Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ben ik die ik zeg te zijn? (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ben ik die ik zeg te zijn? (IV)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot nu toe ging het in deze artikelenserie over het verbale getuigenis van de christen in zijn dagelijkse omgeving en als voorwaarden daartoe kwamen naar voren dat de christen zelf ook werkelijk deelt in wat hij anderen voorhoudt en dat hij of zij een zekere geoefendheid nastreeft om de inhoud van het Evangelie in eenvoudige maar duidelijke taal aan de ongelovige medemens door te geven. Want het is vandaag voorwaar geen gemakkelijke taak om andersdenkenden met het Evangelie van Christus aan boord te komen. Noem het gerust een waagstuk. Er staat ons maar zo weinig ter beschikking om het aanwijsbaar, aannemelijk en aantrekkelijk te maken. Voorzover we met collega's, vrienden en buren over de dingen van het leven met God en de betekenis van Christus voor ons leven spreken, merken we dikwijls dat onze overredingskracht tekort schiet om bij de ander voor het Evangelie openingen te maken. Onder bijzondere omstandigheden kunnen bij de ander nog wel eens een zekere ontvankelijkheid en gevoeligheid voor onze woorden waarneembaar zijn, bijvoorbeeld wanneer door ernstige ziekte de betrekkelijkheid en de eindigheid van dit aardse leven wordt onderkend, maar doorgaans stuit men op een dikke muur van twijfel rond de vraag of die boodschap van eeuwen terug en of Jezus Christus, die het middelpunt daarvan vormt, nu werkelijk die betekenis hebben die christenen er aan toekennen. Wat wordt daarvan in het leven van de kerk en van de christen persoonlijk nu metterdaad gezien? Wij houden de wereld de noodzaak voor van innerlijke bekering tot de God van de bijbel, maar is uit ons eigen leven en uit het leven van de kerk als geheel af te lezen dat die innerlijke bekering ook uiterlijke verandering als consequentie heeft? Anders gezegd: als onze ongelovige medemensen van onze woorden misschien niet altijd even snel onder de indruk zijn, kan dan wel worden gezegd dat uit onze levensstijl Christus voor hen zó af te lezen is dat daarin alleen al een boodschap ligt die hen te denken moet geven?
Voor alle duidelijkheid: hier wordt niet bedoeld een godsdienstig verpakt activisme dat een mens tot goede en humane daden aanzet, los van Christus, maar een volijverig zijn in goede werken in het leven van een gelovige, die zich gerechtvaardigd weet uit het geloof in Christus en die het de apostel kan nazeggen: „mèt Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij " (Gal. 2:20).

Er zeker van zijn dat Jezus Christus in ons is.
Uit onze daden, zo u wilt uit onze handel en wandel, zal Christus alleen dan af te lezen zijn, voorzover Hij ook werkelijk in ons is. Wie de apostolische en pastorale brieven doorneemt komt de voorwaarde van de inwoning van Christus in de gemeente en in het leven van elke gelovige persoonlijk, op zeer veel plaatsen tegen. De vraag hoe de gelovigen in deze wereld moeten leven staat op de meeste van die bijbelplaatsen in duidelijke relatie tot de vraag of Christus in het leven van de gemeente werkelijk gestalte heeft gekregen. De gezichtshoeken waaronder de apostelen de gelovigen van hun tijd met die vraag confronteerden waren verschillend. De omstandigheden waaronder de gelovigen in de gemeenten van die tijd hun belijdenis in het leven van elke dag gestalte moesten geven waren uiteenlopend, maar hoe verschillend de levenssituaties ook waren, in Christus was men er tegen bestand en levend uit Hem kon men weten waarop het aankwam. Kijken we eens naar enkele van die apostolische uitspraken. In 2 Corinthe 13:5 zet de apostel de gemeente aan tot zelfonderzoek in de woorden: „Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt u zelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk". In de brief aan de Galaten, hoofdstuk 4, laat Paulus de gemeente weten hoezeer het hem verontrust dat Christus in de gemeente nog geen gestalte heeft gekregen. In diezelfde brief, handelend over het leven uit het vlees of door de Geest, laat hij in hoofdstuk 5:24 uitkomen wat voor het leven uit Christus kenmerkend is: „want wie Christus Jezus toebehoren hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd". Niet minder krachtig zijn Paulus' aanwijzingen in de brief aan de gemeente van Efeze. Na in hoofdstuk 2:1-9 te hebben gezegd dat het geloof in Christus geen verworvenheid van ons zelf maar een gave van God is, schrijft hij in vers 10: „Want Zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen".
In het 4e hoofdstuk van de Efezebrief duidt Paulus aan waarin de levenswandel van de gelovige zich onderscheidt van die van de hem omringende wereld. Na de levensstijl van de ongelovigen te hebben omschreven zegt hij dan in vers 20: „Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen. Gij toch hebt van Hem gehoord en zijt in Hem onderwezen, gelijk dit de waarheid is in Jezus, dat gij wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten, dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken, en de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil van) God is geschapen in waarachtige gerechtigheid en heiligheid". Aandringend op eensgezinsheid en onderling liefdebetoon zegt Paulus in hoofdstuk 2 van de brief aan de Filippenzen: „Laat die gezindheid bij U zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is". In de brief aan de Colossenzen laat Paulus de gemeente weten dat hij voortdurend bidt en vraagt of de gelovigen „met de rechte kennis van zijn wil vervuld mogen worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen. Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God".
Even verderop zegt hij dan: „Hem (dat is Christus) verkondigen wij, wanneer wij ieder mens terechtwijzen en ieder mens onderrichten in alle wijsheid, om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn". In Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn. In een waarschuwing tegen de wereldgeesten schrijft de apostel in het 2e hoofdstuk: „Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in dankzegging". Sprekend is ook wat de apostel in de 2e brief aan de Thessaloniceenzen schrijft over de verheerlijking van de naam van de Here Jezus in het leven van de gelovigen. Dat een leven met en uit Christus niet zonder gevolgen blijft in een wereld die andere uitgangspunten voor het leven kiest, komt uit in 2 Timotheus 3:12: „Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden".
Wie christelijk willen leven ontkomen niet aan het dragen van de smaadheid van Christus. In 1 Petrus 4:14 wordt dat bevestigd in de woorden: „Indien gij door de naam van Christus smaad lijdt, zijt gij zalig".
Tenslotte: heel direct is wat in 1 Johannes 2:4-6 staat. Daar lezen we: „wie zegt: ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie Zijn Woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft".

Watbetekent dat nu concreet in onze tijd
Wandelen als Hij gewandeld heeft, hoe doe je dat als christen in de samenleving van vandaag? Heilig zijn in onze wandel, naar het woord „weest heilig, want ik ben heilig" (1 Petr. 1:15), hoe is dat in een cultuur die zich zo zeer van God af beweegt en die tegelijk ons persoonlijk en gezinsleven zo sterk dreigt te stempelen, realiseerbaar? Is het werkelijk mogelijk van dag tot dag naar het evenbeeld van Christus vernieuwd te worden in een cultuurpatroon dat gekenmerkt wordt door de materialistische levensstijl van hoe krijgen we wat we nog niet hebben en hoe houden we wat we inmiddels verwierven? De apostel Petrus geeft ons daarop antwoord. Wie weten dat zij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud zijn vrijgekocht van hun ijdele wandel, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam, anders gezegd: wie doordrongen is van het besef wat het Christus heeft gekost om ons weer zuiver en rein voor Zijn Vader te stellen, die zal op Hem willen lijken; die zal zich door Zijn gezegende voorbeeld gestimuleerd voelen in het doen van het goede en in het nalaten van dingen die de gestalte van Christus in ons leven tot een karikatuur dreigen te maken. In een volgend artikel moet dat misschien nog wat concreter worden aangeduid.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1983

De Wekker | 12 Pagina's

Ben ik die ik zeg te zijn? (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1983

De Wekker | 12 Pagina's