Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbel en sociale gerechtigheid (IX)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbel en sociale gerechtigheid (IX)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament maakt Jezus Christus zich bekend als de Knecht des Heren, die gekomen is om aan armen het evangelie te verkondigen, aan gevangenen loslating, aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren. Zo sprak Hij eens in de synagoge van Nazareth. Het zijn woorden uit Jes. 61, waarvan Hij tot de mensen in de synagoge zei: Heden is dit Schriftwoord in uw oren vervuld (Luk. 4:18vv.). Christus wist zich de vervulling te zijn van wat de profeten gesproken hebben.
Te gemakkelijk heeft men vaak deze woorden van Jezus eenzijdig vergeestelijkt. En zeker is Christus' werk geestelijk van aard, in deze zin, dat Hij verlost van onze geestelijke armoede, waarmee wij staan voor God, van geestelijke blindheid en uit de banden van zonde en ongerechtigheid. Als de farizeeën naar aanleiding van de genezing van de blindgeborene verbaasd aan Jezus vragen: zijn wij dan ook blind?, wijst Hij hen er op, dat dit juist hun zonde is, dat ze denken te zien, maar blind zijn. Namelijk geestelijk blind door hun eigenwaan en ongeloof, waardoor ze niet zien dat Jezus de Christus is. Als elk ander mens moeten ze verlost worden van die geestelijke blindheid, opdat ze zullen zien wie Jezus is en wie God in Hem gegeven heeft. En ook wie ze zelf zijn in hun hoogmoed en ongeloof (Joh. 9:40v.).
En als ze een ander maal tegenover Jezus er prat op gaan, dat ze vrije mensen zijn en als zonen van Abraham nooit iemand gediend hebben, waardoor ze uiting geven aan hun joods vrijheids- en superioriteitsgevoel, leert Jezus hen, dat ze juist daarin slaven zijn van de zonde van hoogmoed en ongeloof. Een ieder, die zonde doet, is slaaf van de zonde. Dat zal ieder moeten inzien en de ware vrijheid zoeken, die alleen Christus schenken kan. Want die de Zoon zal vrijgemaakt hebben, die zal waarlijk vrij zijn (Joh. 8:30vv.). En Hij, de koning van zijn kerk, verwijt de gemeente van Laodicea, dat ze denken rijk en verrijkt te zijn, terwijl ze niet weten, dat ze zijn ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt. En Hij vermaant hen, dat ze bij Hem de ware rijkdom zullen zoeken en Hem zullen vragen om ogenzalf voor hun geestelijke blindheid, opdat ze zullen mogen zien. (Openb. 3:17v.).
Maar hiermee is niet alles gezegd van het werk van Christus. Het gaat uiteindelijk om de realisering van het rijk Gods, waarvan de profeten getuigd hebben. Dat is het rijk Gods, waarin recht en gerechtigheid heersen en dat, zoals we in het vorige artikel hebben gezien, door de messias zal tot stand komen. En die messias is Jezus Christus. Het gaat om het koninkrijk Gods en de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont (2 Petr. 3:13).
Dat is ook de inhoud van Jes. 61. De achtergrond van dat hoofdstuk is de babylonische ballingsschap, waarin het volk Israël om zijn zonde werd gevoerd en waarin het was arm en ongelukkig, onderdrukt en geknecht in slavernij. En God zendt zijn Profeet om die armen en geknechten verlossing en vrijheid te verkondigen. En het is de Knecht des Heren, die die verlossing en vrijheid bewerken zal. Hij zal blinde ogen openen door hen, die gezeten zijn in de duisternis van het gevangenhuis, waar geen hand voor ogen gezien kan worden, uit te leiden in het licht van de vrijheid (Jes. 42:7; 49:9a). Het stikdonkere gevangenhuis is beeld van de nood en de ellende, waarin de mensen zich in de ballingschap bevonden, en het openen van de ogen wil zeggen, dat ze weer het licht mogen zien, het licht van hun verlossing en bevrijding.
Hetzelfde is aan de orde in Jes. 61. De armen zijn zij, die verkeren in nood en ellende. De gebrokenen van hart degenen, die geen moed meer hebben. Aan het hebreeuwse woord voor „hart" hebben wij het woord „lef" te danken. Het „lef" ergens voor hebben betekent de moed er voor hebben, maar wanneer die gebroken is ziet men er geen gat meer in, geen uitkomst, is men moedeloos. En de gevangenen zijn zij, die hun vrijheid kwijt zijn, geknecht worden en onderdrukt. Hun wordt bevrijding verkondigd, een nieuwe toekomst, hoop en uitzicht. God kondigt door zijn Profeet aan het jaar van het welbehagen des HEREN, de dag der wrake van onze God. Dat wil zeggen het grote jubeljaar, zoals dat om de vijftig jaar in Israël moest gevierd worden en waarin voor alle gevangenen, slaven en onderdrukten de deur naar de vrijheid moest geopend worden (Lev. 25:10). Dat jubeljaar vindt zijn vervulling in de komst van de messias. Met Hem breekt de tijd van de bevrijding en de vrijheid aan. Maar het is ook de tijd van de wraak van God, omdat alle goddelozen en onderdrukkers zullen verbrijzeld worden. Het is de vervulling van Ps. 72:2-4.
Dat woord haalt Jezus aan in de synagoge van Nazareth en daarvan zegt Hij, dat het op dat ogenblik in vervulling gaat. Er is een blijde boodschap voor armen en verdrukten, voor gevangenen en gebrokenen van hart. Het grote jubeljaar is aangebroken. Christus verkondigt de vrijheid. Het is de vrijheid van het Koninkrijk Gods. Want wat in Jes. 61 aan de ballingen in Babel wordt verkondigd vindt zijn volle vervulling in het rijk Gods, dat met Christus gekomen is en komt. Het is het rijk van vrijheid, vrede en gerechtigheid. Christus' komst in deze wereld is de inzet van dat rijk.
Van dat rijk zingt ook Maria in haar kerstlied. Machtigen worden van hun tronen gestoten en eenvoudigen worden verhoogd. Hongerigen worden met goederen vervuld en rijken worden ledig weggezonden (Luk. 1:52v.).
En Zacharias zingt, dat God heeft omgezien naar zijn volk en verlossing heeft gebracht en zo in vervulling heeft doen gaan wat Hij vanouds door de profeten gesproken heeft door „ons te redden van onze vijanden en uit de hand van allen, die ons haten", „opdat Hij ons zou geven zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost. Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht al onze dagen" (Luk. 1:71, 74 v.). Zowel Maria als Zacharias zingen hier van het rijk Gods, dat met Christus komt en waarin geen haat en vijandschap, onderdrukking en angst meer zijn zullen, maar waar vrede en gerechtigheid zijn en Gods volk ongestoord God zal kunnen dienen.
Dit laatste hoort er bij. Zo bedoelt Zacharias het. Men behoort tot het rijk van God niet zonder meer omdat men arm is of onderdrukt wordt. Evenmin blijft men er buiten omdat men rijk is, hoewel Jezus er meer dan eens op gewezen heeft dat het moeilijk is voor een rijke om het koninkrijk Gods in te gaan, daar zo iemand zo gemakkelijk aan zijn geld vastzit, dat hem tot een afgod wordt, en hij zich zelfstandig voelt en God niet nodig meent te hebben. We hebben het voorbeeld van de rijke jongeman (Matth. 19:16vv.), van de rijke boer (Luk. 12:13 vv.) en de rijke man aan wiens poort de arme Lazarus lag (Luk. 16:19vv.). Voor al diegenen was de rijkdom een verhindering om in te gaan. En het spreekt vanzelf, dat uitbuiters en onderdrukkers voor altijd buiten zullen staan, indien zij zich niet bekeren, zoals we wel van Zacheüs lezen (Luk. 19:1vv.). Dat ook rijken kunnen ingaan bewijzen verder Jozef van Arimathea (Matth. 27:57) en Gajus, van wie Johannes schrijft dat hij de evangeliepredikers met zijn gaven voorthielp (3 Joh.:5vv.). En Lazarus gaat niet in omdat hij arm is, maar omdat hij in zijn armoede en nood geleerd heeft op God te vertrouwen en dat vertrouwen wordt niet beschaamd.
Het evangelie van Jezus is geen „social gospel", een sociaal evangelie voor armen alleen en voor armen als zodanig. Men noemt Jezus tegenwoordig wel de grote maatschappelijke hervormer, die het opnam voor verdrukten en ontrechten, de partijganger der armen. Dat is Hij niet. Wel nam Hij het op voor armen en verdrukten en was zijn evangelie bedoeld als een blijde boodschap voor hen. Maar zowel voor armen als voor rijken geldt, dat ze in het koninkrijk Gods alleen kunnen ingaan door wedergeboorte en geestelijke vernieuwing (Joh. 3:3).
De armen, van wie Jezus spreekt in de synagoge van Nazareth, zijn de armen uit Jes. 61 en daar wordt in het oorspronkelijke een woord gebruikt dat zowel „arm" als „ootmoedig" betekent. Het zijn de armen en verdrukten, die voor God ootmoedig zijn geworden, in hun nood op Hem hebben leren vertrouwen. Het zijn dezelfde armen, die we ook in de psalmen zijn tegengekomen. De armen, die ook rechtvaardigen worden genoemd. Het evangelie is juist een blijde boodschap voor dezulken. Zij mogen weten eens deel te hebben aan het rijk waar geen onderdrukkers, waar geen nood en armoede, onrecht en lijden meer zijn zullen. Daarheen gaat het verlangen van de dichter van Ps. 104, wanneer hij zijn lied over de schepping beëindigt met de woorden: en dan zullen er op aarde geen goddelozen, geen onderdrukkers en uitbuiters meer zijn. Dan zal Gods schepping weer paradijs zijn, vgl. Jes. 11:6vv.
Van dat rijk heeft Christus tekenen opgericht door zieken te genezen, blinden het gezicht te geven, melaatsen te reinigen, armen een blijde boodschap te verkondigen. Daarmee geeft Hij gestalte aan het evangelie van het koninkrijk (Matth. 4:23). En als Johannes de Doper twijfelt of Jezus wel werkelijk de messias is, dan zegt Hij tot de leerlingen van Johannes: boodschapt hem wat gij hoort en ziet. Jezus is bezig zijn rijk te stichten door de tekenen daarvan op te richten: blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd, doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. En zoals het hier gaat om lichamelijke blinden, melaatsen enz. en niet om geestelijke blinden enz., zo gaat het hier om armen in sociaal opzicht. Niemand bekommerde zich om hen. Jezus heeft een boodschap voor hen. Daarin toont Hij waarlijk de messias te zijn.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1983

De Wekker | 8 Pagina's

Bijbel en sociale gerechtigheid (IX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1983

De Wekker | 8 Pagina's