Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale synode Rotterdam 1983 (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale synode Rotterdam 1983 (VI)

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Woensdag 28 september 1983
Het vorige deel van het verslag brak af, terwijl de morgenvergadering nog niet voorbij was. Er was een ogenblik pauze, nadat besloten was, het zingen van liederen in de eredienst, die wel Schriftuurlijk en confessioneel verantwoord zijn, maar geen Psalmen of berijmde Schriftgedeelten zijn, niet vrij te geven.
Na de pauze kwam, aansluitend aan het bovenstaande, de instructie van de P.S. van het Zuiden aan de orde, waarin gevraagd was, de uitspraak van 1980, dat onder bepaalde voorwaarden een aantal schriftuurlijke liederen aanvaard kan worden, te herroepen. Vanuit de Schrift, de band met het verleden en de eenheid in het kerkelijke leven, was dit toegelicht.
De voorbereidende commissie had geadviseerd, de instructie niet in behandeling te nemen, omdat in dit geval niet per instructie, maar als appèl de onderhavige zaak ter synode had moeten worden gebracht. De instructie zou dus niet ontvankelijk zijn. Gelet evenwel op het zojuist gevallen besluit, deelden de afgevaardigden uit het Zuiden mede, de instructie terug te nemen.
Over een soortgelijke instructie, ingediend door de P.S. van het Oosten, ontspon zich een kerkrechtelijk debat. De commissie van voorbereiding was van mening, dat de P.S. van het Oosten zich tot de aangewezen deputaten had moeten wenden in plaats van een instructie in te dienen. Vanuit de afvaardiging van het Oosten werd deze mening fel bestreden. Sinds wanneer is het niet meer toegestaan om de weg van het Gereformeerde kerkrecht te gaan? Een andere afgevaardigde had ook dit bezwaar tegen de voorgestelde afhandeling, dat ze in verband was gezien met de afhandeling van het appèl van de kerkeraad van Amersfoort.
De rapporteur, oud. D. Koole, vroeg opschorting van het agendapunt totdat prof. Van 't Spijker kerkrechtelijk advies zou kunnen geven. Dit gebeurde.
Over dezelfde zaak, inhoudelijk gezien, ging ook nog een bezwaarschrift van de kerk van Meerkerk. Omdat hier kerkrechtelijke fouten aan kleefden, kon het niet toegewezen worden, alhoewel er instemming bestond met de bedoeling ervan.
Het nu volgende agendapunt was van geheel andere aard; een kerkrechtelijk punt. Het ging over de taak en de bevoegdheid van Deputaten naar art. 49 K.O. van de particuliere synoden, in geval van overkomst van een predikant uit een andere kerkgemeenschap naar ons kerkverband. De P.S. van het Noorden had voorgesteld, de procedure iets te veranderen, waardoor deze deputaten niet eerst bij het overleg betrokken worden, nadat de betrokken classis erover gesproken heeft, maar direct in eerste instantie. Namens de P.S. van het Noorden werd betoogd, dat het niet ging om meer invloed van deze deputaten, maar om de mogelijkheid, hun taak goed uit te voeren. De commissie (rapporteur ds. P. den Butter) was, ook op kerkrechtelijke gronden, niet voor de instructie. Een ander voorstel werd ingediend door diaken D.M. v.d. Leeden, die voorts betoogde, dat de bepalingen bij art. 4 K.O. (over deze bepalingen ging het) al zó ingewikkeld zijn, dat het nodig is om een verduidelijking en vereenvoudiging te geven. De zaak kwam nog niet tot een afwerking.
Na de etenspauze ging de synode enige tijd in comité voor het afwerken van enige bezwaarschriften. Daarover kan dus geen verslag gedaan worden. Tot goed begrip: niet alle bezwaarschriften worden in besloten zitting behandeld; alleen als het over persoonlijke zaken gaat.
Prof. dr. J.P. Versteeg werd weggeroepen, omdat de verergerende ziekte van zijn moeder dat noodzakelijk maakte.
Aan de orde was nu de behandeling van het rapport over het Kerkelijk Administratief Bureau. De deputaten C. Groeneveld en G.L. Bouwman werden welkom geheten. Ook de penningmeester van Zendingsdeputaten, br. W. Duindam, was aanwezig. De reden van dit laatste was, dat deputaten Buitenlandse Zending ernstig hadden verzocht, ontheven te worden van de opdracht, voor de financiële administratie gebruik te blijven maken van de diensten van het Kerkelijk Bureau. Dat was een zaak, die ook al op eerdere synoden had gediend.
Deze deputaten hadden gerapporteerd, dat de huisvesting in het gehuurde pand Tuinlaan 102 verre van ideaal is. De administrateur, br. A. van der Staaij, is vrij langdurig ziek geweest. Problemen konden zo goed mogelijk worden opgevangen. De heer Van der Staaij hoopt in 1985 met pensioen te gaan.
Verder leeft er al enige tijd een plan, in de toekomst te komen tot de instelling van een centraal administratief bureau voor onze kerken, waarin ook deputaatschappen, die tot nu toe een eigen bureau hebben, kunnen deelnemen (Zending, Adma, Evangelisatie). In de afgelopen tijd is met verscheidene deputaatschappen overleg gepleegd. Aan verschillende voorwaarden zou voldaan moeten worden:
- een gunstige ligging voor ons kerkelijke leven, geografisch en qua kosten;
- een goede mogelijkheid van werkruimte, vergaderruimte en parkeerruimte;
- een verstandige en gunstige financiële opzet;
- een goede en verstandige personeelsbezetting;
- een zo breed mogelijke deelname door heel het kerkelijke leven.
Een goede vergelijkingsmogelijkheid biedt het nieuwe bureau van de Gereformeerde Gemeenten in Woerden.
De financiële commissie van de synode (rapporteur oud. J.D. Wisman) adviseerde, deputaten op te dragen een begroting te maken waaruit de taak, de omvang van de werkzaamheden en de financiële consequenties van een Centraal Bureau blijken en deze in te dienen bij de volgende generale synode. Ook zou elk deputaatschap desgevraagd medewerking moeten verlenen om tot dit geheel te kunnen komen.
Het voorstel, deputaten Buitenlandse Zending te ontheffen van de deelname, zou door de synode niet aanvaard moeten worden.
Vanuit de synode werd nu gevraagd, of er geen vrees voor bureaucratisering en overheersing behoeft te zijn. Als voorzitter van Zendingsdeputaten betoogde ds. K.J. Velema, dat deze deputaten aan de verhouding Zending-Kerkelijk bureau weinig vreugde hebben beleefd. Een besluit tot handhaving van deze relatie komt geheel voor rekening van de synode.
Als rapporteur van de commissie sprak oud. J.D. Wisman. De commissie wil wel een voorzichtige stap doen. Eerst moet er geïnventariseerd worden. Het gaat om ruimte, apparatuur en mankracht. Zeker niet om bezinningswerk.
Wat de verhouding Zending-Kerkelijk bureau betreft: de commissie heeft wèl aanmerking gemaakt op de functionering van het Kerkelijk bureau. Toch zijn er van weerskanten wel eens dingen niet helemaal goed gegaan. Er moeten goede regelingen kunnen komen.
Namens deputaten sprak br. C. Groeneveld. Het gaat om efficiency. We kunnen het ons niet meer veroorloven, dat er geld verspild zou worden. Met Zendingsdeputaten hebben we graag een goede verhouding. Moet de communicatie beter? Graag, eventueel op dit moment nog.
Na de koffiepauze spraken nog ds. A.W. Drechsler als rapporteur van het agendapunt- Zending, en de penningmeester van de zending, br. W. Duindam. Ook vanwege zijn eigen (noodzakelijke) tijdsindeling staat hij voor moeilijkheden.
Vanuit de synode werd beklemtoond, dat persoonlijke omstandigheden, hoe begrijpelijk ook, principieel-kerkelijke besluiten niet mogen beïnvloeden.
Een voorstel Drechsler-Groeneveld werd nu aangenomen, dat Deputaten Kerkelijk Bureau en Deputaten Zending de opdracht zouden ontvangen, op korte termijn samen te onderzoeken, op welke wijze de zendingsadministratie op doeltreffende wijze kan worden gevoerd.
Voorts zal elk deputaatschap bij wijziging van de personele en/of zakelijke situatie samenwerking zoeken met deputaten-Kerkelijk bureau.
Nu kwam het agendapunt terug, waarvan de bespreking was afgebroken: wat te doen als kerkeraden eigen wegen gaan, tegen kerkordelijke afspraken in. Zoals eerder vermeld, had ds. J. Brons voorgesteld, niet alleen het voorstel van de commissie aan te nemen, dat een broederlijke vermaning inhield, maar ook uit te spreken, dat men in geval van weigerachtigheid zich bevindt op een weg, die uiteindelijk leidt tot een verbreking van het kerkverband.
De commissie (rapporteur oud. D. Koole) wilde niet verder gaan dan een broederlijk vermaan (het voorstel-Bergsma, het woord „verzoeken" te vervangen door „vermanen", nam de commissie graag over).
De prae-adviseur, prof. Van 't Spijker, zei, wat het voorstel-Brons betreft: u gaat er al van uit dat er kerken zijn die zich niet aan de uitspraken zullen houden! U moet niet verder gaan dan het commissievoorstel. Anders moet u gaan onderscheiden: welke afwijking raakt het belijden, het wezenlijke? Verder: in de kerk kennen we ook nog de tolerantie. Ook daarmee zou u te maken krijgen. Ds. J. Brons wilde het voorstel toch handhaven. Het komt uit de praktijk voort! Het is een ernstige zaak. Men is zélf bezig zich buiten het verband te plaatsen!
Over welke zaken het gaat? Zeker, over het zich niet houden aan art. 69 K.O. Het niet collecteren voor bepaalde kassen ligt toch anders. En of het gaat over het niet laten vervullen van bepaalde classisbeurten, is nog de vraag.
Ds. J.P. Boiten, die eerder had voorgesteld de hele instructie niet te aanvaarden, omdat we immers de kerkorde hebben, waarin afspraken staan, trok zijn voorstel in. Het commissievoorstel (broederlijk vermaan) werd aanvaard. Het aanvullende voorstel-Brons werd verworpen.
In de avondvergadering kwam het rapport over de Evangelisatie in behandeling. Gezongen werd ps. 49:1. De deputaten ds. J. Vogel en P. de Korte (penningmeester) werden welkom geheten.
De synode van 1980 had deputaten opgedragen, zich te bezinnen op de positie van de evangelist in de kerken. Deze bezinning had nu plaats gevonden. De evangelist zoals wij die kennen, is een andere dan hij, die in het Nieuwe Testament zo genoemd wordt.
De gemeente mag gebruik maken van de arbeid van iemand, die met het oog op het werk door een speciale opleiding de gaven van de Geest heeft ontwikkeld en daarvoor vrijgesteld wordt. Artikel 3 van de kerkorde biedt mogelijkheden tot het spreken van een stichtelijk woord.
Deputaten hadden zich verder bezonnen op het wezen van de evangelisatie en waren gekomen tot een definitie van evangelisatie. Ook over het andere werk werd gerapporteerd: Project-'82 (waarover geen eenstemmigheid bestond), conferenties, het blad „Ga", Licht en Waarheid/Echo, de werkterreinen, de Stichting tot verbreiding van het evangelie onder Moslims, de arbeid van de functionaris, ds. J. Kievit, en de financiën. Mocht de synode beslissen, dat het evangelisatiewerk in Eeklo (België), waarover een afzonderlijke commissie adviezen uitbrengt, voortaan onder deputaten voor de evangelisatie zal vallen, dan zou een hogere minimumbijdrage nodig zijn.
Vanuit de synode werd uit verschillende monden kritiek gemaakt op de bezinning over het wezen van de evangelisatie en de „definitie". Ontbreken er niet wezenlijke zaken? Moeten we niet veel duidelijker en ook veel eenvoudiger spreken? Wordt het „getuigen" niet pijnlijk gemist? Is er een nieuwe zienswijze? Had er over „Project-'82" toch niet een positiever leiding kunnen komen? Heeft de Evangelische Alliantie wel de juiste aandacht gehad? Wat is evangelisatie? Mogen we de weg nog wijzen naar Jezus, naar het leven? Bepaalt ds. J. Kievit het gezicht van deputaten? Hoe staan deputaten tegenover het artikel in „Ga", van de hand van ds. G.L. Born, eerder in deze synode even genoemd toen het over het redactionele beleid van „De Wekker" ging? Is de studie over de positie van de evangelist nog wel nodig, nu de synode in een ander verband een besluit genomen heeft over art. 3 van de kerkorde? Hoe is de positie van ds. J. Kievit ten opzichte van deputaten en ten opzichte van de kerkeraad van Ermelo? Hadden deputaten van tevoren al kennis kunnen nemen van het standpunt van ds. Kievit ten aanzien van kernwapens? Vloeit zijn stellingname voort uit zijn evangelisatie-opdracht?
Zijn deputaten voor hun werk aan „Licht en Waarheid" gebonden aan de bepaalde bijbelvertaling? Hoe wordt de hoogte van de subsidies vastgesteld?
Namens de commissie sprak de rapporteur, ds. A.W. Drechsler. Ook de commissie had kritiek op de definitie. De studie over de (ambtelijke?) positie van de evangelist vonden we wel goed. Wat de verhouding ds. J. Kievit- Ermelo betreft, met de vermelding, dat die verhouding geen formaliteit is, hadden we geen argwanende bedoeling.
Namens deputaten antwoordde ds. J. Vogel. In 1977 was er een rapport over de sociale positie van de evangelist. Andere aspecten waren toen blijven liggen. We willen geen ambt van evangelist.
Wat de bezinning betreft, die was allereerst naar onszelf toe bedoeld. Als God met zijn Woord komt, dan is dat een verlossend woord. U gelooft toch wel, dat wij de diepte van zonde en genade niet willen verwaarlozen. Wat de verhouding van woord en daad betreft, deputaten willen die twee aspecten niet van elkaar losgemaakt zien. Wat de Evangelische Alliantie betreft, daar is onduidelijkheid over. Kerken zijn daar geen lid van. Daarom zijn wij in de persoon van ds. Kievit waarnemer.
Er is geen geformaliseerd overleg tussen deputaten en de kerk van Ermelo.
De vraag over kernwapens is hier niet aan de orde. Het zou onjuist zijn om daar nu en hier op in te gaan.
Deputaat De Korte ging nog op financiële punten in. Ten aanzien van Antwerpen zullen deputaten in de toekomst nog wel een hogere bijdrage moeten geven.
De tijd van de avondvergadering was voorbij. Verdere behandeling van dit agendapunt werd uitgesteld tot vrijdag.
Prof. Coetzee ging de vergadering voor in dankgebed.

Donderdag 29 september 1983
De praeses opende de vergadering van deze dag. Gezongen werd ps. 146:4 en 5. De Schriftlezing was ps. 146. De praeses bad om Gods leiding.
Deze dag was ds. K.J. Velema vervangen door ds. H.H. Klomp; 's morgens en 's middags ds. K. Boersma door ds. B. Bijleveld. Dit laatste betekent, dat ik als verslaggever voor het gebeurde 's middags en 's avonds dankbaar gebruik maak van aantekeningen van ds. J. Plantinga. De ouderlingen G. Evers en M.J. de Vries waren vervangen door resp. de ouderlingen H. Verhey en G.G. van Wijngaarden.
Laatstgenoemde is ook nog steeds penningmeester, quaestor, van de synode. Zijn rapport stond nu op de agenda. Er is een goed financieel beheer geweest en de synode had geen vragen. Zijn beleid werd goedgekeurd. De synode dechargeerde hem onder dankzegging voor de gestadige inzet; de praeses voegde er een speciaal dankwoord aan toe. Br. Van Wijngaarden treedt nu als zodanig af na een arbeid van 21 jaar.
Aanvullend werd de begroting van de quaestor voor de komende drie jaar behandeld. De begroting werd goedgekeurd.
De synode ging in comité.
Na de koffiepauze deelde de praeses mede, dat de synode, onder dankzegging aan deputaten voor Financiële zaken, wier beleid goedgekeurd was, had besloten:
- aan alle beheerders van kerkelijke kassen décharge te verlenen voor het over de periode 1980 t/m 1982 gevoerde financiële beleid en beheer;
- deputaten op te dragen, bij de voortduur aandacht te schenken aan de ontwikkeling van de premieheffing volksverzekeringen en bij het jaarlijks verstrekken van de richtlijnen voor predikantstraktementen melding te maken van het zgn. werkgevers- en werknemersdeel in de premieheffing;
- a. de kerkeraden er nogmaals op te wijzen dat de in goed overleg gezamenlijk aanvaarde taken door alle kerken gezamenlijk dienen te worden gefinancierd;
b. er bij de classes op aan te dringen dat zij kerkvisitatoren wijzen op hun taak bij kerkvisitatie aandacht te schenken aan de tijdige en volledige afdracht van de minimum-bijdragen; - voor de jaren 1983 t/m 1985 een bedrag van ƒ 56.640,— aan accountantskosten ter beschikking te stellen.
Aan de orde was nu het rapport van deputaten voor Onderlinge Bijstand, dat is het deputaatschap dat kerken steun biedt, die niet uit eigen inkomsten alleen tot het beroepen van een predikant kunnen overgaan. De praeses heette de deputaat N. Haazebroek welkom, die naast reeds in de synode aanwezige deputaten vragen kon beantwoorden.
De toezeggingen uit dit deputaatschap zijn toegenomen. Daarnaast zijn er ook steeds kerken nalatig in de afdracht. De exploitatierekening van kerken, die steun ontvangen, zijn dikwijls gunstiger dan verwacht, zodat niet alle toegezegde steun behoeft te worden uitgekeerd. Sinds 1977 mogen ook kerken met minder dan 250 leden terugbetaling vragen van maximaal 75% van de afgedragen collecte voor deze kas.
Deputaten hadden ook het verzoek ontvangen van de kerk te Eindhoven, steun te geven aan de Ned. Geref. Kerk in Maastricht. Aan de synode werd gevraagd, deputaten te instrueren in hoeverre aan dit verzoek tegemoet te komen zou zijn.
De commissie (rapporteur diaken D.M. v.d. Leeden) stelde, dat waakzaamheid voor deze kas geboden is. Stijging van uitkeringen kan het vermogen onder de norm doen zakken. De commissie meende, dat het niet mogelijk zou zijn om aan het verzoek van Eindhoven te voldoen.
Een vraag over dit deputaatschap betrof het geval, dat een classis besloot om een kleine gemeente financieel te helpen. Wordt dit bedrag dan van de bijdrage afgetrokken? Deputaten houden zich aan de instructie, maar willen zich hierop nog verder beraden.
De voorstellen werden aangenomen en de deputaten ontvingen de dank der synode.
Het volgende agendapunt betrof Deputaten voor Kerkbouwaangelegenheden. Het belangrijkste punt in de verslaggeving hierover is, dat de tot 1983 aangegane verplichtingen in de verslagperiode de limiet, die sinds 1980 gold (250% van het eigen vermogen mag als gegarandeerd toegezegd worden) aanzienlijk is overschreden. De steuntoezeggingen zijn aanzienlijk toegenomen. De commissie (rapporteur diaken D.M. v.d. Leeden) kon zich na beraad verenigen met de voorstellen van deputaten, nl.
- de functie van het eigen vermogen wordt gewijzigd, zodat het geen garantiefunctie meer heeft, maar dient als bron van inkomsten en als dekkingsmogelijkheid voor eventuele tekorten;
- voor de jaren 1984 t /m 1986 wordt het bedrag van nieuwe steuntoezeggingen bepaald op ten hoogste ƒ 400.000, - per jaar.
De deputaten C. van Drieënhuizen en G. Ploeg waren voor het beantwoorden van vragen aanwezig.
Op de vraag vanuit de synode, of deputaten aan de toegezegde verplichtingen kunnen voldoen, kon geantwoord worden, dat hier duidelijk rekening mee gehouden is. Met de voorhanden zijnde mogelijkheden moet ook gerekend worden.
De commissievoorstellen werden geaccepteerd en de deputaten ontvingen de dank van de synode.
De praeses stelde nu het rapport van deputaten voor hulpverlening in binnen- en buitenland aan de orde. De aanwezige deputaten, drs. W.C. Moerdijk, en ds. ir. P. Pellikaan, werden welkom geheten.
Deputaten hebben verslag gedaan van een groot aantal hulpverleningen. Geconstateerd moet worden, dat de bijdragen vanuit de kerken de neiging hebben te dalen. Daar mag niet direct uit geconcludeerd worden, dat er minder offervaardigheid zou zijn, omdat wel bekend is, dat tal van plaatselijke gemeenten plaatselijke projecten hebben.
Wanneer Zendingsdeputaten vrijheid krijgen om mee te doen in „Eukumindo" (hierover is eerder verteld) dan achten deze deputaten het gewenst om ook daarin een waarnemer te hebben.
Vanuit de synode werd gevraagd naar de offervaardigheid en naar bepaalde steunprojecten, zoals deze in de gegeven lijst voorkomen. De zgn. „kleine projecten" geven meer betrokkenheid van plaatselijke kerken, de commissie (rapporteur ds. A.W. Drechsler) vond, dat er enige bezuiniging moet worden betracht. De deputaten juichen kleine projecten, plaatselijk overgenomen, toe, maar het is niet steeds eenvoudig. Steun aan mensen, die in het kader van geloofszendingen willen uitgaan, is maar in geringe mate mogelijk.
Het beleid blijft erop gericht, niet maar personen of projecten te steunen, maar kerken.
De deputaten ontvingen de goedkeuring en veel dank voor het vele werk.
Na de koffiepauze kwam opnieuw het rapport van deputaten Geestelijke verzorging van militairen in bespreking. Deputaat ds. H.W. Eerland was opnieuw aanwezig.
De bespreking werd voortgezet van het punt af, waar ze was afgebroken, nl. toen ds. J.H. Velema had voorgesteld, dat meer dan ooit bij de werving van legerpredikanten zou worden geïnformeerd naar hun houding ten aanzien van de kernwapenproblematiek, opdat duidelijk zou worden dat zij het bestaansrecht van de krijgsmacht loyaal kunnen aanvaarden.
Uit de synode werd nu het volgende naar voren gebracht:
- de bedoeling van ds. J.H. Velema is wel aan te voelen, maar de kerk mag geen bindende denkpatronen opleggen met betrekking tot de kernwapenproblematiek.
- verschillende legerpredikanten uit onze kerken hebben de hoofdlegerpredikant geschreven over de brief van ex-minister De Geus. Deze predikanten willen loyaal zijn ten opzichte van de krijgsmacht, maar worden door De Geus geen bindingen opgelegd?
- Wat de „veertien predikanten" betreft, dezen willen uitgaan van Schrift en belijdenis. Deputaten-militairen hebben twee vergaderingen gehouden met de predikanten die de hoofdlegerpredikant hadden geschreven. Deze gesprekken met deputaten zijn in goede sfeer verlopen. Grote moeite met het voorstel-Velema.
- De krijgsmacht is niet los te maken van de kernwapens. Het voorstel-Velema verdient steun.
Ds. P. den Butter diende als voorstel in, dat bij hen die thans als predikant in de krijgsmacht dienen, naar hun houding ten opzichte van de kernwapenproblematiek zou worden geïnformeerd.
De rapporteur, ds. J. Plantinga, maakte bezwaar, dat de zaak van de kernbewapening op deze wijze op de synode aan de orde werd gesteld.
Deputaat ds. H.W. Eerland was niet gelukkig met het voorstel-Velema. Deputaten spreken er reeds over.
Ds. J.H. Velema antwoordde, dat hij het voorstel niet zou hebben gedaan, als in het rapport niet de kernwapenproblematiek aan de orde was gesteld.
De praeses gaf nu het woord aan de praeadviseurs.
Als eerste sprak prof. Van 't Spijker, zelf nog steeds reserve-legerpredikant.
Wij kunnen het leger niet missen. De legerpredikanten hebben in hun functie vandaag heel wat mee te maken.
Hij ontraadde het voorstel-Velema, reeds op kerkrechtelijke gronden, omdat het niet rechtstreeks uit het deputatenrapport voortvloeide. Bij aanneming van dit voorstel zou de synode de schijn op zich laden, een besluit te hebben genomen over de kernbewapening.
Prof. Van Genderen achtte het voorstel-Velema onjuist. Dit criterium mag niet aan legerpredikanten worden opgelegd.
Prof. Oosterhoff achtte het voorstel-Velema op onjuiste wijze hier ter tafel. Iemand kan loyaal zijn ten aanzien van de krijgsmacht, terwijl hij tegelijkertijd grote moeite heeft met de kernbewapening.
Prof. Velema zei: de vraag is: heeft de synode het recht, te spreken over de eisen, die aan de geestelijke verzorging gesteld moeten worden? Zijn mening was: ja. Wanneer een predikant principieel dienstweigeraar is, dan kan hij niet door de kerken worden ingezet als legerpredikant.
Ouderling D. Koole had het volgende voorstel ingediend: deputaten op te dragen, bij de werving van legerpredikanten de visie van kandidaten op plaats en betekenis van de krijgsmacht in ons staatsbestel grondig na te trekken en in gevallen, waarin het aan duidelijke loyaliteit ten opzichte van de functionering van onze krijgsmacht ontbreekt, niet tot aanstelling als zodanig over te gaan. De hoogleraren Van ' t Spijker en Van Genderen adviseerden de synode, dit voorstel over te nemen. Ds. H. v.d. Schaaf had een voorstel ten aanzien van de recruten.
De commissie kreeg de opdracht, de voorstellen te bezien en met voorstellen te komen. De morgenvergadering was voorbij.
In de middagvergadering was drs. G.C. den Hertog vervangen door ds. P.N. Ribbers en oud. G. den Hertog door oud. W. Westerhuis. Gezongen werd ps. 119:53 en 65.
Aan het begin van de middagvergadering diende de commissie gewijzigde voorstellen in, die, als volgt luidend, unaniem werden aangenomen:
- deputaten op te dragen, zich te bezinnen over de moderne bewapeningsproblematiek en hierover aan de volgende synode te rapporteren;
- deputaten op te dragen bij de werving van legerpredikanten de visie van kandidaten voor deze functie op de plaats en de betekenis van de krijgsmacht in ons staatsbestel grondig na te trekken en in gevallen waarin het aan duidelijke loyaliteit ten opzichte van doel en functioneren van onze krijgsmacht ontbreekt, niet tot voordracht over te gaan;
- er bij de kerkeraden op aan te dringen de dienstplichtige recruut mede te wijzen op zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de protestantse geestelijke verzorging.
De deputaten ontvingen de dank der synode.
Voor een andere zaak ging de synode in comité.
Twee rapporten kwamen nu tegelijk in behandeling: dat van de archivarissen van de synode en dat van deputaten voor de controle van het archief van de synode. De commissie (rapporteur ds. J. van Dijken) had waardering en geen aanmerkingen. Zonder discussie keurde de synode het werk van de deputaatschappen goed.
Nu was aan de orde het rapport van deputaten voor contact met de kerkjeugd. De secretaris van deputaten, ds. G. Bijkerk, werd welkom geheten. De voorzitter, ds. K. Boersma, zou deze avond in de synode terugkeren.
Deze deputaten hadden gerapporteerd, dat zij er niet in geslaagd waren om de eendracht in het jeugdwerk in onze kerken te herstellen en dat er veel zorgen en moeiten zijn, waarin deputaten de synode deden delen. Over het opgedragen „nader onderzoek" is met de CGJO gesproken, over de opheffing van het blad „Tijdsein", over verbreding van het werkterrein en over de vraag naar „verkerkelijking" van het kerkelijke jeugdwerk. Deputaten hebben nu ook gesproken met jeugd buiten de CGJO, die een voorzichtige vorm van organisatie begonnen zijn. Veel aandacht is er geschonken aan het contact met jeugdouderlingen, met het studentenwerk en de Werkgroep Contact Studerenden (WCS). Deputaten deden een voorstel ten aanzien van een studentenwerker. Met het blad „DIA" is er in zoverre een relatie, dat tot nu toe benoeming van leden van het stichtingsbestuur niet plaats vond zonder deputaten. Er zijn kerken die een relatie tot „DIA" niet juist vinden. Er is ook een vraag binnengekomen, of onze kerken niet vertegenwoordigd moeten zijn in het Contact-in-Overheidszaken-Bijzonder Jeugdwerk (C.I.O.-B.J.). Wat betreft het „nader onderzoek naar de leef- en denkwereld van onze jongeren" zijn deputaten tot de conclusie gekomen, dat zulk een onderzoek alleen juist en vruchtbaar kan geschieden indien het vakkundig wordt opgezet. Zij hebben ook deputaten Kerk en Onderwijs bij het overleg hierover betrokken en hebben in eerste instantie iemand aangetrokken, die een verkennend sociologisch onderzoek in twee gemeenten heeft laten uitvoeren op heel bescheiden schaal.
De commissie (rapporteur ds. J. van Dijken) vond, dat, als de CGJO er wil zijn voor de totale kerkjeugd, het nodig zal zijn dat ook de totale kerkjeugd zich zal kunnen herkennen in het materiaal van de bond, in de medewerkers en in de samenstelling van het bestuur. De deputaten hadden wel beter kennis mogen nemen van de serie schetsen „Handreiking", waarmee in de kring van verenigingen buiten de CGJO wordt gewerkt. De juistheid van de aanstelling van een studentenwerker werd door de commissie betwijfeld.
Overigens had het studentenwerk veel waardering van de commissie, alsook het blijvende contact met jeugdouderlingen. De commissie vond het een vorm van subsidie, dat deputaten (reeds jaren) de abonnementen op het blad „DIA" betalen, die aan de kerkeraden worden toegezonden. Zij vond, dat dit niet tot de competentie van jeugddeputaten behoort. Het voorgestelde „nader onderzoek" vond de commissie toch te breed. De aangetrokken socioloog is geen lid meer van onze kerken. Affiniteit tot onze kerken is toch wel nodig. Overigens: als kerk lopen we toch het gevaar, dat we ons bekommeren om vele dingen, maar het éne nodige teveel uit het oog verliezen. Er zijn jongeren die (rechts of links) de kerk uitlopen, terwijl ze het ene nodige niet kennen. Er is een zware taak, ook voor deze deputaten.
Het rapport kreeg, als steeds, een grote bespreking.
Wat bedoelen deputaten met de studentenwerker? Hoe denken deputaten over sommige activiteiten van de CGJO, b.v. op bondsdagen? Gaat het verschil over taal en woordkeus, of ook over diepere dingen? Wat „DIA" betreft: in 1980 is gezegd: geen subsidie. Nu dus wel? Een breed onderzoek en een betaalde kracht, dat moet onjuist geacht worden. Wat moet er verstaan worden onder: enerzijds een logeslagen jeugd, anderzijds een harde orthodoxie zonder liefde? Jeugdwerk buiten de CGJO kent een massale opkomst, b.v. op Tweede Pinksterdag. Waarom schakelen deputaten iemand als Gijsbert Buijs in, die geen lid van onze kerken is? Is het wel juist, in het jeugdwerk de invloed van jeugddeputaten te versterken? Hoe denken deputaten die gemeenten te vermanen, die niet voor het Jeugdsteunfonds collecteren, als de verontrusting niet wordt weggenomen? Wil de CGJO de hele jeugd bereiken? Gaat ze wel in op de vragen?
Ds. J. Brons wilde een amendement indienen op het commissievoorstel, dat een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de jeugd van de kerk beklemtoonde. Ds. H. v.d. Schaaf had een ander voorstel voor de commissie-Bijzonder Jeugdwerk.
De rapporteur, ds. J. van Dijken, zei dat de commissie de moeite van de CGJO wel begrijpt, maar toch meent dat de CGJO meer kan doen. Met de CGJO zelf heeft ze geen contact gehad: dit is de taak van deputaten.
Wat „DIA" betreft: dit is niet als subsidie gezien, maar als dienstverlening. Met de ingediende amendementen kon de commissie wel accoord gaan.
Over de persoonlijke zaak ging de vergadering in comité.
Na de etenspauze waren de primi-afgevaardigden K. Boersma en G.C. den Hertog weer aanwezig. Gezongen werd ps. 72:8 en 9.
Deputaat ds. G. Bijkerk beantwoordde vragen. We spreken de CGJO aan op haar bedoeling. Wat „DIA" betreft: dit is een heel oude afspraak. Het onderzoek? Het moet o.i. zinvol zijn. Daarom is deskundigheid nodig. In informeel gesprek met de CGJO blijkt wederzijds begrip. In de kring van deputaten verschillen we over „verkerkelijking", al is niet te zeggen dat gesprekken daarop stranden. Deputaten zijn overtuigd van de herderlijke taak en plaats van de kerk tegenover de jeugd.
Ds. P. den Butter had enige wijzigingen in de voorstellen van de commissie. De subsidie aan „DIA" is te beëindigen per 31 december 1983. De ouderlingen A. Bergsma en L. Hartog hadden wijzigingsvoorstellen, zo ook diaken D.M. v.d. Leeden en ds. J. Westerink.
De bespreking werd afgebroken.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1983

De Wekker | 8 Pagina's

Generale synode Rotterdam 1983 (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1983

De Wekker | 8 Pagina's