Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ben Ik die Ik zeg te zijn? (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ben Ik die Ik zeg te zijn? (I)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de vraag wat Christus van Zijn gemeente en van Zijn volgelingen individueel in deze wereld verlangt, kan geen verschil van mening bestaan. Op menige plaats in de bijbel, zowel in het oude als in het nieuwe testament, komt men daarover niet mis te verstane uitspraken tegen. In het oude testament richten die uitspraken zich sterk op de positie van afzondering waarin God het volk Israël ten opzichte van de afgodische heidenwereld had gebracht. Telkens weer moest God het door Hem verkoren en afgezonderde volk in die positie laten corrigeren en bijstellen. Een duidelijk voorbeeld daarvan is Jozua 24, waar te lezen is hoe de Verbondsvernieuwing te Sichem uitliep in een krachtige prediking van Jozua over het dienen van de HEERE in volstrekte toewijding, met een ongedeeld hart. Andere goden werden door God niet geduld. Een tweede voorbeeld uit het oude testament is het machtige verhaal uit Daniël 3, waarin Sadrach, Mesach en Abednego een duidelijk voorbeeld zijn van gelovigen die in een volstrekt afgodische omgeving, onder moeilijke en dreigende omstandigheden, een onvoorwaardelijke keuze voor de God van Israël doen. Gesproken is dan nog niet over de vele aanwijzingen voor een echt leven naar de wetten Gods zoals die in de boeken der profeten zijn verwoord.

Zout der aarde
In het nieuwe testament laat Christus, die Zich het Licht der wereld noemt, er geen onduidelijkheid over bestaan hoe Hij de positie ziet van hen die zich naar Zijn naam noemen. Mattheus 5:13-16: „Gij zijt het zout der aarde (. . .). Gij zijt het licht der wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken." Wetend wat Zijn discipelen in de wereld te wachten stond wanneer zij zich voor Hem niet zouden schamen, sprak Hij tot hen: „Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor Mijn Vader, die in de hemelen is, maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor Mijn Vader, die in de hemelen is" (Matth. 10:12 en 13). Wanneer Christus in Mattheus 25:31-46 Zijn discipelen informeert over de toedracht bij het oordeel van de Zoon des mensen aan het einde der tijden, worden beoordelingscriteria genoemd die duidelijk te maken hebben met de wijze waarop allen die zeggen Hem lief te hebben, in de wereld aan hun liefde en geloof uitdrukking hebben gegeven.

Rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld
Ook op veel plaatsen in de apostolische brieven heeft God de gemeenten van weleer en daarin de kerk van alle eeuwen, laten weten aan welk profiel Zijn kinderen in deze wereld hebben te beantwoorden. In Filippenzen 2 bijvoorbeeld, waarin sprake is van de volharding in de gezindheid van Christus, heet het in de verzen 14 en 15: „Doet alles zonder morren of bedenkingen, opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld, het Woord des levens vasthoudende . . . " . In het tweede hoofdstuk van zijn brief aan Titus schrijft Paulus: „Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze God en Heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken".

Welk oordeel treft ons?
Aan de hiervoren aangehaalde bijbelcitaten zouden nog veel andere van gelijke strekking toe te voegen zijn. Wie nadenkt over de geschiedenis van Gods kerk in deze wereld, constateert dat zij op haar hoogtepunten de verwachtingen van de Here der Kerk dicht naderde en dat er dieptepunten zijn geweest waarin zij er ver van verwijderd bleef. De brieven van Christus aan de zeven gemeenten in het laatste bijbelboek, geven op dit punt het beeld weer van de kerk van alle eeuwen. Zitten wij, die in de wereld van nu Kerk van Christus mogen zijn, dichter bij een hoogtepunt dan bij een dieptepunt? In enkele artikelen wil ik proberen met u, lezers, naar een antwoord op deze vraag te zoeken. Behalve de Kerk als gemeenschap van alle gelovigen tesamen, zal daarbij vooral de functionering van de gelovige individueel tegen het licht van Gods Woord moeten worden gehouden. Want plaats en betekenis van de Kerk van Christus in de samenleving worden toch allereerst en vooral bepaald door de handel en wandel van de gelovigen persoonlijk.

Vragen op huisbezoek
In één van de grote steden kwamen twee ouderlingen enige tijd geleden op de gedachte om in hun wijk, in het gesprek bij het huisbezoek, zowel bij jongeren als bij ouderen, consequent de vraag op te nemen hoe men het christen zijn in de samenleving van vandaag ervaart. Anders gezegd: bent u, ben jij, wel eens in de gelegenheid of neemt u, neem jij, wel eens het initiatief om in de ontmoeting met mensen in werk- of woonomgeving iets te laten blijken van wat u zegt te belijden en te geloven? Voorzover wij onze godsdienstige tradities in de vorm van trouwe kerkgang en het christelijk ritueel in gezinsverband nog trouw waarnemen, drukken we daarin uit dat het om onmisbare geestelijke waarden gaat. Wij zeggen en zingen in de zondagse samenkomsten met overtuiging uit, dat het leven zonder de diepe waarden van ons christelijk geloof onleefbaar zou zijn, maar wordt er van die overtuiging in ons leven van elke dag nu ook iets naar buiten uit gedragen? Zijn wij voor onze collega's, buren, familie en vrienden herkenbaar als mensen die zich in alle dingen van het dagelijks leven aan het Evangelie van Christus wensen te oriënteren en die zich er niet voor schamen om daarvan in bepaalde situaties onomwonden blijk te geven?
Wanneer we op kantoor, in bedrijf, op school of aan de universiteit bij collega's en vrienden op een situatie van verdriet stuiten, is er dan vanuit het Evangelie wel eens een handreiking in de vorm van een bemoedigend woord? Als zich in onze omgeving een situatie van onrecht in de menselijke verhoudingen voordoet, durven wij daarop dan vanuit onze geloofsopvattingen zonder aanziens des persoons in te spelen? Wanneer in gesprekken onder collega's of in welke andere verbanden ook, televisie-uitzendingen of publicaties ter sprake komen waarin de naam van God en die van Zijn volk in deze wereld oneer werden aangedaan, durven wij ons daarvan dan openlijk te distantiëren door te laten blijken dat wij ons van het twijfelachtige genot van zulke uitzendingen en publicaties wensen te onthouden? Is er, als wij in het bedrijfsleven misschien op een post met meer dan gewone verantwoordelijkheid zijn geplaatst, protest wanneer met commerciële, fiscale of andere handigheden wordt gepoogd financieel voordeel te bewerkstelligen, terwijl evident is dat het om illegale manipulaties gaat? Wanneer in de verbanden waarin wij ons dagelijks bewegen vraagstukken als kernbewapening, herziening van de economische structuren ten gunste van de landen van de derde wereld en de onontkoombare teruggang in ons welvaartsbestaan ter sprake komen, proberen we dan naar het ons gegeven inzicht en vanuit de noties die het Woord van God daaromtrent bevat, voorzichtig mee te denken? Wanneer de samenleving steeds sterker de neiging vertoont zich van christelijke tradities te ontdoen en op allerlei terreinen een beangstigende daling van het normbesef te zien geeft, mag dan van ons gelden wat in psalm 119: 30 staat, namelijk dat ons hart ten aanzien van wat God heeft ingezet één en ondeelbaar is en dat wij onbesmeurd en onbesmet Gods naam in heel ons leven laten lezen? Zo maar een paar vragen . . .

Gêne en verlegenheid
De antwoorden die op de huisbezoeken werden gegeven waren even eerlijk als teleurstellend. Van een overdracht van de eigen geloofsopvatting was nagenoeg geen sprake. Aan een gesprek over God en godsdienstige zaken met andersdenkenden kwam men in het dagelijks leven niet toe. Zelfs in de ontmoeting met geloofsgenoten, bij wie men toch snel aansluiting zou kunnen verwachten, kwam het er maar zelden van, zo erkenden enkelen heel eerlijk. Een vliegtuigmonteur, die in een montagehal met buitenlandse arbeiders werkt, nam het bij discriminerende opmerkingen van zijn nederlandse collega's nog wel eens voor zijn buitenlandse collega's op, maar van enig geloofsgetuigenis in diepere zin kon echt niet worden gesproken. Met de buren over het geloof praten? Tot nu toe was het er echt niet van gekomen. De argumenten die ter verontschuldiging werden aangevoerd vertoonden een grote variatie, ik mis het vermogen om mijn gedachten over God en de geestelijke dingen tegenover anderen in duidelijke woorden om te zetten, merkte een broeder op. Gelegenheden te over, maar ik mis de durf om zo'n gesprek aan te gaan. Andere argumenten waren: de volstrekte ongeïnteresseerdheid van de onkerkelijke mens in onze samenleving, de irriterend aandoende meewarige welwillendheid waarmee uit burgerlijke of collegiale beleefdheid naar het geloofsgetuigenis van christenen nog wel wil worden geluisterd, de agressieve bekeringsdrift waarmee allerlei godsdienstige groeperingen en secten de samenleving van vandaag te lijf gaan en die de goodwill van de kerken en haar leden in het getuigenis naar buiten grote schade doet, de moeite die men heeft om aan de moderne mens duidelijk te maken dat ook op de vragen van deze tijd nog de oude antwoorden van de bijbel kunnen worden gegeven. Als er in de kerken intern met betrekking tot het Woord van God zoveel onduidelijkheid en innerlijke verdeeldheid bestaat, hoe zal ik dan naar buiten het Evangelie aanprijzen als panacé (medicijn) voor persoons- en groepsconflicten in de wereld?
Hoe zal ik de weg naar God wijzen als ik er niet zo zeker van ben dat ik zelf mij ook werkelijk op die weg bevind? Waar blijf ik als ik anderen op Jezus Christus wijs en zelf in alle dingen van mijn leven niet zijn beeltenis vertoon? Hoe overwin ik dat gevoel van gêne en verlegenheid, dat veelal niet losstaat van het algemene gevoel van onbehaaglijkheid en ongemakkelijkheid dat over mensen komt wanneer een gesprek op dingen van geloof en leven wordt gebracht?

Incognito
Veel christenen gaan incognito (onherkenbaar) door de wereld. De antwoorden op de huisbezoeken, die waarschijnlijk symptomatisch zijn voor de brede christenheid in ons land, bewijzen dat en de ervaringen van hen die dagelijks in grote (en misschien ook wel in kleinere) werkgemeenschappen verkeren bevestigen dat. Natuurlijk mag men geen onrecht doen aan al diegenen, die zich solitair of in georganiseerd verband, sterk maken voor de verbreiding van het Evangelie in onze gesaeculariseerde samenleving, maar waar deze artikelen zich op willen richten is, dat veel christenen in een samenleving die al meer ontgoddelijkt, in hun levensopenbaring naar buiten God niet meer of steeds minder present stellen. Geldt van velen van ons niet dat men nog wel van ons weet dat we tot één van de vele gereformeerde denominaties behoren, maar dat uit onze levensstijl niet is af te lezen dat wat wij zeggen te geloven en te beleiden, ook werkelijk een integrerend bestanddeel van ons leven is geworden? De volgende keer wil ik in dit verband met u graag kijken naar enkele ogenschijnlijk simpele maar in wezen zeer wezenlijke verschijnselen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1983

De Wekker | 8 Pagina's

Ben Ik die Ik zeg te zijn? (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1983

De Wekker | 8 Pagina's