Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambt in discussie (XV, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambt in discussie (XV, slot)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Allen zonen van God (Gal. 3:26-29)
In de discussie over het onderwerp dat ons nu geruime tijd heeft bezig gehouden, speelde één tekst ook een belangrijke rol. Het is het woord van Paulus uit Galaten 3, waarin hij spreekt over de rijkdom van de genade in Christus. De tekst luidt aldus: „Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof in Christus Jezus. Want gij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk of vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen".
In deze verzen wordt ons gezegd, wat de rijkdom is van het geloof in Christus. Wij zijn door het geloof in Christus zonen, of kinderen van God. Dat staat tegenover die verhouding, die met het knechtschap wordt aangeduid. Een kind is vrij. Een kind is erfgenaam. Krachtens de belofte zijn we dan zaad van Abraham. Dan gelden de beloften, die aan Abraham zijn gedaan ons.
Deze rijkdom valt ons te beurt door het geloof alleen. Slechts door het geloof worden wij met Christus bekleed. Daarop komt het dan ook aan: om in Christus Jezus te zijn. Buiten Hem is er van vrijheid geen sprake. Maar in Hem, in Hem alleen delen wij in Gods genade. Brengt het nu voordeel dat men een Jood is of een Griek? Betekent het een plus, dat men een slaaf is of een vrije? Maakt het in dit stuk van zaken iets uit of men een man is of een vrouw? Neen. Want hier bij, dat is bij het gedoopt worden in Christus en bij het aandoen van Christus is het niet de vraag of men vrij is, heer of knecht. Jood of Griek, man of vrouw. Beslissend is hier de vraag van het geloof. Door het geloof, niet door het man-zijn of vrouw-zijn, is men in Christus. In dit verband zegt Paulus, doet dit niet ter zake.
Dat betekent nog al wat voor de verhouding van Joden en heidenen. Dat men een Jood is betekent niets. Dat men een heiden is betekent niets. Dat men een nieuw schepsel is: dat alleen betekent iets. „Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets. Maar of men een nieuwe schepping is" (Gal. 6:15). Paulus houdt er van om zulke reeksen te vormen en dan te zeggen. Joden, Grieken, slaven, vrijen . . . het zijn verschillen die wegvallen, wanneer het gaat om de doop met één Geest tot één lichaam. Allen zijn wij met één Geest gedrenkt (1 Cor. 12:13).
Ook in Col. 3:11 vinden we deze gedachte. Daar gaat het om het aandoen van de nieuwe mens, die vernieuwd wordt naar het beeld van zijn Schepper. Daarbij is geen onderscheid tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar of Scyth, slaaf en vrije. Maar alles en in allen is Christus.
Op al deze plaatsen is de apostel erop bedacht om de eenheid van de gemeente niet in gevaar te brengen door zaken, die weliswaar belangrijk zijn, maar die voor het vernieuwd worden naar het beeld van God niet van waarde zijn. Daar geldt alleen de nieuwe mens. Daar is alles en zijn allen één in Christus.

Daarop moet de nadruk vallen
Het is zo, dat de uitleggers, die zich met deze tekst hebben bezig gehouden daarop de nadruk laten vallen. Ik noem er slechts enkele. Chrysostomos schrijft bij deze tekst, dat alles er op aan komt, om de eenheid van de gemeente te verstaan, iedere gelovige heeft Christus aangedaan. Wat kan er ernstigers bedacht worden, dan deze woorden? Hij die gisteren een Griek was of een Jood, een gebonden mens, draagt nu bij zich de gestalte niet maar van een engel of van een aartsengel, maar van de Heer van alles, ja hij vertoont in zijn eigen persoon de Christus. Een radicaler manier om de eenheid van de gemeente aan te duiden bestaat niet.
Luther gaat terecht uit van de gedachte van de rechtvaardigheid. Men wordt niet gerechtvaardigd, omdat men een Jood is, maar omdat men in Christus gelooft. Een christenmens is, zo zegt Luther, een mens zonder naam, zonder kenteken, zonder onderscheid, zonder aanzien des persoons. Als de bijbel zegt wie rechtvaardig is, dan schildert hij niet een aparte klasse. Er staat niet: De Here kent de weg van de Joden, van de mannen, de grijsaards of kinderen. Wie zal wonen in uw tent? Niet de Jood, of wie een gelofte gedaan heeft, maar die onberispelijk wandelt. Al die verschillen tussen Joden en Grieken, mannen en vrouwen zijn er wel, maar zij tellen niet mee als het gaat om de vraag hoe men een christenmens wordt. Onderscheid is er en blijft er ook: onderscheid tussen Joden en heidenen, verschillen van stand en geslacht. Maar ze zijn opgeheven door de eenheid van het geloof in de Geest.
„Over het onderscheid hebben immers niet alleen de apostelen maar ook de Here zelf een heilzame leer nagelaten. Christus gebiedt de keizer te geven wat des keizers is. De apostelen dragen de knechten op hun heren te gehoorzamen, en aan de vrouwen zeggen zij dat ze hun mannen onderdanig zijn. Allen moeten de overheid gehoorzamen. . . Maar dit zijn slechts dingen, die de persoonlijke stand betreffen". Ieder moet daarbij zijn persoonlijk aanzien gebruiken ten nutte van de eenheid van het geloof.
Ook Calvijn spreekt op deze manier. „De zin is, dat de personen niet meetellen. En derhalve is het van geen belang van welk volk men is of van welke conditie. De besnijdenis heeft niet meer betekenis dan de sexe of de burgerlijke staat. Waarom? Omdat Christus immers allen één heeft gemaakt". Aldus Calvijn in zijn Commentaar op Galaten. In zijn preken over deze brief heeft Calvijn deze gedachte vastgehouden: „Paulus heeft door deze zinsnede nog duidelijker willen uitdrukken, dat alleen het geloof ons genoeg moet zijn en dat we alle andere middelen moeten uitsluiten. Anders zouden we ten zeerste te kort doen aan de genade van onze Here Jezus Christus en ook aan de kracht van zijn Heilige Geest. Dit werk van Christus maakt ons één in Hem. Niemand kan zich beroemen, alsof hij meer zou betekenen dan een ander. Groot en klein zal zich beijveren om deze eenheid te beleven.
Nadat dit vastgesteld is, constateert Calvijn dat in de bestuurswijze van deze wereld in allerlei opzicht sprake is van diverse graden: er zijn slaven en meesters. Er zijn overheden en onderdanen. Er is een relatie tussen man en vrouw, waarin de eerste het hoofd is. Deze orde is onschendbaar. Christus is niet in de wereld gekomen om een zodanige verwarring tot stand te brengen, dat de orde, die zijn Vader heeft ingesteld wordt opgeheven. „Maar wanneer Paulus zegt, dat er noch meester noch knecht is, dat er noch man noch vrouw is, bedoelt hij, dat men, om zeker te zijn van ons heil, niet behoeft te komen zoals de pauwen, die hun staart opzetten om zich vanwege hun veren te laten bewonderen". Wat onze waardigheid was, moet worden weggedaan. Hij moet verworpen worden. We kunnen slechts als zondaren tot Christus komen. In het stuk van het heil geldt het niet of men een man of een vrouw is, een Jood of een Griek, een slaaf of een vrije.

En daarop moet de nadruk blijven vallen
Ook moderne commentaren leggen daarop de nadruk. De apostel wil niet zeggen dat er geen verschillen meer zouden bestaan. Maar zij hebben elke heilsbetekenis voor God verloren. Daarin was een heel sterk onderscheid met het Jodendom en ook met de heidenwereld. Een bekend ochtendgebed dat in de synagoge gebruikt werd luidt:
Geloofd zijt Gij, Eeuwige, onze God,
die mij niet als heiden hebt doen geboren worden,
die mij niet als slaaf hebt doen geboren worden,
die mij niet als vrouw hebt doen geboren worden.
Tegenover die synagoge staat de gemeente. En daar geldt: geen slaaf, geen vrije; geen man en geen vrouw. Maar alleen een nieuw schepsel.
Aan de ene kant betekent dit woord een beperking. Het geldt alleen binnen de gemeente van Christus. Daarbuiten staan in menig opzicht de zaken anders. Ook nog in een andere zin is er van een beperking sprake. Men kan uit deze tekst geen directe conclusies trekken voor de ordening van het kerkelijk ambt of ook voor de politieke verhoudingen (Schlier). „Het kerkelijk ambt berust immers niet direct op de doop, maar op een missio, de zending en de politieke maatschappij is niet identiek met het Lichaam van Christus". Voor de bestuurswijze van de kerk gelden de normen van de Schrift. En de apostel die hier over de eenheid van de gemeente schrijft, splitst die eenheid niet op, wanneer hij op andere plaatsen een duidelijk woord schrijft omtrent het zwijgen van de vrouw.
Hiermee sluit ik nu deze serie artikelen af, wetend dat ik lang niet alle vragen heb kunnen beantwoorden, en nog met meer zekerheid wetend, dat ik ook lang niet iedereen heb kunnen overtuigen. Maar hóe we de zaak ook benaderen, er zijn een paar dingen die ieder behoren aan te spreken. Wie ooit mocht denken dat hij of zij geen roeping heeft vergist zich. Wij behoren allen te doen, wat onze hand vindt om te doen.
Ook moeten we weten dat er in de gemeente geen zaak is, of zij hangt samen met genade. Reden om zich te verheffen heeft niemand. Genade maakt nooit groot. Zij leert ons niet om te heersen, maar om te dienen. Elke gedachte aan meer of minder moet geweerd worden. Is een predikant meer dan een gemeentelid? Een ouderling meer dan een zuster der gemeente? Er is een weg die verder omhoog voert. Het is die van de Schrift. Het is die van de liefde. Midden in het stuk, waarin over profeterende vrouwen gesproken wordt (1 Cor. 11, 12) en over de zwijgende vrouw (1 Cor. 14), staat 1 Cor. 13. Men kan noch het eerste noch het laatste hoofdstuk goed lezen, zonder het middelste. Daarover is hoop ik geen verschil.
Welnu, al zou ik vijfmaal bevestigd zijn als ambtsdrager, en ik had de liefde niet, dan ware ik niets. En al had ik alle gaven van de Geest - die van de talen, die van de profetie en nog veel meer gaven - en had de liefde niet, dan ware ik niets.
De profetische gave gaat niet mee de eeuwigheid in.
En de toerustingen, de ambten en diensten, gaan ook niet als zodanig mee de hemel binnen.
Er is maar één gave, die meegaat. Het is de gave van de liefde. Wat is een man zonder deze liefde van Christus? Wat is een vrouw zonder deze liefde van Christus? Wat is een gemeente van de Bruidegom zonder deze liefde, die sterker is dan de dood?
Zeg nu niet, dat ik een afleidingsmanoeuvre uitvoer. Dat doen we in het algemeen al te veel. En intussen vreet de verharding van de harten voort. We zeggen: daarover gaat het nu niet! We praten nú over de vrouw in het ambt! Kan ik ooit over welk onderwerp praten, en daarbij voor welk onderdeel ook deze liefde uitschakelen? Deze: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde? Deze: Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad? Wat baat het, als ik jong ben - en ik mis deze liefde?
Wat baat het, als ik een man of een vrouw ben, en ik mis dit?
Neen, ik probeer niet af te leiden. Ik zoek heen te leiden naar die onbegrijpelijke wonderlijke zoekende liefde, waarin noch man noch vrouw is, maar waarin het alleen Christus is. Hém hebben wij allen nodig. En de liefde - deze, en geen andere - transcendeert alle tegenstellingen, ook die tussen voor- en tegenstanders van deze of gene zaak. De liefde gaat dat alles te boven. De liefde zoekt een weg, die omhoog voert. Wanneer wij niet begeren dit als eerste te zoeken, te bouwen en te bewaren is alles voor niets. IJdel. Leeg aan God.
Maar waar we dit zoeken, kijken we elkaar aan en zeggen: Wij zien nu nog in raadselen. Straks niet meer. En door de kracht van wat de meeste is: de liefde, zullen we van harte begeren de minste te zijn. Ik wilde soms, dat de mensen me daartoe de kans gaven. Laten we onze liefde niet laten verkoelen.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1983

De Wekker | 8 Pagina's

Het ambt in discussie (XV, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1983

De Wekker | 8 Pagina's