Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drs. Aad W. van der Kooy: „Ik of Gij?; een christelijke cultuurkritiek". Een „Telos" boek, uitgegeven door Buyten & Schipperheijn, Amsterdam en Oosterbaan & Le Cointre. Goes. Prijs ƒ 19,90.
Uitgaande van de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (bij de Farizeeër staat „Ik" centraal en bij de tollenaar „Gij") geeft de auteur ons een christelijke cultuurkritiek. Toegespitst op de tijd waarin wij leven. Maar tevens ook zo dat de schrijver ons laat zien dat genoemde tegenstelling al de eeuwen door het denken heeft beheerst. Het boek begint bij de Griekse filosofen van rond 5 eeuwen voor Christus, bespreekt geleerden en kunstenaars uit de volgende eeuwen om tenslotte te laten zien, waar het centraal stellen van het „Ik" in deze tijd op uitloopt.
Dit 200 pagina's tellende boek getuigt van de grote belezenheid en de scherpe opmerkingsgave van de schrijver. Het heeft ook een duidelijke (waarschuwende) boodschap. „Waarschuwende" plaatste ik opzettelijk tussen haakjes omdat dit boek niet - zoals zoveel hedendaagse publicaties - alleen maar kritisch is.
Want dan bereikt men meestal het omgekeerde van wat men bedoelt.
9 pagina's met titels van geraadpleegde boeken en een uitgebreid personen- en zakenregister verhogen de waarde van dit boek.
Voor mijn besef wordt er wel teveel overhoop gehaald in dit boek.
Voor hen die met de verschillende geestesstromingen min of meer op de hoogte zijn was dikwijls het noemen van een naam voldoende geweest en als inleiding is het hier en daar te moeilijk en te beknopt.
Bovendien blijft de vraag: Is er niet meer aan de hand in de wereld? De schrijver zal ongetwijfeld antwoorden dat iemand die de gehele werkelijkheid beschrijven wil daar beter niet aan kan beginnen. Accoord. Maar er is ook een tussenweg denkbaar. Zó loopt de schrijver - onbedoeld - gevaar hier en daar een onjuist beeld te geven. Maar desniettemin een waardevol boek, het aanschaffen voor de prijs van nog geen ƒ 20,- zeker waard.

P.N.R.


Dorothee Sölle: Speel toch van brood en rozen. Gedichten, Ten Have/Baarn, 134 blz., ƒ 14,50.
In dit boekje staan de gedichten bladzijde na bladzijde. Wat in haar andere boeken aan theologie is geformuleerd lezen we hier in de vorm van poëzie. Zo zou men het noemen, ofschoon de onderwerpen in de meeste gevallen uit het ongerijmde komen en daar ook weer naar verwijzen. Het is een levensleer tegen de kou, als in dit gedicht:
Toen je zei trek je hemd aan
het is koud
heb ik gedacht ik moet sterven
misschien duurt het nog vijf of tien jaar
maar een doodshemd zal ik moeten aantrekken
omdat het koud is
en we hebben tegen de kou niets anders bedacht
dan een hemdje
Ik denk dat velen in deze gedichten iets herkennen, en dat ze daarom gaan. Koude bedoening, mevrouw Sölle!

W. van 't S.


Ds. F.F. Venema: Wat is een christen nodig te geloven? 6e druk. Uitgeverij De Vuurbaak Groningen, 301 blz., ƒ 25,50.
De schrijver bedoelt met dit boek een complete gereformeerde geloofsleer te geven. Hij maakt daarbij ruimschoots gebruik van het materiaal dat in de belijdenisgeschriften is te vinden. De belijdenisgeschriften moeten, zo is zijn gedachte, gelezen en verklaard worden in het licht van het Woord. Daarmee kan men gevoegelijk instemmen. Maar de zin, die in het Woord vooraf volgt is me niet helemaal duidelijk: „Wij moeten niet in de eerste plaats vragen, wat de mensen hebben bedoeld, die de belijdenisgeschriften hebben opgesteld, maar wat de HERE ons zegt in zijn Woord". Die zin is niet duidelijk. Wie de belijdenis leest moet vragen: wat staat er, en wat bedoelde de opsteller te zeggen. Natuurlijk geeft Gods Woord altijd de doorslag. Maar het historisch verstaan van de gereformeerde belijdenis verrijkt dikwijls onze kennis van de Schrift.
Wat in dit boek over zelfonderzoek en zelf beproeving wordt gezegd is in strijd met wat bij de meeste vaders van de Afscheiding werd voorgestaan. Het is een misvatting van ds. Venema, als hij het onderzoek op de beproeving alleen wil richten op de vraag of wij leven naar het verbond, en al het andere een subjectivistische opvatting noemt, daad van ongeloof. Dit lijkt me inderdaad een gevaarlijke misvatting die veel vanzelfsprekende oppervlakkigheid in de hand kan werken.

W. van 't S.


Dr. W.H. Velema: Hoe Christelijk is de Christelijke ethiek? Over het eigene van de Christelijke ethiek. Apeldoornse Studies No. 19.
Op 17 september 1982 heeft prof. Velema als aftredende rector deze rede uitgesproken. Het thema raakt de diepste vragen van het christelijk geloof, die in elke eeuw op een specifieke manier aan de orde komen. In elke eeuw? Vanaf het begin heeft de kerk de vraag moeten beantwoorden: waarom doen wij de dingen zo en niet anders. Die vraag is maar niet pragmatisch. Zij raakt de essentie van het geloof.
Met een bijzondere belangstelling voor wat in de „moderne" theologie aan de orde is, heeft prof. Velema opnieuw gevraagd: wat is het specifieke van de Christelijke ethiek? Heeft zij iets eigens?
Het antwoord op deze vraag hangt - terecht - af van de visie op de Aufklärung. In de laatste wéét de mens de dingen uit zichzelf (blz. 15). Krachtens Openbaring staan de zaken echter geheel anders. Dan weet de mens niet zo veel. Het moet hem „aangezegd" worden. Het eigenlijke dilemma is inderdaad dat van Aufklärung óf Openbaring. Wie oog heeft voor de alles-beslissende betekenis van de laatste zal hier het eigene van de Christelijke ethiek zoeken. Daaruit vloeien dan een aantal zaken voort. De eenheid van heil en heiliging is daarmee geponeerd. Ook de vér-reikende betekenis van bijbelse gegevens naast de geboden. Zó wordt duidelijk wat het eigene van de Christelijke ethiek is. Daarvan kan getuigenis worden afgelegd. Daartoe moet in de prediking worden opgeroepen.
De problematiek in deze rede behandeld is niet nieuw. Zij trad aan het licht in vrijwel alle tijden. Maar iedere tijd heeft haar eigen accentuering. Van die bijzondere aspecten, die eigen zijn aan onze tijd is de auteur goed op de hoogte. Zo biedt deze rede het materiaal waarvan velen gebruik zullen maken.

W. van 't S.


Wij en. . . Onder redactie van J. van der Graaf en I.A. Kole, Uitgeverij Boekencentrum 's- Gravenhage, 160 blz., ƒ 20,90
In dit boek zijn een aantal artikelen bijeengebracht over allerhande vragen, die vandaag de dag bij ons kunnen opkomen. Het zijn eenvoudige stukken van bevoegde hand over onze tijd en de eindtijd, over onze cultuuropdracht (zoals ze zo vaak genoemd werd) en over de vrije tijd. Over automatisering, culturele minderheden, massamedia, toenemend geweld. Geen bundel met „strikt geestelijke onderwerpen, maar wel allemaal zaken, die het leven raken, dat midden in deze dingen, voor Gods aangezicht wordt en moet worden geleefd." De auteurs zijn afkomstig uit „verschillende kerkelijke kringen binnen de gereformeerde gezindte". Het is een boek dat men gemakkelijk ter hand neemt, en dat, ook al pretendeert het niet een antwoord te geven, toch verder helpt, al was het alleen maar door de belichting uit het Woord van God.

W. van 't S.


O.H. de Vries: Leer en praxis van de vroege dopers uitgelegd als een theologie van de geschiedenis. Dissertatie. Rijksuniversiteit te Utrecht.
Op dit proefschrift promoveerde in september 1982 de auteur. Zijn onderzoek richt zich op de vroege dopers: dopers van de eerste generatie. Er komen een zevental aan de orde: Balthazar Hubmaier, Konrad Grebei, Felix Manz, Michael Sattler, Hans Deuck, Hans Hut en Melchior Hoffman.
De apocalyptiek en een revolutionaire toekomstverwachting zijn, zo stelt de auteur, eigen aan het echte doperdom. Men kan deze elementen niet wegcijferen. Ze moeten veeleer verklaard worden. De Vries zoekt deze verklaring in een doperse theologie van de geschiedenis.
Nu is deze laatste wel duidelijk een vrucht van een vrij laat westers theologisch denken. Interpreteert men op deze wijze de vroegdoperse geschiedenis niet al te zeer met behulp van een categorie, die bijvoorbaat ongeschikt lijkt? En loopt men dan niet het gevaar, dat men te veel in de geschiedenis inleest? Ik meen dat dr. De Vries aan dit gevaar niet geheel is ontkomen. Maar men moet toegeven, dat het materiaal authentiek en de verwerking oorspronkelijk is. Daarom is deze dissertatie een goede bijdrage aan de voortgang van het onderzoek. Tegelijk betekent deze studie een middel waarmee we in staat worden gesteld om na te gaan, of het beroep op doperse opvattingen in de moderne theologie inderdaad legitiem is. Een studie dus, die we van harte aanbevelen.

W. van 't S.


Dr. J. van Genderen: „Verbond en Verkiezing". Uitgave Kok, Kampen. Prijs ƒ 16,50.
In 1981 hield prof. Van Genderen zijn rectorale rede over dit onderwerp. Hij heeft die rede veel breder uitgewerkt en ze nu in deze vorm gepubliceerd met de tekst van vier ethercolleges, in 1975 gegeven over Verbondstheologie - vroeger en nu.
Wie dit geschrift leest wordt breed geïnformeerd. In zes paragrafen wordt het eerste onderwerp behandeld: Staat het verbond onder de beheersing van de verkiezing?; Is de verkiezing het uitgangspunt in de verbondsleer?; Een nieuwe visie op verkiezing en verbond; Het onderscheid en de overeenstemming van verbond en verkiezing; Het samengaan van belofte en eis; Verbond en verkiezing in harmonie en perspectief.
Indertijd heb ik de rectorale rede van Van Genderen zeer geprezen. Daarom ben ik dankbaar dat ze in deze vorm is verschenen.
Hier wordt het hele terrein overzien en is veel te leren.
Zoals we dat van onze hoogleraar in de dogmatiek gewend zijn: hij schrijft rustig, evenwichtig, nergens is hij scherp. Duidelijk laat hij zien wat er op dit gebied aan de hand is. Als de Geref. Gemeenten zich voor hun verbondsleer op bepaalde vaderen beroepen dan zegt de schrijver niet: dat is niet juist. Hij erkent dat er theologen zijn geweest die verbond en verkiezing hebben vereenzelvigd. Maar het zijn niet de authentiek reformatorische theologen. Calvijn biedt voor deze opvatting geen grond. Het is een genot om dit door en door confessionele betoog te lezen.
In het tweede gedeelte wordt geïnformeerd over het ontstaan van de verbondsleer; daarna een paragraaf over van Calvijn tot Coccejus; de verbondsleer van Woelderink en Schilder en tenslotte van Barth tot Berkhoff.
Overbodig haast om te zeggen dat de kracht van Van Genderen ligt in de nauwkeurige dogmen-historische tekening. Wie wil weten wat er over het verbond is geschreven en door wie in vroeger en later tijd, zal hier een antwoord vinden. Belangrijk is in beide gedeelten de tekening van de nieuwste verbondsleer van Barth en Berkhoff - om die twee alleen maar te noemen - welke leer steeds meer doordringt in de praktijk en die veel jongeren blijkt aan te spreken in de consequenties ook al weten ze de herkomst van de opvattingen niet.
De schrijver toont z'n kracht in de zekerheid van zijn overtuiging, nergens wordt hij lyrisch. Hij blijft de studeerkamer-theoloog, die leest, verwerkt, taxeert, rubriceert, recenseert. Het resultaat vinden we in deze weloverwogen studie, die goed gedocumenteerd is blijkens de 180 noten die achter in het geschrift dat 103 pagina's telt zijn opgenomen. We hopen dat velen zich de stof eigen zullen maken en dat we in onze kerken het juiste verband tussen Verbond en Verkiezing zullen handhaven, prediken en beleven zoals het hier wordt uiteengezet, naar Schrift en belijdenis.

J.H.V.


John Bunyan: „De Pelgrimsreis". Vertaald uit het Engels in het Nederlands van onze tijd door Hans Werkman. Uitgave Kok, Kampen. Prijs ƒ 27,50.
Voor het eerst verscheen dit bekende, klassieke werk van de „Ketellapper van Bedford" in 1678. Na drie eeuwen is het nog bekend en is het in allerlei talen vertaald. Ook in onze taal is dit prachtige boek, dat blijk geeft van een diep inzicht in Gods weg met mensen, verschillende keren vertaald. De jongste vertaling is bovengenoemde.
De vertaler is er in geslaagd het zo te doen dat het boeiend leest en velen aanspreekt. Dat is geen geringe verdienste. Het is beslist van betekenis dat ook een jonge generatie van dit mooie boek kennis neemt en zich eens in gaat denken hoe Bunyan de weg van de Christen naar de hemelstad beschreef. Wat een prachtige karaktertekeningen weet deze man te geven. Hoe diep weet hij de geloofsstrijd te tekenen. Wat een open oog had hij voor de werkelijkheid van het tijdgeloof en de gedaante van de schijnchristen. Zou onze generatie deze taal nog verstaan? Ik denk aan de bijzonder rake tekening van reiziger Bijbedoeling en zijn vrienden met die karakteristieke namen. Heel graag ter lezing aanbevolen.
Het is wel een waagstuk om een dergelijk klassiek werk in vlot, hedendaags Nederlands te vertalen. De auteur is daarbij zo ver gegaan dat hij de Bijbel citeert uit de Groot Nieuws vertaling. Dat kan ik niet bewonderen. In dezen prijs ik hem niet.
Hier en daar in de vertaling zijn er enkele passages die vragen oproepen, maar over het geheel genomen heeft deze vertaling grote voordelen: een jong geslacht wordt geconfronteerd met rijke geloofsschatten.
Een boek om uw kinderen cadeau te geven en als u het niet kent, zelf te lezen.

J.H.V.


Prof. G. Wisse, Memoires. Onvergetelijke bladzijden uit mijn levensboek. Van Middelburg naar Middelburg. Tweede druk, Den Hertog BV-Houten/Utrecht 1982, 219 blz., ƒ 32,50.
Bij de uitgever kwam zo veel vraag naar het bekende boek, dat G. Wisse over zichzelf schreef in de vorm van mémoires, dat hij deze tweede druk op de markt bracht. De eerste druk verscheen in 1953. In 1957 overleed de schrijver. In het jaarboek van 1958 verscheen een In Memoriam, van de hand van ds. L.S. den Boer. Dit stuk uit het jaarboek werd bij wijze van inleiding nu in deze heruitgave opgenomen. Ds. Den Boer had reeds in de eerste uitgave de betekenis van G. Wisse geschetst in zijn arbeid aan de Theologische School te Apeldoorn. Ook werd bij wijze van inleiding opgenomen het verslag, dat in De Wekker van 29 november 1957 werd opgenomen over zijn ter aarde bestelling. Zo is er een geheel tot stand gekomen, dat goed is samengesteld.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1983

De Wekker | 12 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1983

De Wekker | 12 Pagina's