Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar is God en Wie is Hij eigenlijk? (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar is God en Wie is Hij eigenlijk? (VII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met veel enthousiasme is de laatste jaren gebouwd aan allerlei beelden van God. En met veel enthousiasme is er ook naar gegrepen. Een tiental jaren geleden hoorde ik nog zeggen, dat op gesprekskringen, waar een boekje van één van deze moderne theologen besproken was, die besprekingen bevrijdend hadden gewerkt. Men voelde zich niet meer gebonden aan bepaalde opvattingen omtrent het gezag van de Bijbel, resultaten van de moderne wetenschap konden zonder meer worden geaccepteerd, de bijbelverhalen konden met een rustig geweten op scholen worden doorverteld zonder dat men in wonderen en al die onwaarschijnlijkheden behoefde te geloven, bij toenadering tussen verschillende groepen en kerken was de belijdenis geen sta-in-de-weg meer etc.
Ook in de politiek - om nog maar één voorbeeld te noemen - is het nieuwe denken door sommigen met vreugde begroet. Er werden overeenkomsten ontdekt tussen christenen met deze vooruitstrevende beelden van God en b.v. Neo-Marxisten, welke laatste ook wel beseften, dat het zonder religie toch te koud en te kil was en tot hun verwondering ook christenen ontmoetten die een optimistische toekomstvisie hadden, niet omdat ze een ingrijpen van boven verwachtten maar omdat ze hoopten op de betere toekomst voor deze wereld.
Omdat de toekomst op ons toekwam. Christenen, die omtrent het lijden haast dezelfde klanken lieten horen als ze herkenden uit het Marxisme.
Wanneer ik het goed zie is dat enthousiasme bezig om te slaan in zijn tegendeel. De nieuwe moderne theologie blijkt enkele vragen toch niet te kunnen beantwoorden.
En wel de volgende:
1. Is het wel waar, dat geloof en hoop algemeen menselijke verschijnselen zijn?
Is het niet veeleer zo, dat wanhoop en absoluut ongeloof zich hand over hand van veel mensen gaan meester maken?
2. Is er in de moderne theologie niet een beetje (of heel veel) gesmokkeld?
a. Al zouden we uit de ervaringswereld kunnen bewijzen, dat God (of een god) bestaat - een vraag waarover al eeuwen lang veel gestreden is - laat zich de daarop gebouwde theologie wel vermengen met de bijbelse gegevens? Is het niet juist zo, dat zowel de profeten van het Oude Testament als de apostelen van het Nieuwe Testament zich beroepen op openbaring die van buiten af tot hen komt? Daaraan ontlenen zij het gezag waarmee ze spreken.
b. Daaraan koppelt zich de vraag of de werkelijkheid van het geloof gedacht kan worden vanuit het menselijk subject, dus vanuit de mens.
c. En in het bijzonder t.a.v. wat die theologie die men wel de theologie van de hoop noemt klemt de vraag, of men niet wat men de voordeur uitgestuurd heeft (een onbewezen openbaring van bovenaf te moeten aanvaarden) de achterdeur weer binnen gehaald heeft door te spreken van een god vóór ons (in de toekomst dus). Want wat die toekomst brengt weet met puur wetenschappelijke zekerheid niemand.
„Van boven naar voren" luidt dan ook de korte maar veelzeggende titel van een boek van iemand die de methode van dit theologisch denken grondig heeft onderzocht.
Het is dan ook opmerkelijk dat vele moderne theologen die „tamelijk dicht bij de Bijbel" zijn begonnen zich hoe langer hoe meer van de Bijbel verwijderen en zich steeds meer gaan oriënteren op het moderne levensgevoel, het denken van de moderne mens etc.
Daarmee wil niet gezegd zijn, dat we in ons bezig-zijn met de Bijbel ons niets hoeven aan te trekken van de vragen en noden van de moderne mens.
Wie dat er in leest begrijpt me verkeerd.
Maar wie meent terwille van de bereikbaarheid van de moderne mens geen boodschap meer te hebben aan de „oude" opvatting, dat God van buiten af - sprekend met gezag - tot ons komt door zijn Woord en Geest, komt vroeg of laat tot de ontdekking vóór diezelfde moderne mens ook geen boodschap meer te hebben.
Bovenbedoelde samenvattend kan ik dat niet beter doen dan met de woorden van dr. K. Runia: Christelijke theologie, die de taak heeft om de rijkdom van dit geloof te ontvouwen zal m.i. haar taak alleen dan kunnen vervullen, als ze zich eerder opstelt binnen de cirkel van het geloof om van daaruit aan anderen (binnen en buiten de kerk) te laten zien wat het betekent te geloven in Jezus Christus als de centrale, normatieve en definitieve openbaring van God in deze geschiedenis. Ze zal daarbij ongetwijfeld ook proberen de gronden van haar geloof aan te wijzen. Of deze gronden echter anderen zullen overtuigen ligt niet in haar macht. Hier blijft het laatste woord aan God, die niet alleen degene is die zich openbaart, maar ook degene die tot geloof brengt.
Dat hebben de reformatorische theologen altijd bedoeld als ze zeiden:
God kan alleen door God gekend worden.
(Eigentijdse Vragen; pag. 78)
Het is dan ook niet in te zien hoe de moderne denkbeelden over God de moderne mens (weer) tot God zullen brengen. Ik vrees dat eerder het omgekeerde het geval zal zijn.
Met name jonge mensen die met enthousiasme kennis nemen van gedachten over God, waarbij ze niet langer verplicht worden „van alles en nog wat " op gezag te geloven, maar waarbij ze toch vanuit een „christelijke inspiratie" bezig kunnen zijn voor deze wereld en werken kunnen aan een betere toekomst, zullen ontgoocheld uitkomen.
En menselijkerwijs gesproken zullen ze daarna nog meer ontoegankelijk zijn voor de bijbelse boodschap dan daarvoor.
Bovendien is de vrees niet ongegrond dat deze moderne godsbeelden evenals in het oude heidendom zullen leiden tot een afschuwelijke vermenging van godsdienst en zonde. Het zou een aparte serie artikelen vragen dit uit te werken. Maar ik wil toch niet geheel nalaten hier op te wijzen.
Wie bij de mens begint in zijn denken over God begint altijd bij de zondige mens. Immers, wie niet afhankelijk wil zijn van een Woord, een Openbaring van buiten of van boven (hoe men het ook noemen wil) maar zich baseren wil op feitelijkheden van deze tastbare wereld en daarom begint bij de mens kán niet beginnen bij de zondeloze mens. Want die is er niet buiten Hem om, die God en Mens is.
En . . . uitgaande van de waarneembare mens in deze wereld is er geen norm meer dan deze mens zelf. In sommige publikaties wordt al enigermate duidelijk wat daarvan de gevolgen zijn. Wat de consequenties zullen zijn - ook voor de zgn. christelijke godsdienst - laat zich slechts met huiver bevroeden.
Toch willen we hier niet eindigen. Hoewel deze serie al langer (en hier en daar mogelijk ingewikkelder) geworden is dan de bedoeling was. Het is namelijk niet ondenkbaar en zelfs zeer waarschijnlijk dat het ontstaan van deze denkbeelden over God voor een deel te wijten is aan onszelf. Omdat wij er ook beelden op nahielden (en op na houden?) die mogelijk wel bijbelser leken te zijn dan de genoemde, maar het in feite toch niet waren. We willen over die vraag ook nadenken.
Niet omdat het zo hoort, ook de hand in eigen boezem te steken. Ook niet alleen omdat het eerlijk is dat ook te zeggen, hoewel dat natuurlijk wel het geval is. Maar vooral om een poging te wagen elkaar óók voor die beelden te waarschuwen. En . . . opdat we elkaar de vraag zouden stellen: zijn we niet mee schuldig?

P.N.R.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1983

De Wekker | 8 Pagina's

Waar is God en Wie is Hij eigenlijk? (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1983

De Wekker | 8 Pagina's