfkracht naar buiten.
Wordt onze naaste door onze godzalige wandel nog voor Christus gewonnen?

Oorzaken
Hoe komt het toch dat het zo ligt in het christelijke leven?
Nu zou men kunnen antwoorden: de allerheiligsten hebben toch in dit leven maar een klein beginsel van de voorgestelde gehoorzaamheid? Inderdaad, als ons door de buitenwacht gewezen wordt op onze onvolkomenheden dan kunnen we zeggen: dat weten wij zelf ook wel. We weten dat we zondaren blijven tot onze laatste snik. Maar in hetzelfde antwoord (114) waarin onze onvolkomenheid wordt beleden, wordt tegelijk gezegd „doch alzo dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige maar naar al de geboden Gods beginnen te leven.
Anders gezegd: het onderscheid tussen een christen en een niet-christen is niet dat de eerste niet zondigt en de tweede wel; maar het zit hierin-: een christen strijdt tegen de zonde en een niet-christen (en een schijnchristen) strijdt niet tegen de zonde. Daarom kan een christen niet jaar en dag in de zonde leven. Daarom moet in zijn leven de strijd tegen de zonde worden gezien. Daarom kan een christen zich niet neerleggen bij zijn zondigheid en kan hij niet „unverfroren" de zonde doen; hij kan daar zijn element niet in vinden. En dat moet gezien worden.
Als dat dan niet wordt gezien?
Dat kan liggen aan een eenzijdige levensinstelling waardoor de geestelijke zaken scheef worden getrokken ten koste van de goede functionering van het genadeleven. Is men al een kind van God dan toch zeker geen vruchtbaar kind van God; geen kind van God dat in de ruimte en in de blijheid staat. Ligt hier de oorzaak van de klacht dat er zo weinig doorbrekend werk van de Heilige Geest is?
Het kan liggen aan een eenzijdige prediking waarin de verhouding tot God alle aandacht krijgt, maar de verhouding tot de naaste onder de tafel wordt gewerkt. Deze eenzijdigheid heeft historische wortels. Prof. Kremer heeft destijds in zijn rede over „Prediking en ethiek" gezegd: „Het komt mij voor dat de Gereformeerde prediking te weinig de harmonische plaats voor de ethiek in de prediking heeft kunnen vinden omdat zij niet voldoende oog had voor de gegevens van het Nieuwe Testament ten aanzien van de wet." (Priesterlijke prediking, pag. 51).
Het ligt ten diepste aan ons zondig onbekeerlijk hart dat liever leven wil in ongebroken kracht dan sterven aan zichzelf.
Zo gezien is het aan de orde stellen van de scheiding tussen leer en leven geen horizontale, maar een bij uitstek geestelijke aangelegenheid. Niet begeren om te leven naar Gods wet en daarom niet strijden tegen ons blijven beneden de maat van de wet, raakt niet allereerst de verhouding tot de naaste, maar de verhouding tot God.
Als die verhouding werkelijk in orde is merkt de naaste dat; is dat laatste niet het geval dan is die verhouding tot de Here God niet in orde, als er al een duidelijke geloofshouding tot Hem is.
Volgende keer nog een paar kanten van deze belangrijke, altijd actuele zaak.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Geen scheiding maken tussen . . . (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1982

De Wekker | 8 Pagina's