Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Klagen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Klagen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. Klaagliederen 3:39

Bovenstaande tekst heeft het over klagen. Dat is dan weliswaar niet zo'n vrolijk onderwerp, maar het komt allerwegen voor. Er zijn nogal wat mensen die doen aan zelfbeklag. Dan hebben we te doen met onszelf omdat we het zo zwaar hebben. Het zal ons duidelijk zijn dat Jeremia dit niet bedoelt.
De profeet begint hier met een vraag. Wat klaagt dan een levend mens? Wat klaagt dan een mens die leeft. Die nóg leeft. Bij de verwoesting van Jeruzalem en bij de wegvoering van Juda naar Babel, daarover gaat het in het boek Klaagliederen, zijn heel wat mensen gedood. Lang niet ieder bracht het er levend af. Jeremia heeft het hier tegen mensen die wel zijn blijven leven.
En dát ze zijn blijven leven, hebben ze te danken aan de genade van God. De hand van de Here heeft hen gespaard. Dat is een wonder. Dat wonder geldt ook ons. We leven nog. Hoewel we allemaal aan de macht van de zonde en aan de macht van de dood onderworpen zijn. Eens zullen we door de dood worden weggenomen, maar we leven nog. Als een grote gave van God.
Het leven is niet altijd eenvoudig, het woord klagen kan ons uit het hart gegrepen zijn, maar het leven op zich, daar zijn we blij mee. Al is aan het leven veel glans en vreugde ontvallen, het leven is genade van de levende God.
Daartoe heeft God de mens ook geschapen, om te leven. Dat is ook de herschepping door de Heilige Geest. Dat is de overwinning van Jezus Christus toen Hij opstond uit het graf. Dat we weer zullen leven, tot in eeuwigheid. Het zijn de goedertierenheden des Heren, dat wij nog leven, want we hebben de dood verdiend.
Aan deze mensen, die in Jeremia's dagen zijn blijven leven, wordt nu een vraag gesteld. En dan zegt de profeet, jullie klagen, maar waarover nu eigenlijk.
Men klaagt over de wegvoering van het volk naar Babel. Over het feit dat het land is verwoest. Dat het volk z'n zelfstandigheid heeft verloren. Dat de tempel in puin ligt.
God heeft Zijn gerichten voltrokken. Er is veel ellende gekomen. Het voorspoedige leven heeft een einde genomen. Al het mooie van vroeger is weg.
Zo kunnen wij vandaag ook klagen. Over minder loon en meer werkloosheid. Over ontreddering en dreiging. Dat het niet zo goed gaat als wij vroeger hoopten. Dat er ziekte kwam. Dat de kinderen teleurstellen. Dat het in de kerk achteruit gaat.
Het mooie leven wat de Schepper bedoelde is geen feestlied maar een klaagzang geworden. In de wieg horen we het klagend huilen van een kind. Op sterfbedden horen we bange klachten van oude mensen. De bomen klagen over ontbladering. Dieren worden opgejaagd. Vissen sterven in vergiftigd water. De hele schepping is een klaaglied. En temidden van de klagende schepping horen we klagende schepselen. Het is één en al klacht. Een levend mens, een mens die nog leeft, houdt zich meer met klagen bezig, dan met het loven van de Schepper.
Op zich is dat te verstaan. Er gebeuren verschrikkelijke dingen. En wij doen elkaar verschrikkelijke dingen aan.
Dat was in Jeremia's dagen ook het geval. De profeet heeft er van gezegd, dat de Here strafte omdat het volk ongehoorzaam was. De Here deed dat niet van harte. God heeft gestraft zoals een vader zijn kinderen. Het is nodig en nuttig.
Daarom mogen we niet klagen uit ontevredenheid. En nog minder als een aanklacht tegen God.
En zo komt de vraag op ons af, waar klaagt u nu eigenlijk over. Wat bedoelt u met uw klachten.
Jeremia zegt ons waarover de klachten moeten gaan. Dit is zijn antwoord. Een ieder klage vanwege zijn zonden.
We moeten klagen over bedreven kwaad. Want daar hield de verwoesting van Jeruzalem alleen maar verband mee. Met ongehoorzaamheid aan de Here. Met overtreding van Gods wet. Met het verlaten van de God van het verbond. Met het dienen van de afgoden. Jeremia verbiedt het klagen niet. Maar hij geeft wel de enige reden tot klagen aan n.l. de zonde, de overtreding.
Wij klagen meestal over de gevolgen van de zonde. Over datgene wat ons treft of onthouden wordt. De profeet zegt, je moet klagen over de zonde zelf. Dat wij het doel hebben gemist. Dat we niet voor God en voor de ander hebben geleefd. Dat alles draait om eigen begeerte. Een ieder klage. Ieder persoonlijk. Het klagen gaat ons makkelijk af. Over ellende. Over een ander.
Maar klagen over eigen schuld. Over datgene wat wij verkeerd hebben gedaan. Wij moeten onze eigen zonde als zonde voor God gaan zien. Dat wij afwijken van Gods woord en wet. Dat we kiezen tegen de Here in. Dat we naar Zijn bevel niet horen. De Here wil ons bepalen bij datgene wat ieder persoonlijk verkeerd denkt en doet en zegt. Daarvoor zijn we ook persoonlijk verantwoordelijk.
Wij verbreken de gemeenschap met de Here. Wij gaan eigen weg. Wij gaan van de Here af. Daarom moet ons klagen zo'n persoonlijk karakter dragen. Over persoonlijke schuld.
Wij verzwijgen het kwaad, dekken het toe, praten het goed. Verontschuldigen het of verwijzen naar een ander en omstandigheden. Wat zouden we er van opknappen als het tot zo'n persoonlijke schuldbelijdenis kwam.
Waarom is dat nu zo belangrijk? Dat we met de zonde breken. Dat we ons van het kwaad bekeren. Dat we vergeving ontvangen en tot een nieuw leven komen.
Door Jezus Christus. Er zijn beloften van heil, van heling, van genezing en redding. Daarom moeten we niet klagen in het wilde weg, zonder bestemming en zonder adres.
Maar onze klachten brengen aan het oor van God. Aan het oor van Jezus Christus. Hij is in onze strijd en aanvechting ingegaan. Hij stond in onze plaats. Hij klaagde ook in onze plaats. Al onze klachten heeft Hij tot de Zijne gemaakt. Hij heeft geklaagd als niemand anders. Mijn God, Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten? En zo is er vergeving. Zo zullen wij nimmermeer van God verlaten worden. Als we deze Heiland zoeken en aanroepen, in Hem geloven en bij Hem schuilen. Jezus Christus is Gods antwoord als wij klagen over onze zonde. De schuld is gelegd op Hem. De Heilige Geest ontsteekt in onze harten een oprecht geloof dat Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst. Aan de klachten komt een einde. Het loflied breekt aan. Des avonds geklaag, 's Morgens gejuich.

Putten, A. Bijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1983

De Wekker | 8 Pagina's

Klagen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1983

De Wekker | 8 Pagina's