Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De oplegging der handen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De oplegging der handen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een klein onderdeel van de bevestiging van een kandidaat in de theologie en tot de heilige dienst tot dienaar des Woords van een bepaalde gemeente wordt gevormd door de kerkelijke ceremonie van de oplegging der handen. Onze kerkorde spreekt daarover in Art. 4. De vereisten voor de toelating tot de dienst des Woords en der sacramenten bestaan uit deze vier noodzakelijke handelingen: 1. de beroeping, 2. het examen, 3. de approbatie en 4. de openlijke bevestiging.
Van deze laatste wordt gezegd, dat zij plaats heeft in de dienst des Woords met gebruikmaking van het daartoe opgestelde formulier en met oplegging der handen door de dienaar die de bevestiging verricht, aan welke handeling ook kan worden deelgenomen door andere predikanten die bij de bevestiging tegenwoordig zijn.
Zó luidt de tekst in de kerkorde die in onze kerken is aangenomen. Zij is afkomstig uit de orde, die door de Dordtse synode was vastgesteld en waarin de bevestiging als volgt is omschreven:
„Ten laatste in de openlijke bevestiging voor de gemeente, dewelke met behoorlijke stipulatie en afvraging, vermaningen, gebed en oplegging der handen van den dienaar, die de bevestiging doet (of enige anderen, zo daar meer dienaren zijn), toegaan zal naar het Formulier daarvan zijnde. Wel verstaande, dat de oplegging der handen zal mogen gedaan worden in de classicale vergadering, aan den nieuwen gepromoveerden Dienaar, die gezonden wordt in de Kerken onder 't kruis."
Men had in 1618/19 de bevestiging aldus geregeld. In de zestiende eeuw werd de oplegging der handen niet strikt voorgeschreven. Menige synode voegde aan de bepaling toe: waar men dezelve hebben kan. Op de eerste synode werd de handoplegging zelfs nagelaten terwille van de bijgelovigheid. Later stelde men vast dat een dienaar ook bevestigd zou kunnen worden met het geven van de rechterhand der gemeenschap. Blijkbaar had men in het begin hier in Nederland nogal moeite met de plechtigheid. Er zijn dan ook heel wat predikanten zonder oplegging der handen dienaar des Woords geworden. Maar na Dordt 1618/19 heeft men besloten dat het op deze manier diende te geschieden. Zo veel is wel duidelijk, dat het naar de opvatting van onze vaderen geen beslissend onderdeel is van de bevestiging.
Het is in ieder geval iets totaal anders dan de handoplegging in de roomse kerk. Juist door die handoplegging komt daar het eigenlijke van de bevestiging tot stand. De priester die zo geordineerd wordt komt in een onafgebroken opeenvolging te staan, die reeds met de apostelen is begonnen: de apostolische successie. Men komt op die manier om zo te zeggen onder de handen van de apostelen vandaan. En daarin ligt dan de garantie van de echtheid en de geldigheid van het ambt. Men ontvangt daardoor een onverliesbare ambtsgenade, die hierin bestaat dat men de macht heeft ontvangen om de sacramenten te bedienen. Daarom is het sacrament van de priesterwijding ook het meest eigenlijke sacrament. Alle andere zijn afhankelijk van dit sacrament. Maar zo staat het in de Reformatie niet. Men verwierp de gedachte van een ambtelijke sacramentele genade, omdat deze de christenmens van zijn vrijheid had beroofd en in een positie van ondergeschiktheid en afhankelijkheid had gebracht. Daardoor was immers het klasse-verschil tussen geestelijken en leken ontstaan. Daardoor was de eenheid van het volk van God principieel gebroken.
De Reformatie herstelde nu de eenheid van het volk van God. De dienaren werden niet van bovenaf geroepen, maar door de gemeente zelf. En als men vermoedde dat er bijgelovigheid zou ontstaan, dan werd eenvoudig de handoplegging weggelaten, of werd zij vervangen door de broederlijke hand der gemeenschap.
Geen sacrament dus! Geen bijzondere en altijd vanzelf blijvende genade. Ook niet een geestelijke stand die boven het gewone volk staat. Maar wel een kerkelijke plechtigheid, die binnen het geheel van de bevestiging ordelijk moet geschieden.
Het zou interessant zijn om na te gaan op welke manier men de zin van deze handeling omschreef. Bucer heeft zich vrij uitvoerig over de zaak uitgelaten. Voor hem was het een sacramentele ceremonie, met de nadruk op het laatste: een ceremonie met een confirmatief, een bevestigend karakter. Hij wilde de plechtigheid toegepast zien bij de bevestiging van ambtsdragers, van jonge mensen die belijdenis deden, en ook bij het bevestigen van een huwelijk.
Het voornaamste is bij al die kerkelijke handelingen de belofte van God, en in verband daarmee de voorbede van de gemeente. Wanneer deze hebben plaatsgehad: de verkondiging van de belofte in de prediking, en het pleiten op de belofte in het gebed, dan mag de oplegging der handen een bevestiging van Gods kant zijn dat Hij Zijn hulp en bijstand altijd wil verlenen.
Wie de zaken zo ziet kan begrijpen, dat de formule, waarbij van die hulp en bijstand gewag wordt gemaakt, er werkelijk bijhoort. Bij de handoplegging spelen wij geen stommetje. Het gaat er niet zwijgend toe. Er is juist sprake van het Woord Gods, waardoor de hand van God, de leiding van de Geest wordt zichtbaar gemaakt in de hand van de bevestiger. Men zou kunnen zeggen: Gods Woord in mensenmond maakt Gods hand in mensenhand zichtbaar.
Met een verwijzing naar bijbelse gegevens onderscheidt Bucer dan drie momenten in de oplegging der handen.
Het eerste is dat van de versterking of vertroosting van Gods kant. Het tweede is dat van de toewijding van de kant van de bevestigde. En het derde is dat van de opdracht of deputatie van de kant van de gemeente. Het zijn zinvolle gedachten. God belooft Zijn bijstand aan wie Hij roept. De geroepene wijdt zich geheel - niet maar gedeeltelijk, maar geheel en al - tot de dienst in de kerk. En de gemeente herkent nu degene die zij afzondert tot deze dienst.
Calvijn spreekt op drie plaatsen in de Institutie van de handoplegging. Hij stelde in een brief aan de magistraat van Geneve de invoering ervan in Geneve tot een voorwaarde voor zijn terugkeer in 1541. Maar het werd hem niet vergund de plechtigheid bij de bevestiging van dienaren verricht te zien. De magistraat weigerde tot de invoering over te gaan.
Na Bucer en Calvijn hebben vooral Zepperus en Hyperius geschreven over de wenselijkheid van de invoering. En zo is een oud-joods gebruik via de gewoonte in het nieuwe testament en door de Reformatie in eer hersteld weer in de kerken gekomen.
Alleen maar - het moet een kerkelijke plechtigheid blijven. Daarmee bedoelen we nu twee dingen. In de eerste plaats, dat we het gebruik niet overschatten. We zeiden reeds: het is geen sacrament. En het is dus verkeerd dit moment te zien als het hoogtepunt van de dienst waarin de bevestiging plaats vindt. Dat hoogtepunt was al eerder achter de rug. Het was de roeping van Godswege, het was - hetzelfde - de verkiezing of roeping vanwege de gemeente. Er zijn in de begintijd van de Reformatie tientallen predikanten nooit bevestigd, maar zij waren wèl geroepen en zij hebben veelal met veel zegen gediend. Daar ligt dus een belangrijk moment: de roeping. Deze wordt bevestigd. Als die er niet is valt er eenvoudig niets te bevestigen! En derhalve moet men zich niet blind staren op dit ene plechtige ogenblik, dat menigeen terecht niet zonder een traan in het oog meemaakt! Het is iets geweldigs omdat het een confirmatie van een roeping is. Geen bijgelovige overschatting dus. Eenvoud is hier het kenmerk van het ware! Hoe eenvoudiger, hoe beter. Die hele lange rij van handopleggers is geen teken van de eenvoud van de zaak. De bevestiger stond er in de kerkorde, de dienaar die de bevestiging doet - of enige anderen, zo daar meer dienaren zijn. Bedoeld is hier: zo daar meer dienaren in die gemeente zijn. De verandering van onze kerkorde is niet geschied om een grote toeloop van participanten aan de handoplegging mogelijk te maken! Eenvoud en soberheid mogen de ernst van het ogenblik onderstrepen.
Maar dan ook geen onderschatting. De oplegging der handen is een kerkelijke plechtigheid, het is geen familiebijeenkomst. Het gaat niet om een gezellige vriendenkring, waarin de kandidaat zich zo thuis voelde, en die dan een invitatie ontvangt om aan deze handoplegging het karakter van een vriendendienst te verlenen. Nog veel minder is dit ogenblik geschapen om naar willekeur, of moet ik zeggen, naar voorkeur van de kandidaat de kerkmuren naar beneden te halen en er een soort van kleinschalige oecumenische happening van te maken: iedereen een brok in de keel, uit gemengde gevoelens samengesteld, zo van: dat dit dan toch maar kan. Of: dat dit niet altijd mogelijk is! Of: eigenlijk moest het toch altijd anders. Een kandidaat die geordend wordt in de Christelijke Gereformeerde Kerken zal door een Christelijke Gereformeerde dienaar in het ambt bevestigd worden met oplegging van diens handen en geen andere. Omdat die andere handen niet zuiver zijn? Geenszins, maar omdat het een kerkelijke plechtigheid is: geen persoonlijke, geen familiaire, geen amicale, maar een kerkelijke!
In de omgang der verschillende kerkelijke denominaties kunnen we best wat meer amicitia gebruiken. En we zouden ons wel meer dan wij gewoon zijn, kunnen herinneren dat we in andere gereformeerde kerken iets van eigen familie hebben. Maar het kerkelijke vraagstuk is te serieus dan dat we het met een handomdraai gedurende de bevestiging van een kandidaat oplossen. En wie het niet wil oplossen verdoezelt het, hetgeen de beste bijdrage is aan de bestendiging van de kerkelijke verdeeldheid.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1983

De Wekker | 8 Pagina's

De oplegging der handen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1983

De Wekker | 8 Pagina's