Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christelijke presentie in de joodse staat (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke presentie in de joodse staat (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Een kerk, die zich echter na Auschwitz niet heroriënteert en zich geen rekenschap geeft van haar bijzondere relatie tot het joodse volk loopt het gevaar alle grond onder de voeten te verliezen. Zo'n kerk wordt een anachronisme, een vreemd fossiel en, om met Paulus te spreken, een tak zonder stam en wortel. Wanneer daarom gesproken wordt over de relatie tussen kerk en Israël, zal Israël eerst aan de orde moeten komen, want de wortel komt eerder dan de tak. Alle theologie van de 20e eeuw dient niet alleen temporeel, maar vooral principieel en materieel beoordeeld te worden naar het criterium, of het theologie is vóór of na Auschwitz".
In deze woorden heeft de schrijver van het boek, waarvan de titel hierboven staat afgedrukt aangeduid wat de stelling is, van waaruit hij zijn onderwerp bespreekt. De studie die geschreven werd als dissertatie heeft tot onderwerp de vraag hoe een christen in Israël werkelijk present kan zijn: uitdrukkelijk als christen, met eigen opvattingen over het volk dat opnieuw een plaats heeft gekregen in het land der belofte, óf als een vreemdeling en bijwoner, temidden van een volk dat de eigenlijke en oudste rechten niet alleen op het land, maar ook op alle beloften die ooit in verband met dit land gesproken werden, bezit. Misschien zou het thema nog wat nauwkeuriger geformuleerd kunnen worden, in ieder geval gaat het om de vraag niet maar van de presentie van christenen in Israël, maar om de modus quo van die presentie, d.w.z. om de manier waarop een christen daar aanwezig kan zijn. Daarbij valt niet te denken aan de mogelijkheden, die er voor een christen binnen de wetgeving van de staat Israël aanwezig zijn, maar veel meer om de vraag hoe ná Auschwitz het christendom zich nog zou kunnen presenteren, zich zou durven present stellen in Israël.
Het boek heeft vijf hoofdstukken. In de eerste dertig bladzijden biedt het een beschrijving van allerlei groepen en organisaties die zich in Israël gevestigd hebben. Deze inventarisatie is globaal en informeert op een overzichtelijke manier over de situatie, voorzover deze vanuit allerlei „christelijke" opvattingen is geschapen. Het tweede hoofdstuk geeft een overzicht vanuit het gezichtspunt van Israël. Wat is Israël, wat wil het Sionisme, hoe zijn land en religie op elkaar betrokken, wat betekent de secularisatie in de joodse staat en hoe stelt deze zich officieel op ten opzichte van het christendom.
Nu volgt in een derde hoofdstuk een onderzoek naar de diepere theologische motieven, die zijn aan te geven voor de aanwezigheid van groepen en organisaties in Israël. Hier ' wordt verteld wat al diegenen beweegt die zeer bewust zich daar gevestigd hebben: de joodse christenen, de messiasbelijdende joden en de vele missionaire groepen. Geschetst wordt de moeite van de eerste om hun dubbele identiteit te ontwarren. De joodse christen kan noch Jezus, noch zijn eigen volk loslaten. Men zoekt soms een verbinding met de „kerk uit de besnijdenis" van de eerste eeuwen. Soms is men er op uit om een eigen joods-christelijke theologie te ontwerpen. Deze zou terug dienen te gaan achter de grote leer beslissingen die in de kerk ten aanzien van de godheid van Christus zijn genomen. Ook zou deze theologie iets eigens kunnen brengen in de structuur van het gemeente-zijn, in een nauwe aansluiting aan de gebruiken van de synagoge.
Een goede beschrijving wordt geboden van de verwachtingen die missionaire christenen in Israël koesteren: hier zal het spoedig gaan gebeuren. Het is vrij duidelijk, dat dr. Schoon in al deze opvattingen niet zo veel aanknopingspunten vindt voor zijn eigen gedachten.
Daarom volgt bij wijze van intermezzo een dogmatische uiteenzetting. Motieven uit eerdere hoofdstukken worden nu opgenomen en getoetst aan het eigen dogmatische inzicht - van de auteur. Hier ligt m.i. de kern, het hart van het geschrift. De winst wordt in het laatste hoofdstuk binnengehaald, waar te lezen valt over de wijze waarop dr. Schoon zich de presentie van kerken en groepen in Israël voorstelt.
In het belangrijkste gedeelte van het boek gaat het om een dogmatische vraag naar de verhouding van kerk en Israël. Opvattingen van hen die in Israël op de een of andere manier present zijn worden hier getekend. Ook is er een exposeé - zij het heel kort - over wat dogmatische bezinning in de loop der eeuwen opleverde. Luthers houding, ongelofelijk negatief, en Calvijns inzicht, milder en met meer openheid, wordt hier beschreven. „Calvijns nadruk op de continuïteit tussen het oude en het nieuwe verbond, zijn grote waardering voor het O.T. en zijn afwijzing van de absolute tegenstelling tussen wet en evangelie hebben de gereformeerde theologie een zekere mogelijkheid van binnenuit gegeven om het jodendom niet als afgedaan te beschouwen".
Opmerkelijk zijn het juist deze punten, waarop een andere instelling ook ten opzichte van het Lutheranisme te constateren valt, die de doorslag geven. Een reden te meer dunkt me, om aan Luthers houding méér theologie ten grondslag te leggen, dan de auteur gedaan heeft. Overigens zou men Luthers uitlatingen over de opstandige boeren in de jaren twintig eens moeten vergelijken met die over de Joden uit later tijd. Men kan een frapperende overeenkomst opmerken. Het liegt er niet om. Toch zijn het alleen de communistische geschiedschrijvers, die Luther verantwoordelijk stellen voor sociale misstanden tot in deze eeuw toe. Ik bedoel maar dat men niet zo recht-toe recht-aan kan concluderen van Luther naar het antisemitisme, of naar de antisemitistische ideologie.
Interessant wordt het wanneer dr. Schoon allerlei vormen van „ontsporingen" op een rijtje zet: het vervangingsmodel (christendom is in de plaats van het jodendom gekomen); integratie-model (de kerk neemt de „rest" van Israël in zich op); typologie-model (Israël is type voor de werkelijkheid die in Christus is verschenen); illustratie-model (Israël is de duistere achtergrond van de heerlijkheid van het christendom); onderschikkingsmodel (het bijzondere wordt ondergeschikt gemaakt aan het algemene) en het marionet-model (Israël is er slechts als instrument om de beloofde eindtijd nabij te kunnen brengen). Al deze ontwerpen zijn echter achterhaald, omdat zij geen rekening hebben gehouden met de verschrikkingen van Auschwitz. Het antisemitisme hebben zij wellicht op hun eigen manier bevorderd. Wellicht zijn er, volgens dr. Schoon nuanceringen aan te wijzen in de aanklacht, dat er lijnen lopen van de eerste oorsprongen van het christelijke anti-judaïsme naar Auschwitz. „Maar deze „nuanceringen" kunnen het christendom niet bevrijden van de smet van de directe en de indirecte betrokkenheid bij dit onmenselijke gebeuren". Maar dan ligt de volgende stap ook voor de hand. Dan moet het anti-semitisme ook reeds in het Nieuwe Testament zijn aan te wijzen. Ook al zou een vakkundige exegese aantonen, dat het latere antisemitisme zich ten onrechte heeft beroepen op teksten van het Nieuwe Testament, dan nóg „blijft staan, dat deze teksten eeuwen lang voedsel gegeven hebben aan het antisemitisme van de grote massa en dat deze geschiedenis nog steeds doorgaat." De teksten hebben hun uitwerking gehad, en er zijn er bij, die na Auschwitz niet meer kunnen functioneren in de christelijke gemeente als betrouwbare uitspraken over de realiteit van het joodse volk . . . „In de christelijke gemeente zal het inzicht moeten groeien, dat teksten nooit gebruikt kunnen worden om het joodse volk van zijn bestaansrecht te beroven. Ruimte voor het zelf verstaan van Israël kan het enige antwoord zijn van kerk en theologie, wanneer in het gebeuren van Auschwitz Gods oordeel over het christendom wordt vernomen" (166v.). Het lijkt me toe, dat hier over gesproken moet worden. Deze stelling over het anti-semitisme in het Nieuwe Testament is van te grote betekenis. Dat blijkt wel uit de consequenties die dr. Schoon daaraan verbindt. Daarover een volgende keer nog, D V.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1982

De Wekker | 12 Pagina's

Christelijke presentie in de joodse staat (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1982

De Wekker | 12 Pagina's