Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gesprek over kern(bewapenings)vragen (I)

Bekijk het origineel

Gesprek over kern(bewapenings)vragen (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was niet te verwachten (en ook niet de bedoeling), dat de brief van veertien Chr. Geref. predikanten over vragen rond de kernbewapening - gepubliceerd in Trouw van 10 sept. j.l. - een laatste woord zou zijn. Er tekent zich, nu ook in onze kerken, een verschil van inzicht af tussen diegenen die menen dat een christen het bezit van kernwapens wel mag aanvaarden en degenen die menen dat dat niet mag. In een recent artikel over die tegenstelling schreef iemand terecht: „. . . dat een afbreken van de dialoog over de kernbewapening een van de slechtste dingen is die ons kan gebeuren. Beide partijen moeten er alles aan doen om het gesprek gaande te houden en om er voor te zorgen dat het ook een werkelijk gesprek is en niet een langs elkaar heen praten."*)
In de laatste zin is een belangrijke voorwaarde genoemd waar onze reacties op elkaars standpunten aan zullen moeten voldoen. Daaraan kan nog worden toegevoegd, dat die reacties zich hebben te richten op de zaak, en niet op personen. Nu we door de redactie van ons blad in de gelegenheid worden gesteld, in te gaan op hetgeen geschreven werd door prof. van 't Spijker, ds. J.H. Velema en de heer Koole (door laatstgenoemde ook in het Haagse Kerkblad), hopen we ons aan die voorwaarden te houden.
Het zal dienstig zijn, eerst de aanleiding tot het schrijven van onze brief, en de achtergrond ervan, uiteen te zetten.
Begin september berichtte Trouw, dat ruim honderd voorgangers van diverse kerken een oproep, gericht tegen de plaatsing van nieuwe kernwapenen, hadden getekend. De kop boven dat artikel vermeldde echter alleen, met nadruk, de ondertekening door vijf chr. geref. predikanten. Dit wekte op z'n minst de indruk, dat het in de oproep vertolkte standpunt nauwelijks verenigbaar werd geacht met het behoren tot de Chr. Geref. kerken. Kennelijk leeft buiten onze kring de gedachte, dat het chr. geref. zijn gekenmerkt wordt door het er op na houden van een bepaald geheel van opvattingen en meningen, zodat zij die blijk geven van andere gedachten, naar chr. geref. norm uitzonderlijke figuren zijn, van wie betwijfeld moet worden of ze wel het ware chr. geref. - zijn vertegenwoordigen.
Helaas valt niet te ontkennen, dat dit beeld gevoed wordt door de manier waarop binnen onze kerken maar al te vaak wordt omgegaan met meningen die afwijken van het gangbare (of gangbaar geachte) patroon. Te weinig wordt wellicht nog beseft, hoezeer mensen die toch van harte chr. geref. zouden willen zijn en blijven, het daardoor in onze kerken in toenemende mate benauwd krijgen.
Hoewel nu niet ieder van ons de straks genoemde „Oproep" wenste te ondertekenen, vonden we in het zojuist vermelde toch aanleiding, om op de opvallende kop in Trouw te reageren door het inzenden van onze brief. Het was onze bedoeling zó uit te komen voor een standpunt dat we binnen de Chr. Geref. kerken in trouw aan Schrift en belijdenis meenden te mogen innemen.
„In trouw aan Schrift en belijdenis": die woorden slaan terug op déze zin uit onze brief: „Als predikanten in de Chr. Geref. kerken weten wij ons verplicht tot gehoorzaamheid aan de heilige Schrift en trouw jegens de gereformeerde belijdenis".
De bedoeling van die zin was zeker niet, ons zo bij voorbaat veilig te stellen tegen kritiek op onze positiekeuze! Terecht stelt br. Koole, dat wij deze keuze niet met een voluit „alzo spreekt de Here" hebben onderbouwd. Toch slaat ook hij het gezag dat we (door de verwijzing naar ons verstaan van de Schrift) aan onze boodschap hebben meegegeven wellicht nog te hoog aan. Wij voor ons menen, dat onze stellingname vanuit Schrift en belijdenis te verantwoorden is. Maar onze brief is tegelijk een uitnodiging tot toetsing! Dat blijkt ook uit de formulering: „toch menen wij juist op grond van het luisteren naar dit Woord deze dingen te kunnen zeggen? Er staat welbewust: kunnen, niet: moeten. Dat is een voorzichtige en terughoudende manier van zeggen, die u bij Amos of Habakuk tevergeefs zult zoeken. Die zeggen inderdaad: zo spreekt de Here - en dan is discussie niet meer mogelijk. Maar dat is wezenlijk iets anders dan wat in onze brief staat (vraag 3 van prof. van 't Spijker). Daaruit blijkt al, dat deze niet bedoeld is als een „profetische" boodschap, zeker niet in de oudtestamentische zin van dat woord. Dan eerder nog in de nieuwtestamentische zin, waar van het woord van de profeten geldt: „en de anderen moeten het beoordelen" (1 Cor. 14:29). Maar liever zien we er geheel van af, onszelf het etiket „profetisch" op te plakken. We hebben onze overtuiging uitgesproken, maar zijn bereid ons te laten overtuigen van het verkeerde of zelfs onschriftuurlijke en onconfessionele van deze keuze. En zeker hebben we niet willen stellen dat ieder die onze overtuiging niet deelt, daarmee blijk zou geven van een mindere trouw aan Schrift en belijdenis, zodat de kerken gedwongen zouden worden om uit te maken wie nu met z'n visie het méést trouw is (vraag 1 van prof. van ' t Spijker).
Zolang echter het onschriftuurlijke en onconfessionele van onze positiekeuze niet is aangetoond, willen we er voor opkomen dat er binnen onze kerken ruimte zal zijn voor het hebben van deze overtuiging en het uiten ervan. Onze kerken mogen én willen toch geen engere grenzen (er)kennen dan die van Schrift en belijdenis?
Het blijft dan nog een zinnige vraag of het goed en verantwoord is, dat een groep predikanten deze overtuiging zó kenbaar maakt als nu is gebeurd. Prof. van ' t Spijker en br. Koole hebben daarover vragen gesteld op een wijze die een goed gesprek mogelijk maakt, en in een volgend artikel willen we daar graag op ingaan. Maar het zal goed zijn, in de brief niet meer te lezen dan er echt staat. Zo is het bepaald een misverstand dat in onze brief een oproep zou voorkomen, om de politieke partijen in de geest van onze keuze te beïnvloeden (Koole) of om in het stemhokje gehoor te geven aan onze mening (van 't Spijker vraag 4). Die oproep staat in onze brief niet te lezen. Hij draagt ook niet de naam of het karakter van een oproep. De brief wil niet anders bieden dan een verantwoording over eigen positiekeuze, geschreven als reactie op een kranteartikel en mede ter rechtzetting van een uit dat artikel blijkende misvatting over de inhoud van het chr. geref. zijn.
Dit verklaart ook de beperktheid van de brief. Terecht is gezegd dat er over het kernwapenprobleem in een breder kader en met diepere fundering te spreken is dan in onze brief gebeurde. Maar wie een reactie schrijft in een krant, kán geen alzijdige behandeling bieden van alle vragen die aan de orde zouden moeten komen.
Bovendien is deze beperktheid (zo men wil: eenzijdigheid) ook zakelijk wel te rechtvaardigen. Een standpuntbepaling inzake de kernbewapening is uit onze kring nog zelden vernomen, terwijl dit met betrekking tot andere vragen anders ligt. Men zal bij voorbeeld niet spoedig geneigd zijn te denken, dat chr. geref. predikanten de gevaren van het communisme niet zouden willen erkennen, of geen diepe zorg zouden hebben over de ontwikkelingen op het punt van de abortuspraktijk.
Intussen hopen we in een volgend artikel er blijk van te geven, dat wij ook van déze en dergelijke problemen wel degelijk de ernst onderkennen, o.i. moeten ze ook gezien worden in samenhang met het kernwapenvraagstuk, als uitingen van eenzelfde beginsel, namelijk de hoogmoed van de mens, die de door God gestelde grenzen overschrijdt.

G.C. den Hertog
W. Steenbergen

*) K. van der Bruggen, „Moderne bewapening en ethiek", in: Kernvraag no. 85, aug. 1983, blz. 16; uitgave onder verantwoordelijkheid van de hoofden van dienst van de prot. en r.k. geestelijke verzorging bij de krijgsmacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1983

De Wekker | 12 Pagina's

Gesprek over kern(bewapenings)vragen (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1983

De Wekker | 12 Pagina's