Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom de Doopvont (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de Doopvont (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit tweede artikel naar aanleiding van het grote Doop-boek dat enkele maanden geleden verschenen is, willen we wat dieper ingaan op bepaalde zaken, die in dit boek aan de orde komen of uitdrukkelijk aan de orde worden gesteld.

Spanning
Wie dit boek leest en op zich laat inwerken hoe in de loop van de geschiedenis over de doop is gedacht en geschreven komt onder de indruk van het feit dat in het verleden het heden ligt.
Met het heden bedoelen we de huidige situatie van de verscheurdheid van de gereformeerde gezindte ten gevolge van de strijd rond de doopvont, de betekenis van de doop en de in de doop verzegelde belofte. Tegelijk bedoelen we met dit heden ook de verschillen die er in een en dezelfde kerk te vinden zijn en die tot allerlei spanningen kunnen leiden.
Die verschillen komen niet zo maar uit de lucht vallen.
Concreet: als Kuyper met nadruk de veronderstelde wedergeboorte heeft geleerd of als de Gereformeerde Gemeenten het verbond der verlossing en het genadeverbond laten samenvallen en niet van drie, maar van twee verbonden willen weten, en als we als Christelijke Gereformeerde Kerken tegen beide opvattingen bezwaar hebben gemaakt en nog maken dan kan men zich in beide gevallen op de historie beroepen en kunnen voor beide opvattingen argumenten worden aangedragen uit vorige eeuwen toen deze meningen ook gehuldigd werden. En datzelfde geldt van de bezwaren tegen deze standpunten. We kunnen ons allen op de historie beroepen.
De hoofdstukken in dit boek die handelen over het Labadisme en het Puritanisme laten duidelijk zien hoe toen dezelfde dingen aan de orde waren; ja hoe de opvattingen van toen doorwerken tot op vandaag toe. Ook in de hoofdstukken over de doopsopvatting van de reformatoren wordt reeds iets van de spanning getekend die in later eeuwen tot explosie kwam.
Het is ook ontdekkend om het hoofdstuk te lezen over de Afscheiding, waarin duidelijk wordt getekend hoe de strijd over de doop ook in de oude Chr. Geref. Kerk heeft gewoed, verdeeldheid heeft gebracht, kerkelijke uitspraken opleverde en broeders (en zusters) van elkaar verwijderde.
Die spanning zou kunnen worden weergegeven met enkele begrippen, die steeds weer terugkeren.
We noemen de vraag: kan er onderscheid worden gemaakt tussen een inwendig en uitwendig verbond? Het uitwendig verbond raakt allen die gedoopt worden; het inwendig verbond alleen de ware gelovigen. Is het legitiem om het zo te stellen? Deze oplossing heeft men voorgesteld.
Een andere vraag raakt het karakter van de belofte. Is de belofte voorwaardelijk of onvoorwaardelijk? Wordt de belofte altijd vervuld of is de vervulling van de belofte afhankelijk van ons geloof? Een belangrijke vraag die van enorme betekenis voor de rechte schriftuurlijke prediking is. Als de belofte onvoorwaardelijk wordt genoemd dan spreekt men ook heel gemakkelijk over een inwendig verbond. Maar men onderscheidt niet dat de gave van de belofte onvoorwaardelijk is maar dat de vervulling van de belofte plaats vindt in de weg van het geloof, dat overigens ook in de belofte begrepen is en een gave is van God zelf.
Nog anders: moeten we uitgaan van het verbond of van de verkiezing? Wie uitgaat van de verkiezing - aldus Graafland (495) - legt de nadruk erop dat wat God belooft Hij ook waarmaakt en dus komen alleen zij voor de belofte in aanmerking die ook metterdaad (zullen) geloven. Wie daarentegen uitgaat van Gods verbond wil de volle ruimte toekennen aan Gods verbond, maar laat ook de volle verantwoordelijkheid rusten op het antwoord van de gemeente. Gods verbond en beloften worden ernstig genomen, maar toch niet met de verkiezing gelijkgesteld. Er blijft een marge over van de onmogelijke werkelijkheid van het ongeloof.
Nogmaals citeren we Graafland, die aantoont dat dit verschil doordringt ook in spiritualiteit. Wie uitgaat van de verkiezing zal een geloofsleven hebben dat meer naar binnen is gekeerd „waarbij de bevindelijke werkelijkheid van de wedergeboorte een voorname rol speelt en pok de kenmerken daarvan". Bij de tweede opvatting is het geloof meer naar buiten gericht op het Woord, op Christus en de belofte en krijgt het innerlijke leven een geringere aandacht. Dat laatste behoeft niet, maar het staat ongetwijfeld in een ander kader.
De spanning hier bedoeld kan nog anders worden geformuleerd. Het is de spanning tussen schenken en toeëigenen, óf - zoals in het laatste hoofdstuk wordt gezegd - tussen hebben en krijgen.
Het draait ten diepste in dit alles om dezelfde zaken. Het gaat om deze grote vraag: is de doop nu het bewijs van het bezit van genade of is de doop het zegel van de belofte van genade?
Wat betekent het „hebben" in Christus als tegelijk wordt gezegd dat het ons toegeëigend moet worden door de Heilige Geest?
Het is duidelijk dat in verleden en heden sommigen, of velen genoeg hadden aan het hebben, het schenken, het verbondskind zijn zonder meer omdat dat voor hen tegelijk inhield dat „het" voor elkaar was, dat ze de genade hadden, dat ze Gods kinderen waren en dat niets hun meer kon overkomen. Soms lees ik in het Nederlands Dagblad advertenties die in deze geest zijn gesteld. Ze doen me huiveren en zeggen: zo is het niet en dat nooit, want dit is zielsmisleidend.
Anderzijds wordt ook soms zo het accent gelegd op het toeëigenen, op de wedergeboorte en de verkiezing op een wijze die Gods beloftewoord verdonkert en de vaste grond van Gods Woord onder de gemeente wegtrekt dat we ook huiveren en zeggen: ook zo mag het nooit. In sommige advertenties in het Reformatorisch Dagblad is er alleen plaats voor een „mocht het zo zijn".
Tussen die twee uitersten moeten we door in de gezonde schriftuurlijke spanning. Dat is meen ik het geheim, de moeite en het voorrecht van de schriftuurlijke verbondsbeschouwing.
Het zijn deze dingen, die weer scherp voor de geboeide lezer van dit mooie boek komen te staan.

Naar een doorbraak?
Het slot van Graafland's hoofdstuk houdt me persoonlijk erg bezig.
Na zijn brede uiteenzetting over de verschillende accenten die gelegd zijn en gelegd worden zegt hij (496) dat de verschillende nuanceringen binnen de gereformeerde traditie in het trinitarisch belijden altijd hun fundamentele eenheid hebben gevonden. Alleen zo kunnen we boven het boven geschetste dilemma - òf gerealiseerde genade òf geloven in en leven uit de belofte - uitkomen. Graafland vindt het daarom beschamend dat wat in het verleden binnen één bedding kon lopen, zij het niet zonder spanningen, nu in zoveel gescheiden riviertjes verloopt, aanvankelijk (schijnbaar) bruisend, maar al gauw rustig en zelfgenoegzaam voortkabbelend en tenslotte al meer uitdrogend. Logisch! „Wanneer accenten worden verabsoluteerd tot volledige waarheid, treedt altijd versmalling en verstarring op". Zo kan het niet langer voortduren, vindt Graafland. Daarom hoopt hij dat zijn verhandeling mag voeren tot een opnieuw luisteren naar elkaar en bovenal tot een samen luisteren naar de Schriften.
Daar kan ik me van harte bij aansluiten en dat wil ik ook graag heel duidelijk in deze artikelen over dit Doop-boek uitspreken.
Het is meer dan erg, ten hemel schreiend dat we op dit punt zo verschrikkelijk verdeeld zijn als kerken en zelfs tengevolge van dezelfde zaken scheidslijnen beginnen te lopen door één en dezelfde kerk. Let wel - geen duidelijk getrokken scheidslijnen. Maar als de spanning er uitgaat en de een overhelt naar de ene kant en de ander kiest voor de andere kant dan is er sprake van wijkende lijnen, van langs elkaar heenleven en soms tegen elkaar in preken.
Om die reden zou een „symposion" over de doop en haar betekenis van waarde kunnen zijn.
Het zou al van veel waarde zijn als personen uit verschillende kerken van gereformeerde belijdenis samen om de tafel gingen zitten. Op officieel kerkelijk niveau zal dat niet gaan, vermoed ik.
Maar op particuliere basis met het hoofdstuk van Graafland als uitgangspunt zou het misschien gaan, mits er figuren aanwezig zijn uit de Geref. Bond, onze kerken, de Geref. Gemeenten, de Geref. Kerken (vr) en de Ned. Geref. Kerken, liefst ook nog uit de Geref. Gemeenten in Nederland en de Oud. Geref. Gemeenten. De Geref. Kerken noemde ik niet eens omdat men daar vermoedelijk voor deze problematiek gaan aandacht meer heeft.
Het zou de moeite waard zijn het te proberen. Of het nog zal lukken?

Bevruchting
Interessant is ook de bijdrage van de Amsterdamse predikant drs. C. Blenk die schreef over Reveil, zending en oecumene.
In het slot van zijn betoog wijst hij op de samenwerking die de laatste jaren is gegroeid tussen „reformatorisch" en „evangelisch": E.O., E.H. en E.A. - de lezer kent de betekenis? Evangelische Omroep, Evangelische Hogeschool en Evangelische Alliantie, van welke laatste organisatie prof. dr. J.P. Versteeg onlangs voorzitter werd.
De schrijver wijst op de reikwijdte en de spanning die in deze samenwerking zit. „De gereformeerde belijdenis die wij naar „links" altijd in stelling brengen raakt hier geruisloos buiten spel. Gelukkig niet inzake het hart, de christologie, maar wel m.n. inzake de doop!" En daar aldus Blenk zit altijd meer aan vast: verbond, kerk, staat- enz.
Ook deze opmerking onderschrijven we van harte.
Maar niet minder de daarop volgende opmerking: Wij wensen geen breuk in dit nieuwe reveil, maar wel wederzijdse bevruchting en doorwerking.
Inderdaad - dat is wenselijk, nuttig en nodig. Ik meen ook dat het mogelijk is. Het zou de zaak van het Koninkrijk in deze landen zeer ten goede komen.
Er zijn inderdaad zowel in de groepen als in de kerken in de praktijk sommige zaken scheef gegroeid. Of misschien nog beter: verschillende zaken functioneren niet zoals ze zouden moeten en kunnen functioneren.
Al met al - de lectuur van dit boek geeft ons veel huiswerk op. En is dat niet een bijzonder grote verdienste van een boek, als dat kan worden gezegd bij het doornemen van de inhoud?

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1983

De Wekker | 8 Pagina's

Rondom de Doopvont (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1983

De Wekker | 8 Pagina's