Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gezag in de praktijk (Gezag in onderwijs en opvoeding II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gezag in de praktijk (Gezag in onderwijs en opvoeding II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat als iemand het niet aankan?
Hoe moet het, als gezagsdragers voor hun taak niet geschikt blijken te zijn? We komen dan te staan voor het volgende probleem: mensen hebben krachtens een bepaalde taak of functie gezag. Ze hebben het te zeggen. Doch ze kunnen die taak niet uitvoeren. Ze hebben eigenlijk niets of in elk geval niet voldoende te zeggen, om de taak naar behoren te kunnen vervullen. Iemand heeft dan wel uiterlijk gezag. Hij heeft geen innerlijk gezag. Hij heeft wel de plaats van gezagsdrager. Hij kan het gezag niet waarmaken. Hoe moet het dan? Als het echt helemaal niet gaat, valt niet aan de conclusie te ontkomen, dat de gezagsdrager voor zijn werk niet geschikt is.
Hij kan de taak niet aan. Dan moet er ingegrepen (kunnen) worden. Wie op zijn taak niet berekend is, moet van zijn taak ontheven worden. Uiteraard is dat de uiterste maatregel. Men zal zich wel naar alle kanten van het onvermogen om de taak te vervullen, overtuigd moeten hebben. Doch als de conclusie negatief is, moeten er maatregelen genomen worden. Dat is niet om iemands gezag te ondermijnen. Dat is juist om het echte gezag te eren.
Wie de gezagsuitoefening niet aankan, doet aan het gezag zelf tekort. Hij zal elders een taak moeten zien te vinden, waar hij wel naar behoren kan functioneren. We dienen wel te bedenken dat niemand gezag uitoefent zonder ooit fouten te maken. Mensen zijn gebrekkige en zondige mensen. Er is altijd wel iets op enig punt aan te merken. Het gaat echter nu over het totale onvermogen om gezag waar te maken. Dan moet daaraan iets gedaan worden.

Gebreken van ouders
Hoe is dat met ouders in een gezin? Dat is niet zo eenvoudig. Er bestaat de mogelijkheid, dat ouders van hun ouderlijke taak ontheven worden en de kinderen onder toezicht van anderen gesteld worden. Dat gebeurt niet gauw. De wettelijke mogelijkheid daartoe is echter aanwezig. Het is de uiterste grens. Dat gebeurt alleen bij grove verwaarlozing of bij het duidelijk blijken van totaal onvermogen van de ouders om hun kinderen naar behoren op te voeden. De rechter moet eraan te pas komen. Dat deze mogelijkheid bestaat wijst erop dat ook het ouderlijk gezag aan kritiek onderworpen is. Ouders die het beslist niet aankunnen, worden van hun taak ontheven. Dan heeft de rechter recht om in te grijpen.
Dat gebeurt echter niet zomaar. Er zijn ook ouders die in de uitoefening van hun ouderlijk gezag scheef gaan, en toch als ouders blijven functioneren. De catechismus heeft bij de uitleg van het vijfde gebod daarover gesproken. Het is bijzonder reëel dat reeds in de zestiende eeuw gezegd werd met betrekking tot vader en moeder en allen die over mij gesteld zijn, „dat ik ook met hun zwakheid en gebreken geduld hebben aangezien het God belieft ons door hun hand te regeren."
Er zal ook aan de zijde van wie aan gezag onderworpen is, geduld moeten zijn. Hij heeft niet het recht om te zeggen: ik zie gebreken en daarom trek ik me van het gezag niets meer aan. Er wordt zo wel over gesproken. Wat men in onze tijd democratisering van het gezag noemt, komt soms neer op de houding: alleen voor zover het gezag aan mijn welzijn dienstbaar is, zal ik me er aan onderwerpen. Als ik vind dat het voor mij schadelijk of hinderlijk is, onttrek ik me aan het gezag.
Ik pleit ervoor dat gezagsdragers zich het dienend karakter van hun taak bewust zijn. Ik pleit er ook voor dat er gesproken kan worden over de manier waarop het gezag wordt uitgeoefend. Ik verwerp echter de gedachte dat gezag dan pas gehoorzaamd moet worden, als degenen die eraan onderworpen zijn, het nut ervan inzien.

Democratisering van het gezag?
Hiermee ben ik aan de vraag naar democratisering en overleg bij de uitoefening van het gezag. Deze twee zijn niet precies hetzelfde. Democratisering is een veel gebruikte en vaak geheel verschillend gevulde term. Ik zou er onder willen verstaan: een zodanige invloed op het gezag uitoefenen dat het gezag gedeeld moet worden met degenen die onder dat gezag staan. Er zijn tal van voorbeelden te noemen. Er is aan een school een vacature. Het docentencorps heeft inspraak. Het kiest om bepaalde reden voor candidaat A. De schoolleiding en het bestuur willen candidaat B. Wie voor democratisering pleit, zal zeggen: A. moet benoemd worden. Hij heeft de steun van het grootste deel van de betrokkenen.
Deze democratisering is een voorbeeld ervan hoe gezag van bestuur en schoolleiding wordt afgenomen en door hen die onder het gezag staan wordt overgenomen. Men kan zich deze democratisering ook binnen het gezin goed indenken. Dan komt ze hierop neer: de kinderen zullen wel beoordelen of het standpunt en de wil van de ouders hun goed uitkomt. Als de kinderen van mening zijn dat dit niet het geval is, wijzen ze het gezag van hun ouders af en doen hun eigen zin. Dit zijn twee voorbeelden van democratisering die een aantasting van het gezag betekenen. De verhoudingen worden daardoor verstoord. De zaak komt helemaal scheef te liggen. Er zijn ook mensen die wel over democratisering spreken, maar eigenlijk inspraak bedoelen. Inspraak betekent dan dat er overleg plaats vindt en dat alle betrokkenen mee kunnen spreken, hetzij rechtstreeks, hetzij via vertegenwoordigers. Aan goed overleg hecht ik grote waarde. Het komt me voor dat uit de positie van de mens als Beeld van God zelf het recht op en de plicht tot goed overleg voortvloeit. Wie geacht wordt mee te werken, moet ook willen meedenken. Dan kan men hem niet het recht ontzeggen, ook mee te spreken. Hoe zal het denken zich kunnen uitdrukken, als er geen gelegenheid tot meespreken is? Hoe zal men echt kunnen meewerken, als men niet mag meedenken en meespreken?
Inspraak lijkt me een goede zaak. Zij mag echter niet gaan ten koste van het gezag. Wie tot gezag oefenen verplicht is, zal er verstandig aan doen rekening te houden met wat aan inspraak op tafel komt. Hij heeft echter zijn eigen verantwoordelijkheid. Hij moet afwegen en tenslotte naar eigen verantwoordelijkheid een beslissing nemen. We herinneren aan het voorbeeld van de benoeming: docenten zouden wel eens uit zeer egoïstische motieven voor de benoeming van een zeer jonge en weinig ervaren leerkracht kunnen pleiten, om daarmee eigen positie veilig te stellen.
Het is juist goed dat er verschil in gezag is tussen hen die voor het beleid verantwoordelijk zijn én hen die het beleid uitvoeren. Die tweeheid mag over het algemeen heilzaam geacht worden. Wel moet erkend worden, dat er ook beleidmakers zijn, die zich hun verantwoordelijkheid niet voldoende bewust zijn. Misschien moet ik zeggen: die zich hun verantwoordelijkheid niet waard betonen. Daaraan moet iets gedaan kunnen worden. Doch altijd door op de verantwoordingsplicht van de beleidsmakers te wijzen en hen daarop aan te spreken.

Overleg in het gezin
Hoe is dat in het gezin? Ouders hebben gezag over hun kinderen. Hebben de kinderen dan niets te zeggen? Het gezag van ouders is erop gericht de kinderen tot volwassenheid te brengen. Dat is hen tot mensen te doen uitgroeien die hun verantwoordelijkheid aankunnen en die zelfstandig kunnen kiezen en beslissen. Naarmate kinderen ouder worden, zal het gezag door de ouders ook in overleg worden uitgeoefend. Ik gebruik hier liever de term overleg dan inspraak. De ouders doen verstandig met hun kinderen te spreken en naar hen te luisteren; met hen te overleggen en hun argumenten te overwegen. Dit overleg betekent niet dat de kinderen het laatste woord hebben. Integendeel. Ouders hebben tegenover God verantwoordelijkheid voor hun kinderen. Daarom hebben zij, zolang de kinderen onder het ouderlijk gezag staan, het laatste woord. Zij doen er goed aan zich steeds weer af te vragen of zij dienend bezig zijn. Zij doen er ook goed aan in overleg te werk te gaan.

Evaluatie van de manier waarop gezag wordt uitgeoefend
Betekent dit een pleidooi voor evaluatie van gezagsuitoefening? Dat pleidooi kan gevoerd worden met een beroep op het feit dat niemand volmaakt is; dat in ieders leven het kwaad binnensluipt. Daarom moet er een zekere controle zijn. Er zijn tal van mogelijkheden tot controle. Die moeten er zijn. Toch lijkt het mij onjuist als ieder die aan gezag onderworpen is, aan dat feit het recht ontleent om de gezagsdrager in de uitoefening van zijn taak te evalueren. Dit ware een vorm van democratisering achteraf. Er moet wel de mogelijkheid van kritiek en correctie zijn. Zoals er vooraf overleg moet zijn, dient de mogelijkheid tot overleg achteraf er ook te zijn. Doch dit is iets anders dan de noodzaak om steeds weer in alle kringen te evalueren. Het komt op overleg aan.
Daarvoor moeten beiden openstaan: wie gezag uitoefenen en wie onder dat gezag staan. We zitten in de spanningsvolle relatie van: het te zeggen hebben en iets te zeggen hebben. Er is gezag. Het gezag moet inhoud hebben.

Hoe de crisis te overwinnen?
De crisis van het gezag in onze tijd heeft ermee te maken dat er gezagsstructuren zijn; doch dat wat gezagsdragers te zeggen hebben, beneden de maat is. We komen er niet uit door dan tegen het gezag op te staan en dat van ons te werpen. Dat leidt ons regelrecht tot de chaos; ieder doet dan wat goed is in zijn eigen oog. We komen er alleen uit door langs de geëigende weg overleg en inspraak te beoefenen. Als daarvoor niet voldoende kanalen zijn, niet de geschikte organen, dan moeten die gecreëerd worden. Zo is er alleen een uitweg uit de crisis waarin onze samenleving hoe langer hoe meer komt te verkeren. Zo is alleen te voorkomen, dat mensen het recht in eigen hand nemen. Zo kunnen we de chaos vermijden waarin ieder doet wat goed is in zijn eigen oog.
Er moet gezag zijn. God heeft gezag gegeven. Wie het uitoefenen, moeten zich hun dienende taak bewust zijn en daarop aangesproken kunnen worden.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1983

De Wekker | 12 Pagina's

Gezag in de praktijk (Gezag in onderwijs en opvoeding II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1983

De Wekker | 12 Pagina's