Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambt in discussie (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambt in discussie (I)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het kerkelijk ambt blijft in discussie. Ook binnen onze kerken. De ambtsdragersconferentie van vorig jaar, waarop gesproken werd over de plaats van de vrouw in de kerk, heeft nog weer eens goed duidelijk gemaakt, hoezeer wij als kerken niet leven op een eiland. Er zijn vragen gesteld. Er zijn ook vragen beantwoord. Maar er zijn ook vragen blijven liggen. Menige brief heeft de referent na de conferentie ontvangen. En ook op de redactietafel van De Wekker kwam menig stuk terecht. Door allerlei omstandigheden was er niet eerder gelegenheid om op verschillende zaken nog wat dieper in te gaan. Maar nu er wat ruimte en tijd vrij komt, willen we een paar zaken aan de orde stellen. Daarbij hebben we ook gelegenheid om een aantal vragen, die door een zuster reeds geruime tijd geleden aan de redactie werden toegezonden te beantwoorden. Het zal het beste zijn, dat we daarbij de brief van deze zuster onverkort overnemen, niet omdat we niet in staat zouden zijn om haar vragen samen te vatten. Evenmin omdat zij ons pertinent verbood om de vragen anders te formuleren, dan zij ze ons stelde. Maar eenvoudig, omdat we het verwijt willen ontgaan, dat we ons er vanaf hebben gemaakt. Maar eerst moet ze nog even geduld hebben. Terwille van de zaak.
Die zaak kunnen we niet behandelen, wanneer we er niet wat orde in scheppen. Ik dacht het zo te doen: eerst iets over ambt en gemeente. Dan over ambt en genadegave. Vervolgens over de vraag hoe we sommige teksten van de Schrift die met deze zaak samenhangen, moeten uitleggen. Als we het over de uitleg eens zijn, is het natuurlijk ook zaak om te overwegen, of wij aan die uitleg gebonden zijn. Op dit punt aangekomen luisteren we naar vragen en tegenwerpingen. En tenslotte willen we zien hoe we met de dingen vérder komen.

Ambt en gemeente
Onder ambt verstaan we de erkende dienst, die van sommigen in de gemeente gevraagd wordt ten behoeve van allen. Er zal op deze definitie veel zijn af te dingen. Zij is misschien te kort. Maar we kunnen er voorlopig mee werken.
Onder de gemeente verstaan we het volk van God, dat bijeengeroepen wordt door Woord en Geest, door de kracht van Christus, om één volk te zijn, één Lichaam, één tempel van de Heilige Geest.
Wij gelóven dat die gemeente er is. Zij is er geweest vanaf het paradijs. En ze zal er zijn totdat heel het volk van God, van alle tijden en uit alle landen vergaderd zal zijn rondom de troon van het Lam.
Het ambt is er als een dienst, die Christus zelf aan zijn gemeente verricht. En de gemeente is er als het eigen volk, de eigen kudde van Christus, de tempel, waarin God zelf woont.
De roomse kerk laat nu de gemeente totaal afhankelijk zijn van het ambt. Zij denkt enkel en uitsluitend „van boven af". De priesterlijke orde staat boven de leken. Een scherpe scheiding gaat er dwars door de gemeente: aan de ene kant staan de geestelijken. Aan de andere kant staan de leken. Het ambt kan daarom bestaan zónder gemeente. Wanneer de hele kerk zou verdwijnen zou zij in het instituut van de geestelijkheid blijven voortbestaan. Wij noemen dit een uiterste. Het is hoogkerkelijk gedacht. En wij wijzen het zonder meer af, zoals de Reformatie het heeft afgewezen.
Maar tegenover dit uiterste staat een ander. Het is een vorm van „laagkerkelijkheid". Men vond het in de tijd van de Reformatie bij hen, die zich fél tegen de priesterstand verzetten. Maar zij sloegen door naar de andere kant. Zij verwierpen elk ambt in de gemeente. En het leek wel, alsof zij daarbij konden steunen op belangrijke gedachten van de Reformatie: het priesterschap van alle gelovigen. Vooral Luther heeft dit algemene priesterschap sterk geaccentueerd. Maar hij heeft, evenmin als de andere reformatoren, daarom de ambten in de kerk niet afgewezen. Bij Luther was dit vooral het predikambt. De gereformeerden hebben behalve het predikambt ook het ouderlingenambt en het diakenambt als eis van de Schrift gezien. Zo werd recht gedaan aan twee gedachten. Allereerst aan de gedachte van het priesterschap van alle gelovigen. En in de tweede plaats aan de schriftuurlijke gedachte, dat ook in de gemeente van het nieuwe testament de ambten aanwezig behoren te zijn.

Het oude testament
Dat in het oude testament de ambten aanwezig zijn is wel duidelijk. Er zijn voor het volk van God koningen, priesters en profeten. Zij hebben allen een eigen roeping, opdracht en dienst. En zij dienen het volk van God naar de opdracht die zij daartoe van God hebben ontvangen.
Wanneer zij hun opdracht niet vervullen, worden zij daarover door God zelf aangesproken. Dat gebeurt herhaaldelijk. De profeten worden aan hun „last" herinnerd. De koningen aan hun roeping. En de priesters aan hun opdracht. Maar reeds aan het begin van het oude testament klinkt er iets door, dat ons doet denken, dat het zo niet zal blijven. Het volk van God heeft zélf een roeping. En wat de priesters, de profeten en de koningen doen, dat behoort tot de eigenlijke taak van het gehele volk.
Een duidelijk voorbeeld daarvan horen we in de verzuchting van Mozes. Hij is zelf ambtsdrager bij uitstek. Middelaar van het oude verbond. Maar Mozes heeft gevoeld, dat hij er was voor heel het volk. Wanneer in de woestijn bij een bijzondere gelegenheid de Geest gaat werken, en twee gewone mannen beginnen te profeteren, meent Jozua, dat ze buiten de orde zijn. Oud-testamentisch gedacht zijn Eldad en Medad dit ook. Maar Mozes bidt bij die gelegenheid: och, dat toch heel het volk van God uit profeten bestond, dat de Here zijn Geest zou geven over allen. En dat gebed is vervuld.
Op het Pinksterfeest komt Gods Geest over allen. Over jong en oud, over knecht en vrije, over man en vrouw. Daar wordt inderdaad de gemeente geboren, die het priesterschap van alle gelovigen kent: een koninklijk volk, een verkregen volk, een heilig volk, om de deugden te verkondigen van Hem die hen uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar en heerlijk licht.

Het nieuwe testament
Maar betekent dit nu, dat er geen ambt meer is? Dat het priesterschap van alle gelovigen zó overheersend is, dat er voor bijzondere diensten geen plaats meer is? Onder de schrijvers over deze dingen tekenen zich duidelijk enkele stromingen af. Er zijn er die alle nadruk leggen op de éne charismatische gemeente, waar allen zonder meer aan elkaar gelijk zijn. Hier beroept men zich veelal op de brieven van Paulus aan de Corinthiërs. En bij voorbaat verklaart men dan de pastorale brieven uit het nieuwe testament voor niet-paulinisch. Ze zijn mogelijk van een leerling van Paulus afkomstig, maar ze staan in ieder geval heel vér bij de eerste brieven vandaan. Paulus kende alleen de charismatische gemeente.
Daartegenover staan zij, die een vroegkatholieke ontwikkeling aflezen uit de pastorale brieven. De oudere roomskatholieke exegese was daar sterk in. Van deze kant verwaarloosde men de gegevens van de brief aan de Corinthiërs, Efese en Romeinen.
Het is onze overtuiging, dat men noch het een, noch het andere mag doen. Wie doet alsof de pastorale brieven niet in het nieuwe testament staan, of daarvan een geheel andere visie op ambt en gemeente toeschrijven dan in de rest van de brieven, komt tot andere resultaten, dan hij, die ook hier wil vasthouden aan de eenheid van de Schrift. Ik meen, dat het studierapport van de Utrechtse werkgroep over het ambt, aan deze fout niet is ontkomen. De betekenis van de pastorale brieven is groter voor de ambtsopvatting van het nieuwe testament, dan in dit studiestuk wordt gesuggereerd.
Wanneer we recht willen doen aan zowel de pastorale brieven als aan de brieven aan Corinthe, Efese en Romeinen, betekent dit helemaal niet dat we een overtrokken ambtsbegrip krijgen.
We hebben trouwens de laatste brieven maar te lezen, om op te merken, dat ook daar in de charismatische gemeente wel degelijk het ambt er is: voor, d.w.z. ten behoeve van, in en tegenover de gemeente. En dit ambt is geen status, geen kwestie van heersen, geen uitoefening van macht en dergelijke meer. Het is door Christus geschonken aan, in, tegenover en ten behoeve van de gemeente. De laatste reden, waarom er een ambt in de gemeente is, zagen de reformatoren in de wil van God in Christus: het heeft Hem behaagd om door de dwaasheid der prediking zalig te maken, wie geloven. En het heeft Hém behaagd, om mensen te gebruiken door wier planten Hij wasdom wil geven.
Waarom er in de nieuwtestamentische gemeente nog steeds een ambt is? Ga dat maar aan Christus vragen, zeiden de reformatoren: Hij heeft het ingesteld. Hij had het ook wel anders kunnen doen. Maar Hij heeft het nu eenmaal zó gewild. Het hoort bij de dwaasheid van het evangelie zélf, dat God zelf tot ons spreekt, door daarbij gebruik te maken van menselijke stembanden (Calvijn).

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1983

De Wekker | 12 Pagina's

Het ambt in discussie (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1983

De Wekker | 12 Pagina's